“Ik word kriegelig van de Kamer”

Met dank overgenomen van K. (Krista) van Velzen i, gepubliceerd op maandag 21 december 2009.

Vorig weekend publiceerde de NRC in haar magazine een portret van mij geschreven door Joost Oranje. Hieronder kun je het lezen.

De schemer valt. Het stormt in Den Haag. Regen blaast in het gezicht. Maar het laat Krista van Velzen koud. Natuurlijk laat het Krista van Velzen koud. Zij is stoer, streng, stevig. Geen aanstellerij. „We lopen even naar mijn huis”, had ze aangekondigd: „Leuke stadswandeling.”

En zo ploeteren we voort, vanaf het Binnenhof, langs Noordeinde, naar de Zeeheldenbuurt. Ze had erop gestaan: „Ik wil je per se mijn enclave laten zien.”

Een oude HBS, nu een gemeenschap waar mensen wonen en werken. Alles is zelf gebouwd: van kachels tot keukens, kleinschalig en duurzaam. Er wonen mensen van elk slag: gezinnen, een uitvinder, een huisarts en dus een Kamerlid. Krista van Velzen (1974), een van de drijvende krachten van de SP-fractie, wordt door vriend en vijand als een van de meest talentvolle jongere parlementariërs omschreven. Onmiskenbaar SP, hoor je bij een rondgang door de Kamer. Fel, gedreven, soms net wat morele verontwaardiging te veel. Maar collega’s roemen ook haar dossierkennis en zuivere afwegingen. Niet voor niets is ze namens een groot deel van de Kamer vertrouwenspersoon in de zaak rond klokkenluider Fred Spijkers.

Maar Krista van Velzen is ook het enige Kamerlid met een strafblad. Ze belandde in Schotland een maand in de gevangenis na een actie tegen atoomonderzeeërs. Een van de vele scalpen uit een woelig actieverleden, waarin ze hekken van luchtmachtbases doorknipte en aktie-voettochten naar Moskou en Tsjernobyl maakte. Met haar Kamerlidmaatschap kwam de ommezwaai. Krista van Velzen, die nog steeds met passie kan verhalen over haar „bloedhekel aan regeltjes”, draait nu mee in een omgeving die van regeltjes aan elkaar hangt.

In haar sober ingerichte appartement zit ze met haar poes op schoot. Altijd in kleermakerszit, scheef, hangend. Af en toe een krachtterm. Niet lullen, smoel houden, de kiezers worden genaaid, bullshit. In drie lange gesprekken gaat het opmerkelijk vaak over aanpassen, over verrassende wendingen in het leven. Hoe activistisch kan je blijven als je de macht steeds meer nadert?

Ze groeide op in een doopsgezinde familie in Noord Friesland, het gehucht Veenwouden, thuisoord van schrijver Theun de Vries. De ene helft christelijk; de andere socialistisch. Haar ouders gingen er bewust wonen om de kinderen in ruimte op te laten groeien. Vader was docent aan de pedagogische academie en PvdA-raadslid, moeder werkte in de thuiszorg. Mensen van hun generatie: Freek de Jonge, kinderen mee naar de kruisrakettendemonstraties, Tsjernobyl, VPRO: „En toch, politiek was voor mij tekenpapier. Vader kreeg veel stukken en op de achterkant kon je fijn tekenen. Ik wilde boswachter worden.”

Ze benadrukt hoe „gedegen” haar ouders waren: „Het was geen optie om uit huis te gaan voordat je een papiertje had. Dus deed ik vwo en begon aan de hbo-opleiding bos en natuurbeheer in Velp. Maar ik werd gek, het kon toch niet zo zijn dat ik nog eens jaren in die bankjes zat? Ik kon er niet langer tegen dat mensen bepaalden wat ik moest doen. Toen ben ik weggegaan.”

Waarheen?

„Naar Schotland, idealisten hadden er een stuk schiereiland op de Hebriden gekocht en waren bezig met een project om oude landbouwmethodes te herintroduceren. Oude methodes van anderhalve eeuw geleden, vanaf de rotsen groenten en planten kweken. Dat vond ik zó gaaf.”

En uw ouders?

„Man, hoogoplopende ruzie. Toen kwam ik ook nog in het actiewezen terecht en in de cel, dat werd allemaal wel erg emotioneel. Dat trokken ze niet, mijn moeder huilen joh, als die twee minuten beltegoed op waren. Vreselijk.”hoe lang heeft ze gezeten

Voor een 19-jarige was dat toch ook heftig?

„Ik ben op een vormfout vrijgesproken, vond ik eigenlijk wel jammer.”

Nu doet u overdreven stoer…

„…Nee, echt, ik vond het helemaal niet erg. Ik zat in een isoleercel, want ze zagen ons als bedreiging voor de rust in de gevangenis. Het was een meditatiemaand, de ultieme eenzaamheid, heerlijk, ik zou het zo weer doen.”

