Lijst van vragen en antwoorden inzake de Voorjaarsnota 2010 - Voorjaarsnota 2010 - Hoofdinhoud
Deze lijst van vragen en antwoorden i is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 32395 - Voorjaarsnota 2010.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Voorjaarsnota 2010; Lijst van vragen en antwoorden; Lijst van vragen en antwoorden inzake de Voorjaarsnota 2010 |
---|---|
Documentdatum | 28-06-2010 |
Publicatiedatum | 29-06-2010 |
Nummer | KST323952 |
Kenmerk | 32395, nr. 2 |
Commissie(s) | Financiën (FIN) |
Externe link | originele PDF |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2009–2010
32 395
Voorjaarsnota 2010
Nr. 2
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 25 juni 2010
De vaste commissie voor Financiën1 heeft over de Voorjaarsnota 2010 (Kamerstuk 32 395, nr. 1) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.
De vragen zijn op 11 juni 2010 voorgelegd. Bij brief van 24 juni 2010 zijn ze door de minister van Financiën beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Blok
De griffier van de commissie, Berck
1 Samenstelling:
Leden: Rouvoet, A. (CU), Blok, S.A. (VVD), fng voorzitter, Weekers, F.H.H. (VVD), Haersma Buma, S. van (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD), Irrgang, E. (SP), Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Burg, B.I. van der (VVD), Dijck, A.P.C. van (PVV), Spekman, J.L. (PvdA), Vermeij, R.A. (PvdA), Ouwehand, E. (PvdD), Bashir, F. (SP), Sap, J.C.M. (GL), Plasterk, R.H.A. (PvdA), Groot, V.A. (PvdA), Bemmel, J.J.G. Van (PVV), Braakhuis, B.A.M. (GL), Vliet, R.A. Van (PVV), Dijkgraaf, E. (SGP), Verhoeven, K. (D66), Koolmees, W. (D66), Vacature, (CDA) en Vacature, (SP). Plv. leden: Vacature, (CU), Schaart, A.H.M. (VVD), Aptroot, Ch.B. (VVD), Vacature, (CDA), Elias, T.M.Ch. (VVD), Ulenbelt, P. (SP), Smilde, M.C.A. (CDA), Nicolaï, A (VVD), Graus, D.J.G. (PVV), Vacature, (PvdA), Veen, E. Van der (PvdA), Thieme, M.L. (PvdD), Karabulut, S. (SP), Halsema, F. (GL), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Smeets, P.E. (PvdA), Beertema, H.J. (PVV), Gent, W. van (GL), Jong, L.W.E. De (PVV), Staaij, C.G. van der (SGP), Vacature, (D66), Vacature, (D66), Hijum, Y.J. Van (CDA) en Vacature, (SP).
1
Wat zijn de gehanteerde veronderstellingen van de macro-economische vooruitzichten waarop de Voorjaarsnota is gebaseerd (bijv. economische groei, inflatie)? Kunt u een overzicht geven?
De macro-economische veronderstellingen die gehanteerd zijn in de Voorjaarsnota 2010 komen uit het Centraal Economisch Plan 2010 van het Centraal Planbureau. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de belangrijkste variabelen.
Macro-economische raming CEP 2010
2010
2011
Bruto binnenlands product (economische groei) Prijs bruto binnenlands product Waarde bruto binnenlands product (BBP) Inflatie (mutatie CPI, alle huishoudens) Contractloon marktsector Werkzame beroepsbevolking (15–64) Werkloze beroepsbevolking Olieprijs (Brent, dollars per vat) Eurokoers (dollars per euro) Lange rente (niveau in %)
(%) |
1½ |
2 |
(%) |
¾ |
1½ |
(mld euro) |
585 |
606 |
(%) |
1¼ |
1½ |
(%) |
1¼ |
1½ |
(× 1000 pers.) |
7250 |
7280 |
(niveau in %) |
6½ |
6½ |
($) |
76 |
76 |
($) |
1,43 |
1,43 |
(%) |
3¾ |
4¼ |
Kunt u een overzicht geven van de meest recente EMU-schuld en EMU-saldo voor elk EU-land dat de euro voert?
Onderstaande tabel geeft het meest recente overzicht van het EMU-saldo en de EMU-schuld van de lidstaten behorende tot de Eurozone. Nota bene: onderstaande cijfers voor Nederland zijn eveneens afkomstig van de Commissie; de cijfers voor Nederland zoals opgenomen in de Voorjaarsnota 2010 (EMU-saldo -6,6% bbp; EMU-schuld 66% bbp) zijn afkomstig van het ministerie van Financiën.
Lidstaat (in % bbp)
EMU-saldo 2010
EMU-schuld 2010
België
Duitsland
Ierland
Griekenland
Spanje
Frankrijk
Italië
Cyprus
Luxemburg
Malta
Nederland
Oostenrijk
Portugal
Slovenië
Slowakije
Finland
-
-5,0
-
-5,0 11,7
-
-9,3
-
-9,8
-
-8,0
-
-5,3
-
-7,1
-
-3,5
-
-4,3
-
-6,3
-
-4,7
-
-8,5
-
-6,1
-
-5,4
-
-3,8
99,0 78,8 77,3
124,9 64,9 83,6
118,2 62,3 19,0 71,5 66,3 70,2 85,8 41,6 40,8 50,5
Bron: European Commission, European Economic Forecast, Spring 2010
3
Kunt u de Nederlandse schuldquote grafisch weergeven sinds 1950?
Onderstaande figuur geeft een grafische weergave van de ontwikkeling van de overheidsschuld (in percentage van het bbp) sinds 1950.
2
Bron: CPB
4
Kunt u aangeven welk deel van de schuld is veroorzaakt door de interventies op de financiële markten?
Circa 8 van de 66% (raming EMU-schuld Voorjaarsnota 2010) kan worden toegerekend aan de interventies op de financiële markten.
5
Heeft u berekend welk effect een nullijn in het onderwijs heeft op de
werkgelegenheid in het onderwijs?
