Hoogste tijd voor debat met de burger over toekomst Europa

Met dank overgenomen van J.G.Ch.A. (Jan) Marijnissen i, gepubliceerd op donderdag 28 september 2000.

Dit artikel verscheen in het Rotterdams Dagblad van 28 september 2000

Vandaag krijgt de bevolking van Denemarken de kans ja of nee te zeggen tegen deelname aan de euro. Ook de Zweden en later de Britten worden op die manier betrokken bij de wijze waarop de Europese eenwording gestalte krijgt. In Nederland hebben burgers daarentegen geen enkele stem als het om “Europa” gaat. We mochten geen ja of nee zeggen tegen de komst van de euro en over toekomstige uitbreiding van de Europese Unie krijgen onze burgers ook al geen stem. Terwijl dat eigenlijk wel heel hard nodig is.

Door Jan Marijnissen, voorzitter Tweede-Kamerfractie SP en Erik Meijer, SP-afgevaardigde in het Europees Parlement

De Denen gaan wellicht, ondanks alle druk van de Deense regering, nej zeggen tegen deelname van hun land aan de euro. Dat zal zeker gevolgen hebben voor het oordeel later van de bevolking van Zweden en Groot-Brittannië. De angst voor een domino-effect speelde zeker mee in de resolute afwijzing onlangs van het voorstel van de Duitse eurocommissaris Verheugen voor een referendum over de uitbreiding van de Europese Unie.

Heel politiek Europa viel over hem heen. Het leek wel alsof zijn referendumplan een onzedelijk voorstel was. Er is echter niets onzedelijks en heel veel redelijks in het voorstel de bevolking van Europa te laten meepraten over de toekomst van Europa. En Verheugen zei niks verkeerds toen hij stelde dat we niet nog een keer dezelfde fout zouden moeten maken als toen de meeste Europese lidstaten zonder bevolkingsconsultatie instemden met het vervangen van D-mark, gulden en franc door de euro, en daarmee het overhevelen van de nationale monetaire soevereiniteit naar de Europese Unie en met name de Europese Centrale Bank. “We moeten niet, zoals bij de invoering van de euro, achter de rug van de bevolking om besluiten nemen,” aldus Verheugen.

Een referendum dwingt de “politieke elite” uit haar “ivoren toren” te komen en een debat met de burgers te beginnen over de toekomst van Europa. In Nederland kreeg de bevolking geen kans ja of nee te zeggen tegen de invoering van de euro en het opgeven van de monetaire soevereiniteit. De handtekeningen van Wim Kok en Ruud Lubbers onder het Verdrag van Maastricht in december 1991 waren voor de Tweede Kamer reden om af te zien van een zelfstandige afweging of we echt wel richting Europese economische, monetaire en politieke superstaat willen koersen. Een verzoek voor een Nederlands referendum over de euro, ingediend door de SP en deugdelijk ondersteund door meer dan 60.000 ondersteuningsverklaringen, werd smalend afgewezen. En een referendum over de komende uitbreiding is al net zo weinig bespreekbaar in de Nederlandse politiek.

De uitbreiding van de Europese Unie in oostelijke richting heeft echter ingrijpende gevolgen voor de bestaande lidstaten. Er komt een groot nieuw arbeidsaanbod dat de huidige positie van werkenden (qua lonen, arbeidsomstandigheden, veiligheid e.d.) bedreigt en tot nieuwe migratiestromen leidt waarvan de gevolgen onzeker zijn. De democratische spoeling van de EU - nu al uiterst mager - wordt nog dunner. Straks leven we in een Europese Unie waarin de bevolking van de deelstaten helemaal niks meer weet van en te zeggen heeft over het beslissingsproces.

Overigens wordt voorafgaande aan de uitbreiding gewerkt aan de “verdieping” van de bestaande Unie, een eufemisme voor verder inleveren van nationale soevereiniteit. Op de eurotop dit najaar in Nice wordt gesproken over het opheffen van het nationale vetorecht over Europese besluiten op een groot aantal terreinen. Dan gaan de lidstaten van de EU nog meer lijken op machteloze provincies van een oppermachtig en oncontroleerbare superstaat.

Of de burgers dat willen, daarover zou toch tenminste hun mening gevraagd dienen te worden. Natuurlijk staat het andere landen vrij om het lidmaatschap van de Europese Unie aan te vragen. Maar het zou wel zo democratisch zijn als ook de burgers van de kandidaat-lidstaten zich in een referendum over toetreding zouden mogen uitspreken, zeker nu uit peilingen blijkt dat het aanvankelijke enthousiasme om in de EU te komen snel aan het afnemen is en ook in Oost-Europa de scepsis groeit. Het Europese melk-en-honing-sprookje wordt niet meer zo gemakkelijk geloofd, ook al blijft de politieke elite in het oosten dat verkondigen.

Volgens internationaal economisch onderzoek zal het, zelfs onder de meest ideale omstandigheden (die zich niet zullen voordoen), ten minste dertig jaar duren vooraleer de economieën van de toetredende nieuwe lidstaten convergeren met die van de rest van Europa en het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking het niveau van de nu laagst scorende lidstaten zoals Portugal en Griekenland zal bereiken. In de tussentijd zal de sociale tweedeling in de nieuwe lidstaten, die de afgelopen tien jaar al dramatisch is verergerd nog verder toenemen. De Europese Unie eist voortgaande draconische bezuinigingen in het publieke domein en maximale privatisering en liberalisering van de economie van nieuwe lidstaten. Waar dat toe leidt zien we in Ierland. Het land realiseerde de sterkste economische groei in de afgelopen jaren. De kostprijs: Ierland is nu nummer één in de EU op het punt van sociale tweedeling.

Het is volgens ons de hoogste tijd voor een breed maatschappelijk debat over de richting van de Europese eenwording. Gaan we verder met de vorming van een continentbrede neoliberale superstaat met grote democratische en sociale manco’s en risico’s? Of kiezen we voor constructie die gebaseerd wordt op samenwerking van soevereine en democratische staten, waarin Oost-Europese landen niet gedwongen worden te kiezen tussen de kogel en de strop en West-Europese staten het sociale en democratische weer voor het eenzijdig-economische kunnen stellen? Zo’n debat zou de burger weer echt bij de politiek kunnen betrekken, zeker als het bekroond zou worden met een referendum - dat zou een triomf voor de democratie betekenen, na alle achterkamertjesgestuntel dat tot nu toe het Europese integratieproces gekenmerkt heeft.