Ik geloof er niets van.

„Nou ja, wat mijn ouders betreft: ik heb wel een boel moeten rechtzetten.”

Toch wel een beetje een schuldgevoel?

Ineens stilletjes: „Ja, ja, toch wel.” Ze veert op: „Maar wat mezelf betreft: ik ben altijd activist geweest.

Ik heb de overtuiging dat je als individu de wereld beter kan maken. Ik kan het verschil maken, dat gevoel. Ik vraag me altijd af waarom mensen zo apathisch kijken naar hoe de wereld er om hen heen uitziet. Ik vind het normaal dat je, als je daklozen ziet, je je dan afvraagt: hoe kan dat? Waarom zij wel en ik niet? Als je dat niet doet, dan moet je maar eens op de bank gaan liggen om te kijken wat er mis is. Ik bezit niet de lagen van onverschilligheid, die zoveel mensen hebben. Ik stond die duikboot niet te slopen omdat ik dacht dat het probleem daarmee was opgelost, maar wel om een signaal te geven: doe wat.”

Haar mobiel gaat. „Eén seconde hoor, dat is de fractievoorzitter… Ha, die Agnes.”

Agnes is Agnes Kant, SP-partijleider.

Als ze heeft opgehangen: „Ze is zó leuk.”

Toch is er veel kritiek op haar optreden.

„Ze heeft een stempeltje gekregen he? Ach, ze is niet altijd even gepolijst. Ik vind het wel mooi, ze is wel echt.”

En de slechte peilingen?

„We zitten even in een dipje. Hoewel: het natuurlijke aantal zetels van de SP is twintig. Dat we er nu 25 hebben, is prachtig, maar ook een beetje over the top. Het zijn bonuszetels, vooral te danken aan Jan (Marijnissen, red.). Als je je dat realiseert dan doen we het helemaal niet slecht, zeker niet in historisch perspectief. Trouwens; ook onder Jan zakten we al in de peilingen, dat kan je niet alleen aan Agnes toeschrijven.”

Hoe anders is de fractie onder Agnes Kant?

„Jan deed me altijd denken aan mijn oude leraar Engels. Die had een poster hangen met Oh lord, help me to keep my big mouth shut until I know what I’m talking about. Gewoon je smoel dichthouden als je niet weet waar je het over hebt. En dat zou elk Kamerlid moeten doen. Er zijn er hier veel te veel die maar uit hun nek lullen omdat ze denken dat ze er verstand van hebben. Dat gezwets! Dat om de hete brij heendraaien.”

Wat was er niet goed aan hem?

„Vind ik een rotvraag.”

Geef toch eens antwoord.

„Jan is een fenomeen, geliefd bij vriend en vijand. Hij slaagde erin om boven de moddergevechten van de dag te staan. Maar Agnes is opener. Ze vraagt meer: goh, hoe moet dat nou? Er is meer discussie en meer overleg, Jan had dat minder nodig. Agnes heeft een andere methode van werken. Maar ik vind het prettiger.”

Staat de SP niet een beetje stil?

Beslist: „We mogen nog wel wat assertiever zijn, ja. We zijn een actiepartij, maar ook klaar voor het kabinet, dat wordt tijd. Dat besef mag in de buitenwereld ook wel eens doordringen.”

Kan de SP dat wel? Is het geen natuurlijke oppositiepartij?

„Wat een onzin. We hadden bij de vorige formatie een vervelende ervaring. We waren dé winnaar van de verkiezingen, wilden mee regeren, zaten er heel serieus in. Maar het CDA en de PvdA hadden bedacht: die moeten we er niet bij hebben. We serveren die Marijnissen af en dan zeggen we dat hij is weggelopen. Dat werd de beeldvorming, daarin hebben ze gewonnen.”

Maar de SP heeft het laten gebeuren.

„Dat is ook een enorme strategische fout geweest. Daar hadden we niet in moeten trappen. Ik kom nu nog mensen tegen die zeggen: toen het erom ging, liepen jullie weg. Echt waardeloos is dat.”

Is daarmee het momentum niet gepasseerd?

„Het beeld is moeilijk recht te zetten, maar dat moet wel. Ik vind dat die tijd van dat tegengedoe voorbij moet zijn. We hebben ideeën, op lokaal niveau veel bestuurservaring, dat mogen we wel meer uitstralen. De SP moet voor het kabinet gaan, het liefst over links. Maar ook met de VVD zouden we afspraken kunnen maken. Dat is een rechtlijnige partij. Maar niet met de PVV, dat vind ik een eng clubje.”

Wat zou het centrale SP-thema moeten zijn?

„De zeggenschap over de publieke sector terug, dáár moet het over gaan.”