De loonbijstelling in het onderwijs wordt bepaald aan de hand van het referentiemodel. Dit model gaat uit van de loonkostenontwikkeling in de markt, en op basis hiervan wordt bepaald hoeveel loonbijstelling de schoolbesturen krijgen. Wanneer in de cao lagere of hogere loonstijgingen worden afgesproken dan op basis van het referentiemodel via de lump sum vergoed wordt, dan komt het verschil in loonkosten voor rekening van de schoolbesturen. Dit jaar is besloten de loonbijstelling 2010 niet uit te keren. Indien werkgevers en werknemers in het onderwijs hierop reageren met een nominale nullijn voor nieuwe onderwijscao’s zal er geen effect op de werkgelegenheid optreden. Dit geldt ook voor onderwijssectoren die al cao-afspraken hadden gemaakt voor 2010. Als zij geen nieuwe loonsverhogingen afspreken kunnen zij de kosten van de cao-afspraken 2010 dekken uit toekomstige arbeidsvoorwaardenruimte.
Ondanks de nullijn, blijven de middelen die beschikbaar zijn gemaakt voor het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden van leraren volgens het actieplan LeerKracht (Rinnooy Kan) wel beschikbaar. Deze middelen worden o.a. aangewend voor inkorting van carrièrelijnen en voor het vergroten van het aantal leraren in een hogere schaal.
6
Impliceert het niet uitdelen van de prijsbijstelling een korting op de studiefinanciering van 33 mln? Betekent dat de studiefinanciering hierdoor nominaal gelijk blijft?
Op grond van de Wet Studiefinanciering 2000 worden de normbedragen studiefinanciering jaarlijks geïndexeerd. Het niet uitkeren van de prijsbijstelling tranche 2010 heeft daarom geen consequenties voor de studerende. De budgettaire gevolgen worden elders binnen de OCW-begroting opgevangen.
7
Wordt de loon- en prijsbijstelling in latere jaren in principe weer gecompenseerd? Of ontstaat er door deze maatregel een structureel lager loon in bijvoorbeeld het onderwijs ten opzichte van de situatie waarin de maatregel niet was genomen?
Het kabinet streeft naar het realiseren van een nominale nullijn en heeft mede in het licht daarvan besloten de loonbijstelling 2010 niet uit te keren. Indien de markt eveneens tot een nominale nullijn komt ontstaat er in verhouding geen structureel lager loon. Het kabinet stelt de kabinetsbijdrage aan de loonkostenontwikkeling jaarlijks vast. Een nieuw kabinet zal besluiten de loon- (en prijsbijstelling) volledig, deels of niet uit te keren in latere jaren.
8, 51 en 55
Klopt het dat hiermee het referentiemodel voor de loonontwikkeling in het
onderwijs niet is gebruikt en dat daardoor de motie-Azough c.s. (32 124,
nr. 12) niet is uitgevoerd?
Waarom wordt alleen het voortgezet onderwijs gecompenseerd voor het uitblijven van de loonbijstelling 2010? Hoe verhoudt dit zich tot de motie
Azough (32 124, nr. 12)?
Klopt het dat, ondanks de aangenomen motie-Azough c.s. (32 124, nr. 12),
toch de nullijn wordt gehanteerd in het onderwijs? Zo ja, hoe verhoudt de
invoering van een nullijn in het onderwijs zich tot de in de begroting 2010
geuite wens het primair proces te ontzien in het onderwijs?
In het aanvullend beleidsakkoord 2009 verwachtte het kabinet dat in nieuwe cao’s voor 2010 – in zowel markt als overheid – een beperkte loonontwikkeling zou worden afgesproken. Daarmee zou automatisch een besparing worden gerealiseerd voor de rijksbegroting. De loonontwikkeling in de markt werkt immers via het toepassen van de referentiesyste-matiek door in de kabinetsbijdrage voor de arbeidsvoorwaardenontwikkeling in de kabinetssectoren. Deze besparing treedt vooralsnog echter zeer beperkt op omdat op basis van CEP-ramingen gebleken is dat de loonontwikkeling in de markt in 2010 op jaarbasis nog uitkomt op 1,25%. In het aanvullend beleidsakkoord is voorts afgesproken dat het kabinet in het geval er geen nominale nullijn tot stand komt, mede in zijn rol als overheidswerkgever, op enigerlei wijze vanuit de collectieve sector zal bijdragen aan solidariteit met de marktsector. Het inhouden van de loonbijstelling 2010 vloeit voort uit het streven een nominale nullijn te realiseren. Mede in het licht van de staat van de overheidsfinanciën heeft het kabinet daarom besloten de loonbijstelling 2010 niet uit te keren. De referentiesystematiek biedt de mogelijkheid om bij het bepalen van de kabinetsbijdrage aan de overheidswerkgevers voor arbeidsvoorwaarden-verbeteringen af te wijken van de arbeidsvoorwaardenontwikkeling in de marktsector. Het kabinet acht, mede gegeven de staat van de overheidsfinanciën, een algemene nullijn op alle kabinetspersoneel noodzakelijk. Het is onwenselijk om op deze algemene nullijn een uitzondering te maken voor het onderwijspersoneel.
De in de begroting 2010 geuite wens het primair proces in het onderwijs zoveel mogelijk te ontzien blijft onaangetast. Het niet uitdelen van de loonbijstelling 2010 zal vooral tot aanpassingen in de arbeidsvoorwaar-densfeer moeten leiden, en heeft daarmee geen directe invloed op het primaire onderwijsproces. Het niet uitdelen van de loonbijstelling heeft een effect op nieuw af te sluiten cao’s, maar staat los van het actieplan LeerKracht. De Rinnooy Kan-gelden blijven beschikbaar.
9
Is de overschrijding op de post Schuldsanering Antillen ontstaan doordat er meer vorderingen uit het verleden bleken te zijn? Zo ja, is er bekend wanneer er geen nieuwe vorderingen uit het verleden meer geaccepteerd zullen worden?
In het kader van de nieuwe staatkundige verhoudingen zijn afspraken gemaakt over sanering van schulden van de Nederlandse Antillen. Alle schulden zijn geïnventariseerd; er zijn geen nieuwe schulden bijgekomen. Voor de dekking van saneringsuitgaven is bij Coalitieakkoord een reservering gemaakt op de Aanvullende Post.
