Nederland dobbelde in 1997 met de welvaart

Met dank overgenomen van J.G.Ch.A. (Jan) Marijnissen i, gepubliceerd op woensdag 31 december 1997.

Dit artikel verscheen in Het Parool op 31 december 1997

In alle nieuwsoverzichten over het jaar 1997 was hij weer te zien: de man die de personificatie genoemd mag worden van het gegeven dat zelfs op de effectenbeurzen de vette jaren niet eindeloos kunnen aanhouden. Shohei Nozawa van het Japanse effectenhuis Yamaichi stond de pers te woord. In tranen. Nou ja… daar leek het op. Steeds maar weer buigend nam hij tijdens een persconferentie alle schuld van het bankroet van zijn bedrijf op zich. Kom daar in ons land maar eens om! Nozawa en zijn bedrijf hadden in twee maanden het eigen vermogen zien slinken van 431 miljard yen tot 167 miljard yen (2,5 miljard gulden).

Sowieso was 1997 geen best jaar voor het Verre Oosten. Op alle beursen kelderden de koersen. Zuid Korea kwam in grote problemen en had steun van het IMF en de Wereldbank nodig om weer een beetje aan geloofwaardigheid te winnen. Ook een land als Thailand dat jaren een booming economy kende, kreeg te maken met een forse terugslag als gevolg van een oververhitting van de economie. Buiten een enkele speculant die een poosje op de blaren moet zitten omdat hij zich verrekend heeft, wordt ook daar de tol nu betaald door de gewone man. Hij wordt ontslagen, hij vindt geen nieuw werk, hij vervalt in armoede, en kan zijn huis verkopen. Want net als in de jaren twintig is het nu niet anders dan toen: Als de beurs kraakt, stort het leven van gewonen mensen in.

In Nederland en de rest van het Westen hebben de meeste beursklanten heel andere associaties bij het jaar 1997 dan hun collega’s in het Verre Oosten. Hier tekenden de beurzen voor het ene record naar het andere. Deze zomer schoot de Amsterdamse beurs na een spectaculaire stijging voor het eerst in haar geschiedenis door de 1000 punten. Begin 1991 noteerde de graadmeter van de Amsterdamse beurs, de AEX-index nog een koers van 250. Over de laatste dertien jaar is de koers vertienvoudigd. Maar 1997 slaat werkelijk alles. “Het kan niet op!” zoals een woordvoerder van de beurs het omschreef.

De basis onder deze enorme koersstijging is deels gelegen in de combinatie van een lage rente en een explosieve stijging van de winsten van bedrijven, maar ook het psychologisch element speelt sterk mee. De gang van zaken op de beurs schijnt namelijk erg te appelleren aan de hebzucht van mensen. “Wat, heb jij geen aandelen? Heb jij een spaarrekening? Jongen, je bent een dief van je eigen portemonnee!” Toen ik een hypotheek afsloot voor mijn huis zei de makelaar: “Neem nou een extra hoge hypotheek, dan kun je daar geld mee maken en kun je je schuld makkelijker aflossen. Iedereen doet dat tegenwoordig!” En inderdaad, als ik de cijfers zie, dan lijkt ook de hele middenklasse zich te hebben overgegeven aan de charmes van het grote geld. Steeds meer mensen vallen in zweem voor deze vorm van het pyramidespel.

Veel mensen beschouwen het nemen van aandelen als een respectabele manier om snel rijk te worden. In sommige kringen geeft het zelfs aanzien, zeker als je ook nog bereid bent om met je nieuw verworven rijkdom te koop te lopen. Maar zouden die mensen nu echt zo naïef zijn? Zouden ze werkelijk denken dat geld kan jongen, dat de beurs een soort bio-industrie voor geld is? Nu betalen in de bio-industrie van vlees de varkens, koeien en kippen de tol door middel van een ellendig bestaan. In de bio-industrie van het grote geld zijn er natuurlijk ook die betalen, echter hier geen varkens maar mensen. Dat betalen gebeurt door degenen die in dit land de haver eigenlijk verdienen, maar het niet krijgen.

