De parels in het landschap, daar draait het om!

Met dank overgenomen van L. (Lutz) Jacobi i, gepubliceerd op donderdag 10 december 2009.
Lutz Jacobi
Bron: Blog Lutz Jacobi

Interview met Lutz Jacobi, lid van de Tweede Kamer voor de PvdA.

door

Claas Conijn en Heimerick Tromp

voor

Arcadië - tijdschrift over Buitenplaatsen

Stralend komt Lutz Jacobi ons in de hal van de Tweede Kamer tegemoet. Ze heeft net een heerlijke kampeer-vacantie in Toscane achter de rug en een paar weken zon, wind en water in haar geliefde Friesland, haar ‘Heitelân’. Intussen is zij alweer druk met werkbezoeken en wanneer ze haar weekagenda beschrijft begrijp je nauwelijks hoe één enkel kamerlid zoveel werk kan verzetten in zo korte tijd.

Wanneer Jacobi in den Haag is gaat er in feite geen avond voorbij, of er wordt tot diep in de nacht in of rond de Tweede Kamer gedelibereerd. Dikwijls hectisch en nooit zonder complicaties en onverwachte wendingen. Dat is het politieke handwerk in optima forma en ze voelt zich daarbij duidelijk als een vis in het water. We hebben daar iets van mee mogen maken in de maanden vóór het zomerreces, toen zij een voortrekkersrol vervulde bij de strijd van PHB met LNV om ons voortbestaan, in welke vorm dan ook. Toen bleek ook, hoe dicht een parlementariër bij de mensen kan staan, want de steun, die uitliep op de motie-Jacobi, werd door iedereen die erbij betrokken was ook als heel direct en persoonlijk ervaren.

Reden temeer om Lutz Jacobi hier aan het woord te laten en haar gepassioneerde strijd voor het groene erfgoed èn de mens daarin aandacht te geven. Niet voor niets is zij dit jaar door Natuurmonumenten uitgeroepen tot‘Groenste Politicus van het Jaar’, een titel die zij met ere draagt. We spreken met haar in het restaurant van de Tweede Kamer en hebben een aantal vragen in petto. Het gesprek loopt zo gemakkelijk, dat die gaandeweg als vanzelf worden beantwoord.

De eerste vraag ligt natuurlijk voor de hand: hoe bent u zo in groen in het algemeen en speciaal in historisch groen geïnteresseerd geraakt? Heeft dat misschien te maken met uw jeugd, met familiebanden of met de plaats waar U woonde?

Eigenlijk met alle drie een beetje. Mijn vader had een boerderij in Katlijk, niet ver van het Friese Oranjewoud, waar we dikwijls naar toe gingen. Daar ging ik regelmatig op bezoek bij Klaas Bergstra, de tuinbaas van Oranjestein van de familie de Beaufort-van Sminia. Hij was een heel bijzonder mens, eigenzinnig en zeer vakkundig. Hij runde in feite in zijn eentje de hele buitenplaats en leerde mij hoe je naar bomen, planten en bloemen moest kijken binnen de aparte wereld die de buitenplaats weerspiegelt. Al jong begreep ik, dat het hier om een bijzonder soort 'landschap' ging, iets dat door de eeuwen heen dankzij veel inspanningen en liefde voor het detail tot stand was gekomen. Toen zag ik al, dat het bij buitenplaatsen en ander historisch groen gaat om onze 'pareltjes' in het landschap.

Dus toen u zag hoe de historische buitenplaatsen door de voorgenomen opheffing van de stichting PHB ernstig in het nauw gebracht werden, hoefde u zich niet lang te bedenken?

Integendeel, ik heb een goede neus voor wat belangrijk is voor volk en vaderland, voor mooi landschap en goede natuur, kortom voor levenskwaliteit. Laten we wel wezen, we hebben slechts een paar honderd van deze parels in Nederland, die het landschap enorm verrijken. Dit geldt overigens ook voor molens, kerken en dergelijke monumentale complexen. Door het opheffen van de stichting wordt de verantwoordelijkheid en zorg voor de instandhouding van deze parels letterlijk over de schutting gegooid! Dat kwam aan als een grote schok.

We weten nog niet welke kant het uit zal gaan, maar LNV lijkt erg terughoudend waar het de buitenplaatsen betreft.

Als ik kijk naar de taken van de Rijksoverheid op dit gebied, blijf ik van mening, dat de groene monumenten met hun natuur- en cultuurcomponent voor een belangrijk deel bij LNV thuishoren. Voor het 'rood', de gebouwde elementen in de parken en tuinen, kan de BRIM een belangrijke rol vervullen, maar voor het historische 'groen' zal dat niet of maar zeer ten dele het geval zijn. Het is niet òf-òf maar èn-èn. Landschap, en dat is waarover we hier spreken, hoort toch echt bij LNV. Vergeet niet dat de buitenplaatsen ruim 6 miljoen bezoekers per jaar trekken. Talloze dagjesmensen genieten van de bijzondere plekken, die ook nauw verbonden zijn met de geschiedenis van het land en de regio hebben. Hoe dikwijls speelden de bewoners van de buitenplaats niet een rol van betekenis. Dikwijls waren zij ook vernieuwers op agrarisch gebied.