De mutatie bij Voorjaarsnota betreft de overheveling van 322,7 miljoen van de gereserveerde middelen naar de begroting, om uitgaven voor aflossingen en rente mogelijk te maken. Omdat een deel van de aflossingen vervroegd is gedaan heeft een overschrijding plaatsgevonden; deze vervroegde aflossing heeft alleen invloed op het kasritme, niet op de totale omvang van kasuitgaven over de gehele saneringsperiode. Er is dus geen sprake van vorderingen die eerder niet voorzien waren.
Per 10 oktober 2010 zijn naar verwachtingen de nieuwe verhoudingen gerealiseerd. De op dat moment nog resterende schuld zal worden overgenomen door Nederland, dit is overigens beperkt tot een maximum. Voor het deel dat Nederland teveel overneemt, verkrijgt Nederland een vordering op de nieuwe landen.
10, 11, 26 en 27
Op welke punten verschilt de beoordeling door Financiën van de kapitaalverstrekking aan Fortis Bank Nederland / ABN AMRO ten aanzien van de relevantie voor het EMU-saldo van de beoordeling door het CBS die ertoe heeft geleid dat het alsnog als EMU-relevant is bestempeld? Is het mogelijk dat gedeeltes van andere kapitaalverstrekkingen aan banken ook alsnog als EMU-relevant worden beschouwd?
Kan worden aangegeven waar het verschil zit tussen de beoordeling van de regering en die van het CBS omtrent een deel van de kapitaalverstrekking aan Fortis/ABN? Vanwaar wordt door het CBS nu een deel als EMU relevant betiteld?
Wat is de reden dat er kennelijk tussen het ministerie en het CBS geen eenduidige opvattingen zijn over het EMU-karakter van steunmaatregelen (ING-lening, kapitaalverstrekking ABN AMRO)?
Wie beslist uiteindelijk over dergelijke interpretatie- en definitiekwesties? Speelt de EU of het Europees statistisch bureau hier ook een rol in?
Het is in Nederland een goed gebruik dat het Centraal Bureau voor de Statistiek als onafhankelijk instituut beoordeelt in hoeverre transacties van de overheid wel of niet relevant zijn voor het EMU-saldo en de EMU-schuld. De kwestie met de Griekse statistieken heeft laten zien dat een onafhankelijkheid statuut van het nationale statistische bureau een absolute voorwaarde is voor betrouwbare statistieken inzake de overheidsfinanciën.
Er is geen verschil van inzicht tussen het Kabinet en het CBS over de statistische verwerking in het EMU-saldo en in de EMU-schuld van de genoemde transacties bij Fortis / ABN AMRO en ING. Het CBS heeft deze transacties, mede op verzoek van het Kabinet, beoordeeld op relevantie voor EMU-saldo en EMU-schuld en het Kabinet heeft de uitkomsten van deze beoordeling overgenomen.
Het CBS heeft – gegeven onder meer de complexiteit van deze transacties – deze transacties voorgelegd ter beoordeling aan Eurostat. Eurostat heeft namelijk in methodologische kwesties inzake EMU-saldo en EMU-schuld het laatste woord. Eurostat heeft bij de genoemde transacties de CBS-analyse voorlopig goedgekeurd.
11
Kan worden aangegeven waar het verschil zit tussen de beoordeling van de regering en die van het CBS omtrent een deel van de kapitaalverstrekking aan Fortis/ABN? Vanwaar wordt door het CBS nu een deel als EMU relevant betiteld?
Zie antwoord op vraag 10.
12
Is er al een indicatie hoe het CBS het aandeel van Nederland in het
Europese noodfonds zal beoordelen? Wel deel hiervan is relevant voor het
EMU-saldo?
Er is nog geen indicatie hoe het Centraal Bureau voor de Statistiek dit zal beoordelen. Hierover vindt ook in Europees verband overleg plaats tussen Eurostat en de nationale statistische bureaus.
13 en 21
Waarom werd er in de Miljoenennota 2010 nog verwacht dat er een onderschrijding van 0,7 mld zou zijn op het budgettair kader Zorg? Waarop was de raming ten tijde van de Miljoenennota 2010 gebaseerd?
Ten tijde van de Miljoenennota 2010 werd inderdaad een onderschrijding van het Budgettair Kader Zorg (BKZ) voor 2010 verwacht. Deze onder-schrijding is het gevolg van alle mutaties sinds de Miljoenennota 2008. In de Miljoenennota 2008, de eerste begroting van het Kabinet, was het kader gelijk aan de geraamde uitgaven
Dat sinds de Miljoenennota 2008 een verwachtte onderschrijding van het BKZ is ontstaan heeft verschillende oorzaken.
De eerste oorzaak van de geraamde onderschrijding is dat de loonontwikkeling in de zorg zich anders heeft ontwikkeld dan ten tijde van de Miljoenennota 2008 werd verwacht. In 2008 steeg de prijs nationale bestedingen (pNB) meer dan de verwachtte loon- en prijsontwikkeling van de zorguitgaven. Omdat het budgettaire kader wordt aangepast aan de pNB en de uitgaven aan de verwachtte loon- en prijsontwikkeling steeg het kader dus meer dan de uitgaven. Er is in 2008 dus sprake geweest van een ruilvoetwinst. De verwachtte onderschrijding van het kader als gevolg van die ruilvoetwinst was ongeveer 0,4 mld en is te vinden op pagina 87 van de Miljoenennota 2009. In het aanvullend beleidsakkoord van maart 2009 heeft het Kabinet overigens besloten om de automatische stabilisatie te versterken door voor de rest van de kabinetsperiode de uitgavenkaders te corrigeren voor ruilvoetwinsten of -verliezen. De rest van de kabinetsperiode hebben ruilvoetwinsten of -verliezen dus geen invloed meer op de kadertoetsing.
Een tweede oorzaak van de geraamde onderschrijding is dat er in 2009 maatregelen getroffen zijn om de overschrijdingen in dat jaar te compenseren. De geraamde opbrengst van deze maatregelen was 0,2 mld hoger dan de tegenvallers. Een toelichting op deze tegenvallers en maatregelen is te vinden in de VWS begroting 2010 op pagina 177 en verder.
Beide oorzaken samen hebben er voor gezorgd dat ten tijde van de Miljoenennota 2010 er een onderschrijding van het uitgavenkader werd verwacht van 0,7 mld.
14
Kan per overschrijding in de zorg (zoals genoemd en uitgesplitst in de suppletoire begroting van VWS) worden aangegeven waarom deze bij het opstellen van de Miljoenennota 2010 nog niet kon worden voorzien, hoe deze kan worden verklaard en hoe er op is/kan worden gestuurd?
