Hoe ingewikkelder het wordt, hoe rustiger ik ben - Hoofdinhoud
Het Financieele Dagblad publiceert vandaag een groot profiel van mij. Het verhaal met de titel ‘De onverwachte kant van mij is dat ik lichter in het leven sta dan veel mensen denken' beschrijft mijn ontwikkeling tot de politica die ik nu ben. Lees hieronder het volledige artikel.
‘De onverwachte kant van mij is dat ik lichter in het leven sta dan veel mensen denken'
Mariëtte Hamer werd in de jaren zestig en zeventig ‘streetwise’ in Amsterdam-West. Veel wilder dan met een vriendin stiekem nachten doorhalen in Paradiso werd het daar echter niet. Ze ontwikkelde al jong een sterk verantwoordelijkheidsgevoel voor haar oudere broer, die ‘extreem verlegen’ was. Pas na het zien van de film Rain Man besefte het gezin Hamer dat Koos ‘ook zo’ was. Autistisch. Via het voorzitterschap van de eerste landelijke studentenvakbond, gemeenteraadswerk, de Rooie Vrouwen en het partijbestuur betrad Hamer in 1998 - net zwanger - de Kamer, in dezelfde lichting als huidig partijleider Wouter Bos. Nadat Hamer tien jaar woordvoerder Onderwijs was geweest, hees de fractie haar twee jaar geleden op het voorzittersschild, na het terugtreden om gezondheidsredenen van Jacques Tichelaar. Hamer noemt zichzelf onverstoorbaar, of liever nog: vasthoudend. De versoepeling van het ontslagrecht, de bestelling van JSF’s en de eerste verklaring van premier Jan Peter Balkenende na het Irakrapport stuitten bijvoorbeeld allemaal op Hamer. Achter die vasthoudendheid schuilt echter een vrouw die graag ontbijt met haar elfjarige dochter Iris en lacht om kantoorhumor.
In den beginne...
‘Wij woonden bij het August Allebéplein in West, wat wij nu de Marcouchbuurt noemen. Dat was de opbouwwijk van Amsterdam. Mijn ouders gingen naar ‘het nieuwe westen’. Ik heb die wijk zien komen, maar ik heb hem ook weer zien vergaan. Er was een periode waarin ik dacht: jeetje, het lijkt hier wel oorlog. Ik heb mijn moeder daar weggehaald, een jaar of tien geleden. Vooral omdat ik haar voor mijn dochter bij ons in Maassluis wilde hebben. Maar ook omdat al haar buren al weg waren, ze zat er in haar eentje, ze was al een keer gevallen en woonde in een gebouw zonder lift.’
U zorgde als kind al voor uw zeven jaar oudere oudere broer?
‘Dat besef dat er voor Koos gezorgd moet worden, ik weet niet anders dan dat ik dat besef had. Een beginpunt was toen hij thuiskwam met een nul voor gedrag en een nul voor vlijt op zijn rapport. Dat vond ik zo ongelooflijk oneerlijk. Dat totaal negeren van iemand, dat was voor mij een drive om het onderwijs in te gaan. We wisten niet wat Koos had. Hij heeft nog in een psychiatrische instelling gezeten, om hem aan het praten te krijgen. Tot we Rain Man zagen. Toen zeiden we: hé, dat is Koos.’
Lijkt u meer op uw vader of op uw moeder?
‘Ik geloof dat ik meer op mijn vader lijk. Ik denk dat mijn moeder iets impulsiever was. Mijn vader kon heel goed reflecteren, dat heb ik van hem. Hoewel, de deuren willen schilderen midden in de nacht, zoals mijn moeder deed, dat zou ik ook kunnen doen. Die energieke kant, dingen afmaken, dat heb ik ook wel. Er wordt in mijn familie niet met vakantie gegaan als het huis niet opgeruimd is, al is het midden in de nacht. Dat doe ik dan zelf, daar hebben anderen geen last van.’
Hoe rolde u de politieke kant op?