En waar liggen de compromissen?

„Blijkbaar heersen er in Den Haag mores die je verbieden te zeggen: dit is een compromis, ik ben het er niet mee eens, maar dit staat er tegenover en daarom heb ik het geslikt. Als we groter waren, deden we het anders, maar dit is de deal. Ik ben ervan overtuigd dat de mensen het pikken, als je dat gewoon eerlijk uitlegt. Oprechtheid werkt namelijk altijd.”

Drie weken later, haar werkkamer aan het Binnenhof. Ze zit aan de telefoon. Scheef achter haar computer. Voeten op het bureau, het gesprek afrondend: „Nou, laten we elkaar niet de put in lullen hè. Tot gauw maar weer.”

Een SP-lid dat net het door haar gevoerde debat over de overlast van AWACS-toestellen in Limburg heeft gevolgd, legt ze uit: „Die man zei: Je deed het goed hoor, maar over 15 jaar is het nog zo.” Ze ploft met een kopje automatenkoffie op een stoel: „Pessimisme, je hebt er niets aan. Maar ik begrijp het wel. Ik moet hier ook vaak tegen mezelf zeggen: hou het ’es even positief.”

Irriteert de Kamer u wel eens?

Uit de grond van haar hart: „Zwaar. Dagelijks. Ik had de verwachting dat je hier kan debatteren. Maar dat is wel het láátste wat er gebeurt. Je mag één of twee vragen stellen en dat is het. Kan je net zo goed gaan e-mailen met de minister.”

En dan toch hier kunnen functioneren?

„Ik word vaak griezelig van die Kamer, heb daar elke dag moeite mee. Dat moeten praten alsof je een autist bent. Terwijl ik het tegen jou heb, moet ik spreken via de voorzitter die onpartijdig heet te zijn maar het niet is. Ik word er kriegelig van.”

Zit u dan op de juiste plek?

„Oh, maar ik weet het spel prima te spelen hoor. Spreek keurig via de voorzitter in de derde persoon, stel mijn Kamervraagjes, maar ik wil wel wat bereiken. Neem de Van Anraat-zaak (de zakenman die grondstoffen voor chemische wapens leverde aan Irak, red.), het hoogtepunt van mijn politieke bestaan. Die hebben we op de agenda gekregen. Die man draaide zeventien jaar de gevangenis in. Daar heb ik wel wat ergernis voor over.”

Krista heeft zich in de Kamer ‘effectief gecommiteerd’, zei Marijnissen desgevraagd.

„Typisch Jan.” Even stilte: „Maar hij heeft wel gelijk. Niet dat ik actievoeren vaarwel heb gezegd. Sterker: ik geloof niet dat de politiek iets kan bereiken zonder druk van buiten. En de SP zal altijd op straat te vinden zijn. De wet overtreden kan ik voor mezelf verantwoorden als je geen geweld gebruikt en de consequentie aanvaardt dat je je verantwoordt voor de rechter en op de blaren moet zitten.”

Dus u bent medewetgever, maar aan de andere kant overschrijdt u die wet?

„Met zo’n starre opvatting verander je nooit iets.”

Het is moreel superieur: u plaatst uzelf buiten de wet.

„De wet geldt voor iedereen, maar ik kan het verdedigen dat je als persoon in uitzonderlijke gevallen over lagere wetgeving heen stapt als je een grote misdaad aan de orde wil stellen. Het bezit en het dreigen met kernwapens zijn een schending van internationaal recht. Ik kan een rechter uitleggen waarom ik me daar tegen verzet en vragen te wegen wat ernstiger is, een verbodentoegangbord negeren of internationaal recht schenden. Dan word je beboet, opgepakt, vastgezet, maar ik zie dat als een ethische overwinning.”

U maakt uzelf tot martelaar?

„Dat klinkt zo bloederig.”

Wat dan?

„Het is de consequentie van oprechtheid. Ik heb nu verantwoording af te leggen aan een partij waarbinnen het niet gewaardeerd wordt dat ik om de haverklap in de politiecel zou belanden. Maar ik heb wel tijd nodig gehad om deze nieuwe manier te vinden, ik heb in de SP een hoop discussies gevoerd. ”

Was dat hét omslagmoment in uw leven, van actievoerder naar politica?

Ze denkt opvallend lang na: „Mmm, misschien.”

Drie weken later, bij het volgende gesprek, blijkt waarom ze twijfelde. Ze draait met haar bekertje koffie. Steekt meteen van wal: „Je vroeg over dat omslagmoment. Ik heb daar lang over nagedacht. Hoe persoonlijk zal ik worden? Maar ik moet dat wel doen. Anders moet ik zo’n interview niet doen.”

Ze slikt.