In de 1e suppletoire begroting van VWS staan op pagina 25 de volgende mee- en tegenvallers vermeld:
Omschrijving (bedrag x mln) 2010
Actualisering zorguitgaven 1.490,9
Correctie invoering eigen bijdrage begeleiding – 80,0
Maatregel medisch specialisten – 137,0
Farmaceutische hulp – 158,0
Besparingsverlies eigen bijdrage voor functie begeleiding 12,0
Ramingsbijstelling Wtcg 53,0
Resultaat betere afbakening Wtcg – 36,9
Macro loon- en prijsbijstelling (CEP tranche 2010) – 219,8
IJklijnmutaties – 86,0
Overige mutaties 20,0
Financieringsschuif – 44,6
Een deel van deze mutaties betreft mee- dan wel tegenvallers die ten tijde van het opstellen van de Miljoenennota 2010 nog niet werden voorzien. Dit geldt bijvoorbeeld voor de actualisering zorguitgaven, het besparingsverlies eigen bijdrage voor functie begeleiding.
Een ander deel van de mutaties bestaat uit beleidsmatige mutaties, waaronder zowel intensiveringen (Wtcg) als ombuigingen (maatregel medisch specialisten). Voor alle beleidsmatige mutaties geldt echter dat deze het gevolg zijn van beslissingen die pas na het opstellen van de Miljoenennota 2010 zijn genomen. Ten slotte zijn er nog mutaties met een technisch karakter, zoals macromutaties naar aanleiding van nieuwe ramingen van het CPB en ijklijnmutaties.
Een gedetailleerde verklaring van de mutaties is te vinden in de 1e suppletoire begroting van VWS. Op hoofdlijnen geldt dat de actualisering van de zorguitgaven het gevolg is van het beschikbaar komen van nieuwe cijfers van de NZa en het CVZ. Deze cijfers lieten zien dat de zorguitgaven in 2008 en 2009 hoger zijn uitgevallen dan ten tijde van het opstellen van de Miljoenennota 2010 werd verwacht. Overigens bestaat de actualisering uit zowel cijfers uit oktober 2009 als uit cijfers uit maart 2010. De gevolgen van deze cijfers voor de uitgaven in 2009 is gemeld in de Najaarsnota respectievelijk de Slotwet. In de Voorjaarsnota worden de geraamde gevolgen voor de zorguitgaven in 2010 gemeld. Een eenduidige verklaring voor de hogere uitgaven is niet te geven, zie ook het antwoord op vraag 22.
Op de overschrijdingen in de zorg kan niet direct worden gestuurd. De aanbodsturing uit het verleden is voor grote delen van de zorg al een aantal jaren geleden losgelaten. Verder is er een wettelijk recht op zorg, waardoor tegenover een hoger volume in bijvoorbeeld de eerstelijnszorg een hogere vergoeding staat.
Het budgettair kader zorg (BKZ) fungeert daarbij als signalerings- en beheersingsinstrument. Volgens de begrotingsregels moeten overschrijdingen binnen het kader worden gecompenseerd. Dit betekent concreet dat de overschrijdingen op de zorg in principe binnen het BKZ moeten worden opgelost. In de zorg is het echter moeilijk om nog tijdens het lopende jaar maatregelen te treffen. Dat betekent in dit geval dat genomen maatregelen veelal pas per 2011 ingaan. Dat heeft tot gevolg dat de Voorjaarsnota de mee- en tegenvallers en de maatregelen voor het lopende jaar laat zien, terwijl de maatregelen voor 2011 uiterlijk in de Miljoenennota 2011 aan de Kamer worden gepresenteerd.
15
Zijn bij het niet uitdelen van loon- en prijsbijstelling nog bepaalde
uitgaven buiten schot gehouden? Zo ja, welke?
De prijsbijstelling tranche 2010 wordt niet uitgekeerd in 2010, behalve aan de Staten-Generaal en de Overige Hoge Colleges van Staat (o.a. Raad van State en Algemene Rekenkamer). Bij het niet uitdelen van de loonbijstelling zijn alleen de Overige Hoge Colleges van Staat uitgezonderd.
16
Waarom zijn de niet uitgedeelde tranches 2010 voor de loon- en prijsbijstelling alleen in 2010 verwerkt? Is de budgettaire ruimte van de doorwerking van deze tranches (van in totaal bijna € 850 mln. in 2011 en latere jaren) nog beschikbaar of zal deze bij Prinsjesdag afgeboekt worden in de begroting 2011?
De ingehouden loon- en prijsbijstelling tranche 2010 is in 2010 ingezet om het uitgavenkader te sluiten. De structurele doorwerking in 2011 en verder van de prijsbijstelling tranche 2010 is voor eenderde deel uitgekeerd; over de uitkering van het resterende gedeelte wordt in augustus besloten. De structurele doorwerking van het inhouden van de tranche loonbijstelling 2010 zal in de Miljoenennota 2011 worden verwerkt.
17
Kunt u een overzicht geven van hoe de korting van loon- en prijsbijstelling
uitpakt per ministerie?
In onderstaande tabel wordt de ingehouden loon- en prijsbijstelling tranche 2010 (jaar 2010) weergegeven. De Staten-Generaal en de Overige Hoge Colleges van Staat hebben volledige prijsbijstelling ontvangen, de Overige Hoge Colleges van Staat volledige loonbijstelling. Ook de ingehouden loonbijstelling wordt weergegeven.
Begroting (bedrag x € mln)
Prijsbij- Loonbijstelling stelling 2010 20101
De Koning
Staten-Generaal
Overige Hoge Colleges van Staat
Algemene Zaken
Koninkrijksrelaties
Justitie
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap2
Financiën
Defensie
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu
Verkeer en Waterstaat
Economische Zaken
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Jeugd en Gezin
Wonen, Wijken en Integratie
Infrastructuurfonds
Aanvullende Post
0,1 |
0,2 |
0 |
1 |
0 |
0 |
0,4 |
0,4 |
1,1 |
0,6 |
19,2 |
55,9 |
17,5 |
51,5 |
93,6 |
253,8 |
11 |
23,4 |
35,3 |
49,1 |
9,1 |
2,5 |
12,8 |
16 |
4,3 |
7,4 |
9,7 |
15,2 |
1,1 |
59,8 |
6,9 |
39,8 |
3,8 |
31 |
8,7 |
0,4 |
59,8 |
10,2 |
1 |
3,4 |
Begroting (bedrag x € mln) Prijsbij- Loonbijstelling stelling 2010 20101
Totaal ingehouden 295,4 621,8
1 De kasschuif voor voortgezet onderwijs en politie leidt tot ontlasting van 2010 en belasting van 2011. In deze tabel is deze kasschuif niet verwerkt zodat inzichtelijk is hoe de korting uitpakt per departement.