En dan kom je vanzelf bij het onderhoud....

Precies! Daar draait het nu juist om: dat specifieke strukturele onderhoud, dat bij historische tuinen en parken speciale eisen stelt, is onmisbaar om die levenskwaliteit te behouden. De bijzondere kunde waarover de PHB-hoveniers beschikken, mag niet verloren gaan. Hetzelfde geldt voor de inhoudelijke kennis bij plannenmakers en historici van PHB: die moet behouden blijven. Voor je het weet is die versnipperd en niet meer beschikbaar. En daarmee is ook onze voortrekkersrol op Europees niveau uitgespeeld, wat eeuwig zonde is omdat wij juist een lichtend voorbeeld voor veel landen zijn.

Ook uit toeristisch oogpunt?

De miljoenen bezoekers per jaar laten dat zien: het zijn topproducten, we hoeven ze niet uit te vinden, want we hebben ze! Dan is die extra hulp om ze netjes op orde te houden zonder meer te verantwoorden en voor de buitenplaatsen een belangrijke, en dikwijls cruciale steun in de rug.

Want een buitenplaats kost in feite alleen maar geld...

Dat kun je in algemene zin rustig zo stellen; veel eigenaren hebben hun buitenplaats door erfenis verkregen en kunnen dat niet meer uit normale salarissen of opbrengsten van de soms omringende landgoederen bekostigen. Gezien het algemeen nut spreekt het dan voor mij vanzelf dat we dan ook gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor de instandhouding dragen; een publiek-private samenwerking, om instandhouding op de lange termijn. Een goede vorm van zichtbaarheid en toegankelijkheid moeten we dan ook in dàt licht bekijken. In feite laat de geschiedenis van de stichting PHB dat ook zien: we moeten dit product van decennia lang publiek private samenwerking niet omverwerpen vóór we de problematiek goed tegen het licht gehouden hebben. Zoiets heeft tijd nodig en heel veel goed overleg, daar moet je niet voor terugschrikken. Nu dreigt het werk van PHB bij de handen afgebroken te worden.

Om niet te spreken van de werkgelegenheid....

Zonder meer. Die werkgelegenheid is evenzeer in het geding, in de eerste plaats voor de hoveniers en andere medewerkers van de stichting, maar ook voor al die mensen, die vanuit andere organisaties met PHB op de buitenplaatsen samenwerken. Denk aan de sociale werkvoorziening en de centrale rol die de PHB daarbij speelt: onder leiding van vakkundige hoveniers krijgen zijn een belangrijke werkkring, doen zinvol werk en draaien maatschappelijk mee. Hier ligt zelfs nog een heel terrein van mogelijkheden open! Het moet betaalbaar blijven. Recent is het project van de Witte Werksters van start gegaan: mensen met minder kansen komen aan het werk met steun van de overheid, tegen laag BTW-tarief, het heeft zelfs een emancipatorisch effect. Zelfs aan een klein pensioen wordt gedacht. Weer een voorbeeld van publiek-private samenwerking die tot prachtige resultaten kan leiden. En het gaat om werk, dat anders niet gedaan zou worden!

Zo komen we op het toekomstige beleid, zowel in Nederland als in Europa. Er staan verschillende ingrijpende en veelomvattende plannen op stapel.

Dat is zo. Allereerst op nationaal en provinciaal niveau, Natura 2000. Met Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en de andere natuurorganisaties, waar PHB ook onder gerekend moet worden, proberen we vast te stellen, wat de belangrijkste waarden van een bepaald gebied zijn. Ik herhaal het nog maar eens, kijk eerst naar de 'parels' van de regio, beter is het niet uit te drukken. Juist het behoud van natuurwaarden op buitenplaatsen vraagt om een strakke aanpak: zaken als maaien, laanonderhoud, open houden van zichtassen, instandhouding van het coulissenlandschap kunnen we niet ongestraft op zijn beloop laten. Hier moeten we met vaste regelmaat deskundig onderhoud uitvoeren. Per gebied zullen we ook de vraag stellen, wie kan dat het beste doen? Soms zal dat een organisatie zijn , soms de boeren of de particuliere gebruiker. Dikwijls zullen ook de buitenplaatsen daaronder vallen. In Overijssel is men al redelijk ver; daar werken provincie, gemeenten en derden (particulieren) aan langjarige plannen. Hier begint ‘t goed te lopen, er worden onderhoudscontracten afgesloten, mooiere hekken geplaatst: zo wordt het landschap in zijn totaliteit interessanter voor de toerist en tegelijkertijd leuker om in te wonen: de 'parels' worden opgepoetst!