Motie aangenomen: kinderen niet na acht jaar nog uitzetten

Met dank overgenomen van J.L. (Hans) Spekman i, gepubliceerd op dinsdag 27 april 2010.

Foto Flickr/ tdietmut

Wouter Bos had het tijdens het congres over zeldzame momenten van groot geluk in de politiek. Ik beleefde donderdag ook zo’n moment. In de Kamer werd mijn motie om minderjarige kinderen van vreemdelingen die langer dan acht jaar in Nederland verblijven, onder een aantal voorwaarden recht te geven op verblijf, aangenomen! Ik dring er bij deze op aan dat de minister van Justitie deze motie die ik samen met de CU indiende, zo snel mogelijk uitvoert.

De reden dat ik de motie heb ingediend is dat de procedures voor asielzoekers en vreemdelingen soms veel te lang duren, en hele jonge kinderen dan helemaal vergroeid zijn geraakt met de Nederlandse samenleving. Zij spreken de taal vloeiend, zitten op school en hebben vriendjes en vriendinnetjes. Ik vind het dan onrechtvaardig om zo’n kind na een immens lange tijd nog terug te sturen naar een land dat hij of zij totaal niet kent. Hier moet een maximale termijn voor komen, want ik vind dat op een gegeven moment het belang van de ontwikkeling van het kind gewoon voor moet gaan.

Kinderen hebben namelijk niet gevraagd om een overheid die tien jaar over doet om tot een besluit te komen. Kinderen hebben niet gevraagd om ouders die uitstellen en tegenwerken. Als beslissen over toelating niet tijdig lukt, of als terugkeer naar het land van herkomst niet binnen een redelijke termijn is gelukt, kunnen we een jong kind niet nog langer in onzekerheid laten en moeten wij hem of haar een toekomst bieden.

Hieronder de motie:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat veel jonge kinderen van asielzoekers en andere vreemdelingen vaak langdurig in Nederland verblijven tijdens verschillende toelatingsprocedures;

overwegende, dat deze jonge kinderen na een lange periode van verblijf vaak geworteld zijn geraakt in de Nederlandse samenleving en het hun ontwikkeling ernstig kan schaden als zij te lang in onzekerheid blijven over hun verblijf, of zij na vele jaren alsnog moeten terugkeren naar het, voor hen vreemde, land van herkomst van hun ouders;

constaterende, dat Nederland partij is bij het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, op grond waarvan het belang van het kind fundamenteel is en kinderen tot 18 jaar recht hebben op gezinsleven, gezondheidszorg en onderwijs;

constaterende, dat dit belang en deze rechten van het kind geen wettelijke basis hebben in de Nederlandse Vreemdelingenwet;

van mening zijnde, dat Nederland het Kinderrechtenverdrag moet respecteren;

van mening, dat jonge kinderen van vreemdelingen niet de dupe mogen worden van een traag beslissende Nederlandse overheid of onverantwoordelijk gedrag van hun ouders;

van mening, dat het niet redelijk is als de Nederlandse overheid jonge kinderen, die na een periode minimaal acht jaar verblijf geworteld zijn in Nederland, nog terugstuurt naar een vreemd land;

tevens van mening, dat er voor deze kinderen een vangnet in de Nederlandse Vreemdelingenwet moet worden opgenomen;

verzoekt de regering in de Vreemdelingenwet 2000 en in het Vreemdelingenbesluit 2000 een beperking op te nemen op grond waarvan een minderjarig kind van een vreemdeling een verblijfsvergunning kan krijgen als:

  • het kind geworteld is in de Nederlandse samenleving en;
  • het kind, mede door toedoen van de Nederlandse overheid, meer dan acht jaren in Nederland heeft verbleven en;
  • het kind minimaal twee jaren rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad;

verzoekt de regering tevens deze beperking verder in te vullen en uit te werken, uitgaande van in elk geval deze drie voorwaarden, en van de belangen van het kind zoals omschreven in het Kinderrechtenverdrag,

en gaat over tot de orde van de dag.

Spekman

Anker