2 Inclusief de prijsbijstelling voor de Rijksomroepbijdrage.
18
Is bij de extra uitgaven ten behoeve van de medisch specialisten de nog door te voeren korting bij deze specialisten in mindering gebracht? Zo nee, wanneer zal dit gebeuren?
Eind 2009 is aangekondigd dat in 2010 aanvullende tariefsmaatregelen worden genomen van 137 mln in aanvulling op de korting van 375 mln op basis van de aanwijzing van 6 juli 2009, met kenmerk CZ/TSZ-2940850. Totaal wordt er met ingang van 2010 voor een bedrag van 512 mln aan maatregelen genomen.
19
Waarom wordt een «incidentele meevaller bij de geneesmiddelen» in de Voorjaarsnota beschreven als een «maatregel»? Welke maatregelen liggen er aan de meevaller op de geneesmiddelen ten grondslag?
De omschrijving «incidentele meevaller bij de geneesmiddelen» is wellicht ongelukkig gekozen. Zoals toegelicht op pagina 26 van de 1e suppletoire wet van VWS gaat het hier om het laten vervallen van een eerder gemaakte reservering (opbrengst 53 mln). Met enige goede wil kan het laten vervallen van een reservering (en het inzetten van de opbrengst voor de problematiek) worden gezien als een beleidsmatige keuze. Achteraf had deze mutatie echter beter bij de mee- en tegenvallers ondergebracht kunnen worden.
20
Kunnen de oorzaken van de overschrijdingen van het kader zorg van de afgelopen vier jaar inzichtelijk worden gemaakt? Kunnen daarbij de maatregelen inzichtelijk worden gemaakt die de afgelopen vier jaar zijn genomen om de overschrijdingen van het kader zorg terug te dringen?
Onderstaande tabel geeft de veranderingen in de kadertoetsing van het BKZ vanaf de Miljoenennota 2008, de eerste begroting van het Kabinet.
Voor de leesbaarheid zijn alleen mutaties opgenomen die minimaal in een van de jaren groter zijn dan 50 mln (afgerond 0,1 mld). Opgemerkt moet worden dat het alleen gaat om mutaties met een effect op de kadertoetsing. IJklijnmutaties, macromutaties vanaf de Miljoenennota 2009 en technische mutaties hebben geen effect op de kadertoetsing en zijn dus niet terug te vinden.
kadertoetsing BKZ (bedrag x mrd) 2008 2009 2010 2011
Stand miljoenennota 2008
Actualisatie zorguitgaven Tegenvaller PGB’s Transitieakkoord geneesmiddelen Besparingsverliezen maatregelen 2007 Pakketmaatregel benzodiazepinen (slaapmiddelen) Pakketmaatregel begeleiding (OB/AB) Maatregel eigen bijdrage OB/AB
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,1 |
|
0,0 |
0,1 |
0,1 |
0,4 |
0,6 |
0,9 |
0,0 |
|
|
|
0,0 |
0,2 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
|
|
|
0,0 |
|
|
|
0,0 |
0,0 |
|
|
kadertoetsing BKZ (bedrag x mrd)
2008
2009
2010
2011
Uitgavenreserve AWBZ maatregelen Aanscherpen vergoeding cholesterolverlagers Verbeteren kwaliteit gehandicaptenzorg Uitbreiding rijksvaccinatieprogramma Macromutaties (ruilvoetwinst) Overig
Stand miljoenennota 2009
Actualisatie zorguitgaven Meevaller preferentiebeleid geneesmiddelen Tegenvaller receptregelvergoeding geneesmiddelen Maatregelen medisch specialisten Tariefmaatregel GGZ
Maatregelen geneesmiddelen (WGP, doelmatig voorschrijven)
Maatregel huisartsen (doelmatig voorschrijven) Maatregel zelfverwijzers Tariefmaatregel vrije beroepsbeoefenaren Ramingsbijstelling PGB’s Inzet uitgavenreserve AWBZ maatregelen AWBZ maatregelen (best practices, ontbureaucratisering) Besparingsverlies tariefsmaatregelen AWBZ Maatregel prikkelwerking WMO Overig
Stand miljoenennota 2010
Actualisatie zorguitgaven
Geneesmiddelen (receptregelvergoeding, preferentiebe-leid)
Tegenvaller PGB’s Ophogen maatregelen medisch specialisten
Stand Voorjaarsnota 2010
0,0 |
0,1 |
0,2 |
0,2 |
0,0 |
0,0 |
|
|
0,0 |
0,0 |
0,1 |
0,1 |
0,0 |
0,1 |
0,0 |
0,0 |
0,2 |
|
|
|
0,1 |
0,1 |
0,1 |
0,1 |
0,0 |
|
|
0,0 |
0,4 |
0,8 |
0,8 |
0,8 |
|
|
|
|
0,2 |
0,5 |
0,6 |
|
0,0 |
|
|
|
0,0 |
|
|
|
0,0 |
|
|
|
0,0 |
|
0,1 |
|
0,0 |
0,0 |
|
|
0,0 |
|
|
|
|
|
|
|
0,0 |
|
0,0 |
|
0,0 |
|
|
|
|
|
|
|
0,0 |
0,0 |
|
|
0,1 |
0,1 |
0,1 |
|
0,4 |
0,3 |
|
|
1,4 |
1,5 |
1,4 |
|
|
|
||
0,1 |
0,2 |
||
|
|
||
1,7 |
0,6 |
1,0 |
21
Waarom werd er in de Miljoenennota 2010 nog verwacht dat er een onderschrijding van € 0,7 miljard zou zijn op het budgettair kader zorg en is dat nu een overschrijding? Wat verklaart de verkeerde inschatting?
