Nederland levert zich uit aan internationale investeerders

Met dank overgenomen van J.G.Ch.A. (Jan) Marijnissen i, gepubliceerd op dinsdag 27 oktober 1998.

Dit artikel verscheen in Trouw op 27 oktober 1998

Frankrijk stapte op 14 oktober definitief uit de onderhandelingen over het “Multilateral Agreement on Investment” (MAI), omdat het vreest voor het behoud van het cultureel erfgoed en niet wil meewerken aan de totale vrijheid voor de internationale concerns ten koste van milieu- en arbeidsnormen. Dit voorbeeld moet Nederland binnen de Europese organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling snel volgen. Het zou de doodsteek betekenen voor dit neo-koloniale initiatief van de 29 rijke OESO-landen.

Het MAI wil een “grondwet voor de wereldeconomie” worden (aldus Renato Ruggerio, directeur van de Wereldhandelsorganisatie WTO), waarin de rechten van multinationals en de plichten van staten nauwkeurig worden omschreven. Het recht van nationale overheden om voorwaarden te stellen aan buitenlandse investeringen komt daarbij volledig te vervallen.

Met uitzondering van leger en politie zouden voortaan alle sectoren van de maatschappij open moeten staan voor internationale investeringen en zelfs overnames. Volgens een “standstill and rollback” bepaling mogen landen na ondertekening van het MAI geen wetten meer aannemen die de markttoegang voor buitenlandse bedrijven beperken.

Bestaande wetten op dat gebied moeten in hoog tempo worden aangepast, ook de regels ter bescherming van arbeidsomstandigheden, volksgezondheid of het milieu. De bepalingen over “de bescherming van investeringen” maken het voor overheden onmogelijk om op welk gebied dan ook maatregelen te nemen die ten koste zouden kunnen gaan van de winstkansen van buitenlandse investeerders.

Multinationals kunnen niet langer verplicht worden een deel van hun winst in het gastland te herinvesteren; bepalingen over een minimum-aantal lokale arbeidskrachten zijn taboe; overheden mogen internationale bedrijven niet dwingen joint-ventures met het eigen bedrijfsleven aan te gaan, maar zij krijgen wel automatisch recht op alle subsidies, leningen of belastingvoordelen die voor binnenlandse bedrijven gelden; het gebruik van inheemse producten en technologie-overdracht mogen niet meer als voorwaarden voor investeringen worden gesteld en gesubsidieerde openbare voorzieningen zullen geprivatiseerd moeten worden. Zelfs speculanten worden beschermd, want met investeringen bedoelt het MAI niet alleen directe deelname in echte bedrijven maar ook de handel in aandelen, copyrights, leningen en concessies op land en grondstoffen.

He MAI schept kortom een extreem neoliberale wereld waarin de grote concerns de dienst uitmaken en democratisch gekozen overheden het nakijken hebben.

Voor de Franse premier Lionel Jospin is deze schending van de soevereiniteit de doorslaggevende reden om uit de MAI-onderhandelingen te stappen. Volgens hem “dienen niet de grote concerns maar staten de belangrijkste spelers in het internationale leven te blijven”, en dat kan ik alleen maar onderschrijven.

Nederland, ook in de OESO het braafste jongetje van de klas, diende bij de onderhandelingen een bescheiden lijstje met voorgestelde uitzonderingen in. Naast diverse transportverdragen, de mediawet en enkele wetten op het gebied van telecommunicatie, vroeg men uitzonderingsbepalingen voor het voeren van de Nederlandse vlag, bescherming van het monopolie van Nederlandse notarissen en vrijwaring van concurrentie voor Shell en Esso in de aardgaswinning.

Met geen woord is door Nederland gerept over bescherming van arbeidsomstandigheden of de milieuwetgeving, de gezondheidszorg, de nutsbedrijven of het onderwijs. Uitzonderingen op deze gebieden bepleiten zou toch wel het minste zijn, al leert de ervaring dat uitzonderingen op zichzelf geen enkele garantie bieden. Op 16 september nam de Europese Commissie een actieplan aan voor de implementatie van het “Transatlantic Economic Partnership” tussen de EU en de VS. Eén van de expliciete doelen daarvan is “het elimineren van de uitzonderingen die destijds in het WTO-verdrag zijn bedongen”.

Het ministerie van Economische Zaken doet voorkomen alsof het MAI niet meer is dan het uit de weg ruimen van protectionistische wetten die buitenlandse bedrijven zouden discrimineren ten opzichte van binnenlandse ondernemingen. De consequenties van het MAI gaan echter veel verder. In het NAFTA, het Noord-Amerikaanse vrijhandelsakkoord, staat een overeenkomstige bepaling ter bescherming van investeringen die Canada inmiddels duur is komen te staan. Toen dat land vorig jaar de benzine-toevoeging MMT wegens gevaar voor de volksgezondheid verbood, kreeg het een claim van het Amerikaanse bedrijf Ethyl aan de broek. Omdat Ethyl in Canada de enige producent van MMT is, werd de maatregel gezien als onteigening en eiste het bedrijf 250 miljoen dollar schadevergoeding. Vertaald naar de Nederlandse situatie zou dit bijvoorbeeld het verbod op de productie en verwerking van asbest in een heel ander licht stellen. Multinational Eternit - voor het verbod de enige asbestproducent in Nederland - zou niet zijn overgegaan tot het uitbetalen van schadevergoeding aan mesothelioom-patiënten, maar had de Nederlandse staat voor een internationaal tribunaal gesleept met een reusachtige claim ter compensatie van deze “onteigening”.

De wereld zit niet te wachten op een verdrag dat nóg meer democratische controle van de overheid op de ontwikkeling van de economie wegneemt en in handen legt van door niemand gecontroleerde directies van multinationals. Niet voor niets worden de MAI-onderhandeling in de OESO gevoerd en niet in de Verenigde Naties, waar ontwikkelingslanden een vinger in de pap hebben. Dat met name de Derde Wereld volledig wordt overgeleverd aan het internationale bedrijfsleven was voor Jan Pronk begin dit jaar nog reden om zich kritisch uit te laten over het MAI. Toch maakt hij ook nu weer deel uit van een kabinet dat niets liever wil dan zo snel mogelijk het verdrag ondertekenen. Daarna mag Pronk zich volledig gaan richten op het ontmantelen van de milieuwetgeving in plaats van het terugdringen van het vliegverkeer.

De afgelopen zes maanden hebben de onderhandelingen over het MAI stilgelegen om de deelnemende landen tijd te geven met hun burgers te overleggen. Veel hebben we daar in Nederland niet van gemerkt. Terwijl vorige week de besprekingen weer zijn hervat, heeft staatssecretaris Ybema nog steeds geen rapport van dit “maatschappelijk debat” kunnen overleggen. Canada, Noorwegen en Australië hebben serieuze bedenkingen, Nieuw-Zeeland zou het liefst stoppen met het proces en Frankrijk heeft zich inmiddels definitief teruggetrokken uit de onderhandelingen. Hoog tijd dat ook de Nederlandse regering haar extreem neoliberale koers heroverweegt. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.