‘Door mijn jongere broer, mijn eerste man en vooral natuurlijk door mezelf. Bij de lerarenopleiding zorgde de studentenvakbond voor de introductie. Zo kwam ik bij de bond. Via de actiekant ben ik politiek bewust geworden. Mijn jongere broer Mark was in die tijd erg van Joop den Uyl. Ik vond dat toen een oudere man. Hij was van de leeftijd van mijn vader. Qua type leek hij wel op mijn vader: dezelfde bouw en motoriek, bedachtzaam, relativerend en toch heel gedreven. Ze zijn ook in dezelfde periode overleden.’
En zodoende werd het de PvdA?
‘Op een gegeven moment ging iedereen aan me trekken. De CPN, de PSP en de PvdA. Ik wilde werk voor een politieke partij niet vermengen met werk voor de studentenvakbond, waar ik toen voorzitter was. Na dat voorzitterschap zat te dubben of ik me zou aansluiten bij de PvdA. Mijn toenmalige echtgenoot dacht: ik geef haar op voor een kennismaking. En vervolgens kreeg ik een uitnodiging. Ik kwam er pas veel later achter dat hij dat had gedaan.’
Hoe komt een Amsterdamse Rooie Vrouw op de Zuid-Hollandse eilanden terecht?
‘In 1987 ben ik naar Maassluis verhuisd, omdat ik in Rozenburg aan de slag kon op een directeurspost bij de volwasseneneducatie. Ik had als studentenbondvoorzitter natuurlijk wel altijd leidinggegeven, maar ik was nog ontzettend jong, een jaar of 27. Dit was mijn tweede volledige baan. Dus het was een gouden kans. Mijn jeugddroom om voor de klas te staan was toen over. Op de Zuid-Hollandse eilanden vond ik iedereen ongewoon vriendelijk in het begin. In Amsterdam ben je toch meer op jezelf. Ik ging vanuit Maassluis met de fiets op het pontje naar Rozenburg. Ik heb me daar echt een slag in de rondte gewerkt. Ik heb geloof ik in zes jaar tijd vijf fusies geleid. En ik ben in het tweede jaar naar de PvdA van Maassluis gegaan, daar was ik snel voorzitter.’
U neemt dus graag het voortouw?
‘Bij mij komen dingen vaak logisch voort uit het voorgaande. In de vakbond ben ik leidinggeven leuk gaan vinden. Vervolgens wil je dan directeur worden. Dat zijn allemaal logische stappen. Het is niet zo dat er een stip aan de horizon staat van: dat wil ik worden. Dat heb ik nooit zo gehad, misschien alleen als kind. Ik ben wel ontzettend gedreven om steeds meer uit mezelf te halen. En ik voel het ook als mijn taak anderen de mogelijkheid te bieden het beste uit zichzelf te halen. Daarom pas ik ontzettend goed bij de PvdA. Er is geen andere partij zo met emancipatie bezig.’
Bent u een kind van de jaren zestig?
‘Ik ben net van het staartje. Dat deel ik met Bert Koenders, die is ook van 1958. Wij hangen er net achteraan. We hebben zelf niet meer op de Dam gezeten, maar we zijn daardoor wel heel erg gevormd. We zijn net iets geëmancipeerder dan die generatie. Ik heb nooit gedacht: ik ga thuis zitten. Ik ging zwanger de Kamer in. Ik dacht alleen maar: hoe gaan we dit regelen?’
Zitten zorgen en leidinggeven elkaar dwars?
‘Ja, soms wel. Als leidinggevende moet je oppassen dat je niet te veel gaat zorgen. Maar ik ben geen zorger in termen van bezorgdheid. Het is - ook door Koos en mijn opvoeding - meer dat ik het logisch vind dat je voor elkaar zorgt. Ik ga mezelf niet zitten wegcijferen, maar, ja, dit is een buitengewoon dienstbare functie.’
Herkent u de kritiek op uw leiderschap, op uw weinig harde wijze van presenteren?
‘O, maar ik kan heel hard zijn. De afspraken over het ontslagrecht, het onderzoek over de besluitvorming over de oorlog in Irak, de uitkomst van het debat over de aanschaf van de JSF, de afspraken over nieuwe banen voor Wajongeren, de aanpak van de gevolgen van de financiële crisis, de besluiten over de verhoging van de AOW, al deze zaken komen niet vanzelf tot stand. Bij ieder onderwerp heb ik me hard opgesteld. Soms is dat ook nodig om duidelijk te zijn. Dus dat beeld herken ik niet zo.’