De onderschrijding van 0,7 miljard ten tijde van de Miljoenennota 2010 was gebaseerd op de raming van de zorguitgaven in 2010. In het antwoord op vraag 20 is te zien hoe de verwachte kaderonderschrijding tot stand is gekomen. In de Voorjaarsnota 2010 zijn wederom de laatste ramingen van de zorguitgaven opgenomen. De omslag van een onder-schrijding van het uitgavenkader naar een overschrijding is te wijten aan de fors hogere zorguitgaven in 2008 en 2009, die doorwerken naar 2010 en volgende jaren. Deze cijfers waren bij het opstellen van de Miljoenennota 2010 nog niet bekend.
22
Kan er meer inzicht worden gegeven in de zorgoverschrijdingen? Zijn er
meer behandelingen en daarmee aanspraken geweest dan verwacht?
De overschrijdingen zoals gemeld in de 1e suppletoire begroting van VWS bedragen bijna 1,5 mld. Dit wordt veroorzaakt door onder meer een forse overschrijding bij de medisch specialisten, de tandartsenzorg, de ziekenhuizen, de paramedische zorg, verpleging en verzorging. In de tabel hieronder is de 1,5 mld uitgesplitst. In de 1e suppletoire begroting zijn de totaalbedragen terug te vinden op pagina 25. Onderstaande tabel geeft zowel de actualisatie van de uitgaven als de ontvangsten (eigen bijdragen) weer. Ook financieringsschuiven zijn in deze tabel opgenomen.
Actualisering zorguitgaven (bedrag x mln)
2010
ZVW Huisartsenzorg
30
Actualisering zorguitgaven (bedrag x mln) 2010
Tandheelkundige zorg 99
Paramedische zorg 63
Ziekenhuizen 241
Medisch specialisten 348
ZBC’s 132
Hulpmiddelen 19
Geneeskundige GGZ 67
Ziekenvervoer – 4
Zorg in het buitenland 20 AWBZ
Zorg in instellingen 423
Bovenbudgettaire vergoedingen 21
Persoonsgebonden budgetten 120
Eigen bijdragen 37
Beheerskosten – 6 Overig
Financieringsschuif – 45
Overig (nominaal) – 83
Totaal actualisering zorguitgaven 1.482
De overschrijdingen zijn gebaseerd op nieuwe inzichten zoals die van het College voor Zorgverzekeraars (CVZ) en NZa zijn ontvangen. Overschrijdingen kunnen samenhangen met onjuiste tarifering en/of normtijden bij bijvoorbeeld de medisch specialisten maar ook een toegenomen volume. Exacte kwantitatieve duiding hiervan is niet te geven.
Ten aanzien van de langdurige zorg is eveneens een kwantitatieve duiding moeilijk te geven voor de overschrijding. Wel kan worden vastgesteld dat meer mensen een beroep doen op AWBZ-zorg en de capaciteit is toegenomen, waarvoor zorginstellingen een vergoeding ontvangen.
23
Kan worden aangegeven of overschrijdingen in de toekomst worden «teruggehaald»? Hoe zullen bijvoorbeeld de tegenvallers bij medisch specialisten worden ondervangen?
Volgens de begrotingsregels moeten eventuele overschrijdingen binnen het desbetreffende uitgavenkader worden gecompenseerd. Dat houdt in dat overschrijdingen in de zorg in principe gecompenseerd moeten worden met maatregelen in de zorg. Zoals in de Voorjaarsnota is aangegeven is het in de zorg gecompliceerd om maatregelen te treffen die nog in het lopende jaar een voldoende opbrengst kennen. Uiteraard zullen er per 2011 wel maatregelen genomen worden. Deze maatregelen worden uiterlijk in de Miljoenennota 2011 aan de Kamer gepresenteerd.
24
Ligt aan het verkopen van gas tegen spotprijzen ook een contractuele
verplichting ten grondslag? Zo nee, waarom is er in 2010 voor gekozen
om gas te verkopen tegen spotprijzen als deze prijs lager was dan
geraamd.
Er ligt aan alle verkopen van gas een contractuele verplichting ten grondslag. In bijna al deze contracten staat een prijsformule, geen expliciete prijs. De prijsformule schrijft voor hoe de prijs afgeleid wordt van een openbare prijs, bijvoorbeeld spot- of olieprijzen. Deze openbare prijzen veranderen terwijl het contract loopt. De uiteindelijke prijs van het gas kan hierdoor hoger of lager uitpakken dan verwacht bij het aangaan van het contract. In de raming van de aardgasbaten is een schatting van de spotprijzen opgenomen. De beslissing van marktpartijen om gas te produceren en te verkopen hangt niet van die schatting af. Andere landen hebben overigens een vergelijkbare manier om gasbaten te innen.
25
Waarom komt het bedrag aan minder inkomsten van 0,3% bbp niet
overeen met het genoemde bedrag van 1,4 mld in de toelichting op tabel
7 (er van uitgaande dat 0,3% van 585 mln 1,76 mld is)? Wat verklaart dit
verschil?
Het gaat hier om zowel afgeronde bedragen als percentages.
26
Wat is de reden dat er kennelijk tussen het ministerie en het CBS geen eenduidige opvattingen zijn over het EMU-karakter van steunmaatregelen (ING-lening, kapitaalverstrekking ABN AMRO)?
Zie antwoord op vraag 10.
27
Wie beslist uiteindelijk over dergelijke interpretatie- en definitiekwesties?
Speelt de EU of het Europees statistisch bureau hier ook een rol in?
Zie antwoord op vraag 10.
28
Hoeveel meer werkgelegenheid verwacht u voor 2010 ten opzichte van de verwachting bij Miljoenennota 2010? Kunt u de positievere verwachting in de werkgelegenheidsontwikkeling voor dit jaar onderbouwen met cijfers?
De verwachting bij Miljoenennota 2010 voor het arbeidsvolume was 6.465.000 arbeidsjaren (raming MEV 2010). Op dit moment wordt het aantal arbeidjaren op 6.600.000 geraamd (CEP 2010). Dit is een toename van 135.000 arbeidsjaren ten opzichte van de raming bij Miljoenennota 2010.
29
Is het budget in de Europese begroting van 60 mld evenals de garantstelling van 440 mld ook toegankelijk voor niet-euro EU-landen?
