Gezagscrisis - Hoofdinhoud
Dagelijkse Standaard, 31 oktober 2009. Nederland loopt krakend vast. Dat ligt niet alleen aan dit uitgeregeerde en machteloze kabinet. De bestuurlijke spaghetti en de volledig uit de hand gelopen milieu-en natuurwetgeving verhinderen dat er grote projecten worden gestart. Gebrek aan flexibiliteit op de arbeidsmarkt, de niet te stuiten zucht naar subsidies en regels, een opnieuw groter wordende overheid en een overdosis aan sociale zekerheid slaan initiatieven van burgers en bedrijven plat. De schuld van de overheid? Deels. Burgers zelf stemmen immers nog steeds massaal op partijen die de overheid als grote geluksmachine zien. En burgers eisen zelf steeds meer van de overheid. Paradoxaal genoeg zijn het vaak dezelfde burgers die aan de rem hangen als er wel echte veranderingen dreigen. Een nieuwe weg? Graag, maar niet in mijn achtertuin. Langer werken? Prima, maar niet voor mij. Vrijheid en geen overheidsbemoeienis? Alsjeblieft. Maar als het fout gaat moet diezelfde overheid het oplossen, en wel meteen! Via boze internet-berichten vanuit de veilige zolderkamer uiten de kiezers hun ongenoegen. Een journalist vroeg mij eens wat ik van mijn baan vond. Mijn antwoord: "Soms voel ik mij net een openbaar toilet. Iedereen zeikt naar binnen. Van boven, van beneden en van opzij".
Niet alleen de PvdA, maar het hele land verkeert (mentaal) in een "deplorabele staat". Het ongenoegen is wijdverbreid. De traditionele ankers die dit land na de verzuiling houvast gaven staan daardoor onder druk. De maatschappelijke elite krijgt aanval na aanval te verduren en reageert te vaak niet, verkeerd of te laat. Het gezag brokkelt steeds verder af. Voorbeeld daarvan is het voortdurende beschimpen, bespugen en bedreigen van politieagenten. Daders komen er vaak ongestraft mee weg. Een ander voorbeeld zijn de scholen aan de Belgische kant van de grens die volstromen met Nederlandse kinderen. "Daar heerst tenminste nog discipline". Ondanks een duidelijke behoefte aan herstel van gezag en discipline wordt er niet ingegrepen.
Bestuurders, zowel uit de private als de publieke sector, liggen zelf ook steeds vaker onder vuur. Ook het gezag van de politiek erodeert. Op de flanken van het politieke spectrum gedijen partijen die het ongenoegen van de burger het beste weten te verwoorden. De politiek reageert op deze bewegingen door steeds meer incidenten aan te kaarten in de hoop de boze burger ook tevreden te stellen. Maar het tegendeel gebeurt. Ondanks alle parlementaire drukdoenerij zien de kiezers een muis die tegen de olifant zegt: "wat stampen we lekker samen, hè?" Want te vaak verandert er niets, te weinig of te langzaam. Dezelfde groep criminele jongeren maakt, net zoals een jaar geleden, de straat nog steeds onveilig. En de file die er vijf jaar geleden stond, staat er nog steeds. Intussen gaan ministers fluitend naar het vragenuur. Niemand die nog van een motie wakker ligt. Het onderzoek naar departementale begrotingen wordt in de regel in een paar uurtjes afgedaan. Aandacht voor degelijke financiële controle is er veel te weinig - want publicitair niet interessant. Ministers en ambtenaren komen er gewoon mee weg. Politici worden inmiddels minder betrouwbaar geacht dan autoverkopers!
Het is een kwestie van tijd voordat het volgende maatschappelijke anker dreigt te worden gelicht: het bastion van de rechtspraak. Ondanks kritiek op de rechtspraak komt het antwoord uit de juridische gelederen doorgaans niet veel verder dan de Pavlov-reactie dat er geen kritiek mag worden geleverd, of de boodschapper niet deugt (zie bijvoorbeeld hier en hier). De gedachte dat in de Trias Politica van Montesquieu ligt besloten dat de drie machten kunnen - en zelfs bij tijd en wijle moeten - botsen, is onterecht geheel op de achtergrond geraakt (zie bijvoorbeeld hier en hier).
Het proces van gezagserosie dat sinds de jaren '70 aan de gang is, is sinds Fortuyn in een stroomversnelling geraakt. Daar maak ik me grote zorgen over. Ik heb echter geen magische knop waar ik op kan drukken om het probleem morgen op te lossen. Maar de kern voor mij is wel dat bestuurders, ambtenaren, rechters en politici adequater moeten reageren op kritiek, wil de geloofwaardigheid, en dus het gezag, terugkeren. De politieke en maatschappelijke elite moet de problemen erkennen van mensen die zich in de steek gelaten voelen. Of van degenen die menen dat hen onrecht wordt aangedaan. Door adequate maatregelen te nemen. Of door flink tegengas te geven. Meehuilen met de wolven in het bos levert op korte termijn misschien wel instemming op, maar zelden respect en gezag. Boodschappers van kritiek moeten serieus worden genomen en inhoudelijk - zonodig stevig - van repliek worden gediend. In plaats van bij voorbaat gediskwalificeerd en weggezet. Directe ondermijning van het gezag op straat en op school moet niet langer worden getolereerd. En tenslotte moet de Tweede Kamer meer tijd steken in datgene waarvoor het instituut is bedoeld: het effectief controleren van de regering. Het kamerlidmaatschap verdient serieus te worden genomen. Daarvoor is het te mooi en te belangrijk!