„Goed: ik zit er middenin, in dat omslagmoment. Tien jaar geleden ben ik naar Den Haag verhuisd. Ik botste in de kroeg tegen mijn huidige partner op. Stereotiep: ik had net een goede vriend verloren en hij leek daar erg op. Dus dat sprak mij aan. En toen we al half in een relatie waren, vertelde hij me dat hij twee kinderen had. Dat was even schrikken, maar vooral mooi. Ik werd van vrijgezel ineens moeder, had plotseling een gezin, en de verantwoordelijkheid en het geluk. Ze waren drie en vijf toen, ze kunnen zich het moment dat ik in hun leven ben gekomen niet herinneren, ik ben er gewoon altijd geweest. Het was zó mooi om dat cadeau te krijgen. We hebben tien geweldige jaren gehad.”

Ze slikt weer.

„En nu hebben ze dus, na tien jaar, zonder verdere tekst en uitleg, besloten: we wonen niet meer bij jullie. Ik ben nu al maanden bezig met de vraag: wat is er gebeurd? Wat heb ik fout gedaan? Van hen komt geen duidelijkheid, maar ik zit wel met een leeg nest. Ik kreeg plotseling een familie en ben die in één keer weer kwijtgeraakt. Dat zet alles wel in perspectief. Ik zit met m’n vriend in een behoorlijk rouwproces.”

Ze is stil. „Tjeezus, ik word nu wel heel persoonlijk. Wat een sores.”

Weet u al wat er gebeurd is?

„Er was geen ruzie. Ja, een beetje puberteit en regeltjes en zo. Wanneer je huiswerk moest maken en hoe laat je thuis moet zijn. Maar ze willen er niet over praten en wonen nu bij hun natuurlijke moeder. Als er nou een confrontatie was geweest. Het is een raadsel. Ze waren het belangrijkste wat er is.”

Is er nog contact?

„Nee, dat is echt zwaar voor mijn vriend en mij. En voor mezelf… ik heb me meer dan een decennium gegeven en nu krijg je dit terug. Waar heb ik het laten lopen? Heb ik ze wel mijn waarden meegegeven? Het enige wat ik hoop is dat de manier waarop ze met mij omgaan, niet de manier wordt waarop ze met andere mensen omgaan. Dat zou ik echt heel erg vinden.”

Stilte.

„Nou ja, toen jij die vraag stelde over dat omslagmoment dacht ik: dit is wat er echt in mijn leven speelt. Ik wil eerlijk zijn. Ik ben niet altijd stoer.”

Ineens herpakt ze zich: „Okee, er is niemand overleden. Nou weer de vrolijke kant van Van Velzen, ik heb hier wel genoeg over gezegd.”

Daar zit ze dan, Krista van Velzen, geheel in het zwart, oorbelletje in. Ze draait met haar vinger een rondje op het tafelblad: „Nu weer even over mooie omslagpunten. Ik zal je eens vertellen over mijn broertje. Die was keurig hè, véél beschaafder dan ik. School, studie, baan. Werd-ie woordvoerder bij ABN Amro. Uitleggen dat die bank goed bezig was met de financiering van allerlei milieuvervuilende projecten in Latijns Amerika. Belt hij me op: hé zus, kan je me helpen aan dat campagnemateriaal van Milieudefensie? Ik durf ze niet te bellen, maar ik moet hun argumenten weten om het verhaal van ABN AMRO uit te kunnen leggen. Ik voelde me een verrader. Knap lullig dat ik moest kiezen tussen mijn broertje en die activisten die een punt hadden. Maar hij is echt een schat, mijn broertje. Dus ik leverde hem dat materiaal. Shit man, ik voelde me zo onprettig. Maar het duurde een paar weken en toen had hij zelf die folders gelezen en wist hij: hier wil ik niet bijhoren. Ging hij naar een organisatie die maatschappelijk allemaal nuttige dingen doet. En nu is hij yogaleraar. Dat vind ik dan wel weer mooi.” Ze grinnikt: „Ha ha, de één Kamerlid, de ander yogaleraar.”

Zijn vader en moeder tevreden?

„Helemaal blij. Nu hoef je als ouders niet meer bezorgd te zijn toch?”

Zou u ooit bewindspersoon kunnen worden?

„Het lijkt me sociaal een hels bestaan. Maar ik zou het wel kunnen, ja.” Ze kijkt even voor zich uit. Dan, beslist: „Defensie. Dat lijkt me echt geweldig, om daar eens een echt links geluid te laten horen.”

Nog meer regels. Ambtenaren. Voorlichters. Een dienstauto. Kan Krista van Velzen dat?

„Dat zou pas een aanpassing zijn hè? Wat zeg ik? Het zou een climax zijn! Toch? Jahaa, staatssecretaris Van Velzen, dát zou echt de climax zijn.”

foto’s Anais Lopez