De faciliteit van 60 miljard euro is in beginsel beschikbaar voor alle EU-landen, dus ook voor de niet-euro EU landen. Alle EU landen geven hier ook via de EU begroting een garantie voor. De bestaande faciliteit voor middellange termijn steun aan niet-eurolanden blijft van kracht. Leningen uit het European Financial Stability Facility (EFSF) zijn uitsluitend beschikbaar voor eurolanden. Lidstaten van de eurozone staan voor maximaal 440 mld euro borg voor de verplichtingen die EFSF aangaat voor de financiering van deze leningen.
30
Kunt u een integraal overzicht geven van de stimuleringsmaatregelen
inclusief de bijbehorende activiteiten van ieder departement?
Het kabinet heeft in de verschillende budgettaire nota’s sinds de start van het stimuleringspakket een integraal overzicht opgenomen. In bijlage 2 van de Voorlopige Rekening (VR) zijn de maatregelen uitgebreid toegelicht, inclusief de activiteiten van de departementen. De beleidsinhoudelijke activiteiten van departementen zijn verder te vinden in de verschillende departementale budgettaire stukken. Ten opzichte van raming ten tijde van de VR is weinig meer gewijzigd. De actuele ramingen zijn te vinden in de bijlage 3 van de Voorjaarsnota.
31
Hoe groot was het oorspronkelijk geraamde bedrag aan stimuleringsmaatregelen dat in totaal in de jaren 2009 en 2010 zou worden uitgegeven?
Het geraamde bedrag in het aanvullend beleidsakkoord was 2,8 mld voor
2009 en 3,3 mld voor 2010. Bij de uitwerking zijn de kasritmes geactualiseerd. Dat maakte de raming in Miljoenennota 2010 2,4 mld voor 2009 en 3,2 mld voor 2010. Het gaat dan om de definitie zoals gehanteerd in tabel 8 uit de Voorjaarsnota (exclusief de stimulering door gemeenten en provincies en de extra werkloosheidsuitgaven).
32
Hoeveel zal er daadwerkelijk worden uitgegeven aan stimuleringsmaatregelen in 2009 en 2010?
In 2009 is daadwerkelijk 2,0 mld uitgegeven (cf. definitie in antwoord 31). De daadwerkelijke uitgaven 2010 zijn nog niet zeker; dit is pas bekend als de jaarrekening over 2010 is opgemaakt (in het jaarverslag over 2010). De verwachting is op dit moment (Voorjaarsnota 2010) dat er 3,6 mld zal worden uitgegeven.
33
Heeft de huidige economische situatie nog invloed op het al dan niet
uitvoeren van de vertraagde stimuleringsmaatregelen?
Nee, de huidige situatie geeft geen aanleiding om de uitvoering van het stimuleringspakket te wijzigen.
34 en 45
Waarop is de raming dat in 2010 1,8 mld aan Griekenland verstrekt zal worden gebaseerd? Zijn er afspraken over de maxima per jaar? Tot welke onzekerheden kan dit nog in 2010 leiden?
Met het oog op de financiële stabiliteit in de Eurozone is een leningenprogramma gestart voor Griekenland. Het Nederlandse aandeel hierin is € 4,7 miljard. Voor het huidige jaar is geraamd dat hiervan circa € 1.8 miljard zal worden verstrekt. Kunt u middels een berekening specificeren hoe u aan deze € 1.8 miljard komt? Wat zijn de verwachtingen voor de komende jaren?
Het aandeel van alle afzonderlijke eurolanden in het totale leenbedrag dat het eurogebied aan Griekenland beschikbaar zal stellen, wordt bepaald door de ECB kapitaalsleutel. Deze sleutel wordt berekend aan de hand van het inwoneraantal en het BBP van een afzonderlijk euroland, als percentage van het totale inwoneraantal en BBP van het eurogebied (de twee componenten hebben in de berekening van de ECB kapitaalsleutel ieder een weging van 50%). Het Nederlandse aandeel in de financiering van het programma aan GR via de ECB kapitaalsleutel, gecorrigeerd voor het feit dat Griekenland zelf niet meefinanciert, is 5,88%.
In totaal zullen de landen van het eurogebied leningen van maximaal 80 miljard euro aan Griekenland verstrekken tussen het tweede kwartaal van
2010 en het derde kwartaal van 2013. Het Nederlandse aandeel hierin zal wederom 5,88% zijn, oftewel maximaal 4,704 miljard euro. De verwachting (op basis van de financieringsbehoefte van GR) is dat in 2010 30 miljard nodig zal zijn, voor NL komt dat neer op 5,88% hiervan ofwel 1,764 miljard euro in 2010. Op 18 mei is een eerste tranche verstrekt.
35
Waarom wordt in 2010 niet op dividend gerekend van ABN AMRO, noch
op couponrente van Aegon?
Het resultaat van ABN AMRO in 2009 was onvoldoende om een dividenduitkering te doen. Zodoende wordt hier in 2010 niet op gerekend.
Wat betreft AEGON, de Staat ontvangt een couponrente indien AEGON dividend betaalt op de gewone aandelen. Zoals ook SNS REAAL en ING, heeft AEGON in 2010 over het boekjaar 2009 geen dividend uitgekeerd aan houders van gewone aandelen. Als gevolg wordt door de Staat geen couponrente ontvangen1.
36
Wat is de kans dat de counter indemnity voor ABN AMRO wordt benut
gezien de huidige economische en financiële situatie?
De counter indemnity kan worden benut indien RBS NV (het oude ABN AMRO) niet aan zijn verplichtingen voldoet ten aanzien van crediteuren van RBS NV voor verplichtingen die op 7 augustus 2008 reeds bestonden en die nog niet zijn voldaan. In dat geval kunnen crediteuren verhaal halen bij New HBU (nu Deutsche Bank Nederland). New HBU zal dan claimen onder een vrijwaring die ABN AMRO Bank NV (nieuwe ABN AMRO) aan New HBU heeft afgegeven. ABN AMRO Bank NV zal op haar beurt claimen bij de Staat onder de counter indemnity (tot een bedrag van maximaal € 950 mln). Over de kans dat RBS NV niet aan zijn verplichtingen kan voldoen, kan niets gezegd worden.