Die perceptie bij de kiezers speelt geen rol?
‘Natuurlijk. Maar mensen moeten ook aan je wennen. In het begin ging het heel veel over mijn uiterlijk. Over kettingen. Daar hebben ze het bij mannen niet over. Wat ik zelf wel grappig vind in de reacties van burgers: vorige week (na het debat over Irak, red.) kreeg ik voortdurend mailtjes van mensen die zeiden: je was echt jezelf, we kenden je zo nog niet. Maar ik ben ook de laatste fractievoorzitter die erbij is gekomen.’
Net zoals mensen aan Mark Rutte wennen?
‘Ja, daar zou je wel een beetje hetzelfde patroon in kunnen zien. Over de discussies over Uruzgan en het onderwijs schrijven mensen me nu: ja, je geeft goed je grens aan. Nu herkennen ze het opeens. Ze dachten blijkbaar dat ik dat maar een keer zou doen.’
Had u de aanval op uw kettingen voorzien?
‘Nee, nee. Daar was het al die jaren in de politiek nog nooit over gegaan. Dat heeft me wel verrast. Ik heb het daar toen wel over gehad met Agnes Kant en Femke Halsema. In het begin heb ik er ontzettend om gelachen. Maar op een gegeven moment dacht ik: als een hoop mensen zich storen aan een rode ketting, moet ik die maar niet meer omdoen. Voor een deel pas ik me aan. Op sommige dingen let ik, van andere dingen denk ik: het zal best. Het belangrijkste is dat ik bij mezelf blijf.’
U bent onverstoorbaar?
‘Mijn echtgenoot zegt altijd dat ik onverstoorbaar blijf in de grote dingen, maar me soms onnodig erger aan kleine dingen. Ik geloof dat dat wel een beetje klopt. Hoe ingewikkelder het wordt, hoe rustiger ik ben. Maar wanneer ik een groot resultaat boek, val ik toch over enkele punten en komma’s die niet helemaal goed staan. Daar moet ik zelf ook wel om lachen.’
Is dat lastig in een coalitie?
‘Mensen die mij goed kennen, vinden me ook oplossingsgericht. Die eigenschap deel ik met Arie Slob en Pieter van Geel (de fractievoorzitters van de ChristenUnie en het CDA, red.). Daarom kunnen wij ook zo goed samenwerken. De onverstoorbaarheid zit er meer in dat ik een aantal dingen in mijn hoofd heb en me dan niet laat afleiden door dingen die tijdelijk zijn. Je zou het ook vasthoudendheid kunnen noemen.’
Echtgenoot Frank is dan het luisterend oor?
‘Ja, ik bespreek veel met hem, maar hij heeft het afgeleerd zijn politieke wensen uit te spreken. Omdat ik er niet op zit te wachten om thuis ook nog de opdracht te krijgen om dit of dat te regelen.’ (Lacht.)
Hoe ontlaadt u zich de rest van het jaar?
‘Dat gebeurt hier het meest door flink lol te maken, geinen over dingen die we meemaken. Misschien is de onverwachte kant van mij, dat ik lichter in het leven sta dan veel mensen denken. Dat komt ook omdat ik jong mijn vader heb verloren. Ik wil wel zuinig op mezelf zijn en van het leven genieten. Ik ben laat moeder geworden, dus ik wil erg lang en vrolijk meegaan voor mijn dochter.’
Bent u nog net zo links als toen u twintig was, of bent u zaken anders gaan zien?
‘Natuurlijk ben ik veel meer gaan zien. Maar in de kern ben ik niet veranderd. Thijs Wöltgens (oud-fractievoorzitter van de PvdA, red.) zei eens: jij bent zoals de PvdA is. Dat vond ik wel mooi. Ik ben niet van de linker- of rechtervleugel. Mijn ene opa liep met een melkkarretje in de Pijp in Amsterdam, mijn andere opa had daar een eenmanszaak als herenkapper. Ik kom uit een eenvoudig milieu. Mijn ouders hebben een stapje gezet en ik heb weer een stapje kunnen zetten.’
Door: Klaas Broekhuizen en Ria Cat