Een stukje geschiedenis aan tafel in Sarajevo

Met dank overgenomen van M. (Marije) Cornelissen i, gepubliceerd op vrijdag 19 februari 2010.

GroenLinks-Europarlementariër Marije Cornelissen zit in de interparlementaire delegatie voor Bosnië-Herzegovina. Daar is ze nu op bezoek Lees ook haar eerdere bericht Bosnische vrouwen met veerkracht.

Maar liefst twee voormalige ministers van buitenlandse zaken zaten om mij heen bij het officiële diner tijdens mijn delegatiereis naar Bosnië en Herzegovina. Beiden zijn nu mijn collega's in het Europees Parlement. Links van me zat de Hongaarse sociaaldemocrate Kinga Göncz, minister van buitenlandse zaken voor haar land voordat ze lid werd van het Europees Parlement dit jaar. Rechts van me zat de Slowaakse christendemocraat Eduard Kukan, acht jaar lang minister van buitenlandse zaken voor zijn land in een periode daarvoor.

De ogen van Kukan begonnen te glimmen toen ik vroeg hoe het was om minister van buitenlandse zaken te zijn. Hij had ervan genoten. Voordien was hij eerst VN-ambassadeur voor Tsjechoslowakije en toen, na de splitsing, voor Slowakije. "Ik ben waarschijnlijk één van de weinigen die ooit voor twee landen VN-ambassadeur is geweest", grapte hij, al voegde hij eraan toe dat hij geen voorstander was geweest van de splitsing van Tsjechië en Slowakije.

NAVO en EU

"Wat heb je als minister nou bereikt waar je het meest trots op bent?" vroeg ik, niet wetend in welke periode hij minister was. "Nou, even kijken. Dat ik Slowakije de NAVO in heb geloodst en de toetreding tot van Slowakije tot de Europese Unie heb geregeld", antwoordde Kukan bescheiden. Wauw. Wat een bijzondere tijd moet dat geweest zijn. Geen wonder dat zijn ogen nog altijd glimmen als hij terugdenkt aan zijn ministerschap.

Ideale mix

Aan de overkant van de tafel zaten de leden van het Bosnische parlement, onze gastheren. We waren bij hen op bezoek om de politieke situatie in Bosnië te bespreken. Kinga Göncz vertelde hoe zij als jonge vrouw in het door de Sovjet-Unie gedomineerde Hongarije jaloers was op Joegoslavië. Dat leek een land met alle voordelen van het socialisme én alle vrijheden van West-Europa. De ideale mix van waar zij en haar generatiegenoten naar hunkerden. Vrij reizen naar Europa en Europeanen die in jouw land op vakantie komen, met een goed sociaal vangnet en solidariteit. Eduard Kukan viel haar bij. Ook vanuit Tsjechoslowakije, na de Praagse Lente in 1968, keek hij met afgunst naar de Joegoslavische republieken. Wat moest dat een paradijs zijn.

We zijn inmiddels zo'n twintig tot dertig jaar verder. Hongarije en Slowakije zijn al jaren lid van de EU. De overgang naar democratie en kapitalisme was niet makkelijk, en er moet nog veel werk verzet worden, maar er is ontwikkeling, handel, sociale zekerheid, politieke vrijheid en politieke stabiliteit in de Oost-Europese landen die in 2004 bij de EU kwamen. Wat een contrast met Bosnië en andere voormalig Joegoslavische landen, die voorheen reden voor jaloezie waren. De voormalige Joegoslavische republieken proberen nog altijd op te krabbelen na jaren van oorlog en spanningen, met problemen tussen etnische groepen waar geen oplossing voor lijkt te zijn. De meeste van deze landen hebben nog een lange weg te gaan voor zij kunnen toetreden tot de EU.

Ferme schop onder tafel

"Hoe heeft dat in godsnaam kunnen gebeuren?", lees ik van de gezichten van Kinga en Eduard af. Ze zijn opgelucht dat het in hun landen zoveel makkelijker is gegaan, maar bezorgd over de landen op de Balkan, waar ze een verwantschap mee voelen. De andere kant van de tafel blijft het antwoord schuldig. De Bosnische parlementariërs - Bosniaks, Servische Bosniërs en Kroatische Bosniërs - lijken zich niet meer goed te kunnen herinneren dat er ooit een periode was dat ze elkaar niet continu aan het bestrijden waren, vijftien jaar geleden met wapens en nu in de politiek. Ze knikken weemoedig, terwijl Kinga en Eduard ze duidelijk het liefst een ferme schop onder tafel zouden willen geven. Maar dat doen voormalige ministers buitenlandse zaken natuurlijk niet.

En ik? Ik zit erbij en luister. Ik ben vooral enorm onder de indruk van het inkijkje in de geschiedenis dat ik zomaar cadeau krijg. Delegatiereizen betekenen vroeg opstaan, laat naar bed, hard werken en eindeloze vergaderingen, maar ze betekenen ook hele bijzondere mensen ontmoeten. Wat hou ik toch van Europa, met alle diversiteit en voor- én tegenspoed, als ik na zo'n gesprek in mijn hotelbed lig.