Remi Poppe, mijn collega in de Tweede Kamer, heeft op zijn kantoor een tegeltje hangen met als opschrift: ARBEID IS DE BRON VAN ALLE RIJKDOM. En zo is het maar net. Alle handel op de beurs is voor een deel speculatie, windhandel zo u wilt. Voor het andere deel is het gewoon gelegaliseerde diefstal. De werkende bevolking zorgt voor de rijkdom, maar is er geen eigenaar van. Hoe lager de lonen en hoe groter de uitbuiting, hoe groter het verschil tussen kosten en opbrengst. De kapitaalverschaffers, de knakenpoetsers van Beursplein 5, zijn er goed mee. Voor de arbeiders van dit land geldt al vijftien jaar loonmatiging, terwijl de winsten omhoog schieten. Inmiddels behoren de jeugdlonen in dit land tot de laagste van Europa. Het wettelijk minimumloon en de daaraan gekoppelde uitkeringen lopen zo’n twintig procent achter bij de ontwikkeling van de gemiddelde lonen. Dit vormt samen met de flexibilisering en het systematisch opdrijven van de arbeidsproductiviteit ‘Het Geheim van het Poldermodel’. Het is gewoon nog het oude liedje: De lusten voor het kapitaal, de lasten voor de werkende bevolking. Al mag natuurlijk niet onvermeld blijven dat ook de managers van de bedrijven, de leden van de Raden van Bestuur er wat van kunnen. Zij vinden hun salaris van soms boven de twee miljoen gulden niet genoeg en eisen meer. En wat eisen zij? Natuurlijk; opties, veel opties. Kunnen ze ook spelen, en nog bijna onbelast door de fiscus ook! In het afgelopen voorjaar werd bekend dat 4.000 managers een half miljoen winst konden opstrijken, per persoon wel te verstaan.

Het kabinet en de Tweede Kamer hebben in 1997 besloten de pyramidespelen te verbieden. Velen werden door het spel financieel geruïneerd. Ook veel deelnemers aan dit spel dachten dat geld oneindig kon jongen en dat je met niks doen rijk kon worden. De meesten werden zelf al snel door schade en schande wijs. Toch is het goed dat de overheid heeft ingegrepen, al was het maar om sommige van deze arme zielen tegen zichzelf te beschermen. Maar waarom dit spel wel verbieden en het dobbelen met als inzet de welvaart en het welzijn van miljoenen mensen niet?

Er is nog een andere overeenstemming met het pyramidespel, de pyramidevorm: een smalle top en een brede basis. Want zoals het oude spreekwoord al zegt: Grote stelen en kleine stelen, maar de groten stelen het meest. Natuurlijk zijn die hobbyisten die meedoen aan de clickfondsen maar kleine mensen die proberen een graantje mee te pikken. De werkelijk groten, de machtigen op de beurs, de effectenkantoren, de mensen dicht bij het vuur, zij allen warmen zich het best bij het kampvuur van de misplaatste zelfgenoegzaamheid.

Hoe je er ook tegenaan kijkt, hoe je het ook went of keert, de beurs is weinig anders dan het gouden kalf van de kapitalistische religie, het is weinig anders dan geïnstitutionaliseerd parasitisme.

Over honderd jaar zal men zich in geschiedenisboeken verbijsterd afvragen: Waarom hebben de mensen dit toen allemaal zo lang geduld? Hoe kon het dat bij de een het geld met bakken binnenkwam zonder dat hij er iets voor hoefde te doen, terwijl de ander - vaak buiten zijn schuld - zo arm was dat hij niet eens de contributie van de sportclub voor zijn dochter kon betalen? In die tijd was ook de overheid straatarm. Daarom waren er wachtlijsten voor hartoperaties en voor mensen die een nieuwe heup nodig hadden. In de klassen op de basisscholen zaten soms meer dan 35 kinderen, het openbaar vervoer was belabberd, en voor het behoud en de verbetering van natuur en milieu was ook al geen geld. En het gekke is, ze noemden zichzelf in 1997 nog beschaafd ook!

Maar het bleef niet zoals het was. Niet in Nederland, maar ook niet in de rest van de wereld. Op de beursen kwamen namelijk ook steeds meer schandalen naar buiten. Het bleek een beerput: Er werd op grote schaal fraude gepleegd, zwart geld werd er witgewassen en er werd gehandeld met voorkennis. De mensen pikten het niet meer. Vanaf toen werd er - naar een idee van de Amerikaanse nobelprijswinnaar Tobin - een belasting geheven op alle financiële transacties. Zo ontstond er enerzijds een rem op het speculeren en anderzijds kreeg de overheid voldoende geld om te zorgen voor goede collectieve voorzieningen en een modern en rechtvaardig stelsel van sociale zekerheid. Diezelfde overheid kon - in tegenstelling tot de tijd ervoor - nu ook eindelijk eens de rijken armer en de armen rijker maken.

Met dit mooie vooruitzicht voor ogen wens ik u met een gerust hart een gelukkig 1998.