Vleselijke lusten - Hoofdinhoud
Je kunt er maar beter niet te veel van eten, vlees. Slecht voor jezelf, slecht voor de beesten en slecht voor het milieu. Maar hoe minder het hoort, hoe minder het mag, hoe fouter vlees is, hoe meer zin ik er in krijg.
Vroeger hield ik niet zo van vlees. Vond het maar saai. Een balletje gehakt, een lappie biefstuk, een flinter gekookte ham. Neh, boooring. Ook zo jaren tachtig. Vooral omdat er alleen maar peper en zout bij werd geserveerd.
Alleen kip uit de pan of de oven mocht ik graag eten. En dan niet zo´n taai stukje kipfilet, dat nog steeds veel weg heeft van schoenzool, maar met bot, vel, in al haar heerlijkheid gaar en klaar gemaakt. De combinatiekip, dat is een kip die zowel inzetbaar is voor haar eieren als later haar dijen was het enige stukkie vlees dat ik bliefde. Ander vlees kon me gestolen worden. Deed mij maar een stukkie kaas.
Dat is nu dus anders. Waarschijnlijk omdat ik te vaak bij de Italiaan en de Fransoos heb gegeten. Mensen, wat kunnen ze onder de knoflookgrens toch goed overweg met dode dieren. Als een simpele smaakmaker verwerkt als spekje in een pasta, als braadstuk bij een vleugje groen, als langdurig gerookt worstje bij een glaasje, het kan niet op. En over. Als ik diep onder de knoflookgrens na een lange dag musea, vergaderen of fietsen aanschuif dan sla ik altijd stijl achterover over de liefdevolle wijze waarop ze dieren ook na hun dood behandelen.
Ik kan nu bij de slager jaloers naar kinderen staan te kijken die wel een plakje worst krijgen. Die leeftijd ben ik helaas ver voorbij, al kreeg ik soms op mijn achttiende nog wel eens een de vraag of ik een plakje worst bliefde, want ik zag er toen ook al acht jaar jonger uit dan ik was.
Bij Louman, dat is mijn slager in de Jordaan ligt alles ook nog eens appetijtelijk opgetast. Ik snap heel goed dat een vegetarier onpasselijk wordt van al dat dode leed. Maar ik als ontluikend carnivoor zie in al dat rood en roze fijne stoofschotels, braadstukken, diepgetrokken soepen en dikbelegde boterhammen. Mijn favoriet bij Louman is de Brabantse metworst. Een verse worst, licht gezouten en zowel smeuig als bijtbaar. Oh, wat zijn een paar stukjes lekker met een glaasje van het een of ander. Of uitgeprakt op een verse stevige boterham.
Als ik nu lees wat ik schrijf moet ik me diep schamen. Het is zo fout om zo veel van vlees te houden. Om me zo te verlustigen in de dood van een ander levend wezen. Maar hoe minder het mag, hoe meer ik moet. Het foutste is nog wel mijn recente voorliefde voor filet americain. De grachtengordelvariant van likkepot. Gemalen restvlees met mayonaise en liefst een paar peperkorrels erin. En dan bij het smeren direct uit het bakje ook nog een haal nemen met je mes.
Goed. Stoppen nu. Ik heb bekend. Ik houd van vlees. Ik consumeer. Vanavond heb ik voor mezelf een simpele pasta gekookt met louter tomaten, olie, knoflook en hier en daar wat groene kruiden. Absence makes the heart grow fonder. Als ik dat nou vier van de zeven dagen per week doe valt er nog te leven met de nakende neocalvinistische donderwolk van mijn nieuwe object van schuldgevoelens: vleselijke lusten.