37
Kan per maatregel die is genomen in de financiële sector een overzicht worden gegeven van de kosten en de baten, waarbij ook de rente- en uitvoeringskosten worden toegedeeld aan de verschillende maatregelen?
De baten zijn per interventie terug te vinden in het budgettair overzicht kredietcrisismaatregelen. Voor wat betreft de rentelasten is het niet mogelijk deze per maatregel afzonderlijk te berekenen. Dit vanwege het integrale karakter van staatsschuldfinanciering. Wel is het mogelijk om op basis van veronderstellingen een deel van de totale rentelasten op staatsschuld toe te rekenen aan de crisismaatregelen (ca. € 1,3 mld. in 2010).
38
Waarom staan in tabel 1 van het Budgettair overzicht kredietcrisismaatregelen geen cijfers voor 2009 vermeld voor wat betreft de ING Back-up faciliteit?
Voor 2009 is voor ING IABF alleen het resultaat opgenomen. De onderliggende kasstromen voor 2009 zijn ongewijzigd ten opzichte van FJR 2009 en worden in het vervolg weer opgenomen.
1 De koppeling van betaling van de couponrente aan uitkering van dividend op gewone aandelen is van belang om de door AEGON uitgegeven securities te kunnen aanmerken als kernkapitaal. Anders zou geen sprake geweest zijn van een kapitaalversterking.
39
Wat is de verklaring voor het feit dat in 2010 veronderstelde opbrengsten in tabel 3a, ook relatief, afnemen ten opzichte van 2009? Betekent dit dat vanaf 2010 naar verwachting de kosten van de maatregelen voor financiële instellingen de opbrengsten jaarlijks blijvend zullen overstijgen?
De in de begroting voor 2010 veronderstelde ontvangsten op crisismaatregelen liggen onder het niveau van 2009. Dit komt grotendeels doordat de geraamde inkomsten uit de kapitaalverstrekkingsfaciliteit en rente op het Fortis overbruggingskrediet lager zijn dan in 2009. Tevens geldt dat als gevolg van een lager financieringstekort, de rentelasten voor 2010 lager uitvallen dan in 2009, relatief gezien is dit effect wel minder sterk dan de daling van de opbrengsten. Voor wat betreft de toekomst is het vanwege onzekerheid niet mogelijk om op dit moment een uitspraak te doen over de kosten en opbrengsten van maatregelen in de toekomst.
40
Waarom wordt in 2010 uitgegaan van nul euro terug te vorderen uitvoeringskosten inhuur externen? Kunnen deze kosten niet deels verhaald worden op de desbetreffende deelnemingen en of ontvangers van steun?
In de gevallen waar de financiële instellingen naar de Staat komen met het verzoek voor additioneel kapitaal is tot nu toe, zonder uitzondering en voor het behoud van het level playing field, afgesproken dat de verbonden kosten worden doorbelast. Voor 2010 worden geen nieuwe additionele kapitaalinjecties voorzien. Op basis van de kapitaalinjecties uit 2009 verwachten we echter 8 mln aan uitvoeringskosten van financiële instellingen te ontvangen. De overige, niet terug te vorderen, gebudgetteerde kosten maakt de Staat als aandeelhouder en niet als kapitaalverstrekker. De beleidslijn is om kosten verbonden aan beleidsmatige beslissingen in de rol van aandeelhouder niet door te belasten aan de banken.
41
De opgebouwde rente op vordering over het uitgekeerde depositogarantiestelsel betreffende Icesave bedraagt in 2010 € 78 mln. Zal dit rentebedrag mee worden genomen in de vordering op IJsland?
Ja, dit bedrag zal worden toegevoegd aan de reeds bestaande vordering op IJsland ter waarde van inmiddels 1,4 mld (1,329 mld + 74 mln rente over 2009)
42
Kunt u de actuele marktwaarde van het nieuwe ABN AMRO inzichtelijk
maken?
Er wordt niet gehandeld in aandelen ABN AMRO en de onderneming is volledig in handen van de Staat. ABN AMRO kent daarom geen actuele marktwaarde. Wat een eventuele verkoop of beursgang de Staat op dit moment in de strategische fase van integratie zou opleveren valt niet te zeggen.
43
Als gevolg van de separatie van ABN AMRO op 1 april jl. vond de conversie plaats van de twee MCN’s evenals de afrekening van bedrijfsonderdelen binnen het consortium. De gezamenlijke waarde van de componenten is 3.038 mln, en zijn toegevoegd aan het aandelenkapitaal. In hoeverre was deze conversie voorzien? Zijn deze bedragen marktconform?
Ja, de conversie van de MCN’s per separatie was voorzien. Per 1 april jongstleden zijn de twee MCN’s omgezet in aandelenkapitaal van ABN AMRO Bank. De MCN’s vormden een achtergestelde lening ten behoeve van wat destijds nog de N-Share was binnen het consortium. De Staat wilde er zeker van zijn dat het ten behoeve van de N-Share gestorte kapitaal ook daadwerkelijk bij de N-Share (het huidige ABN AMRO Bank) terechtkwam. Er is daarom gekozen voor de MCN-instrumenten. Na de separatie op 1 april stond ABN AMRO (de voormalige N-Share) apart en zijn de MCN’s volgens overeenkomst geconverteerd naar regulier aandelenkapitaal. De MCN’s waren bedoeld om de kapitaalratio’s van de bank binnen het consortium omhoog te brengen. Er bestond als zodanig geen markt voor.
Overigens zijn niet alle componenten van de herkapitalisatie toegevoegd aan het eigen vermogen. De afrekening tussen de consortiumpartners valt daar bijvoorbeeld buiten.
44
De premie die de Staat ontvangt voor de afgifte van de garantie van de
Staat ter waarde van 950 mln aan ABN AMRO in het kader van de
afsplitsing van HBU uit het oude ABN AMRO bedraagt ca. 19 mln in 2010.
Kan worden gesteld dat een dergelijk bedrag marktconform is? Hoe
verhoudt de hoogte van de premie zich tot in het verleden afgegeven
garanties?
De premie die ABN AMRO betaalt is vastgesteld aan de hand van een advies van de ECB van 20 november 2008 («The pricing of recapitalisa-tions») en meer specifiek paragraaf 3 hiervan («The required rate of return on subordinated debt»). De relatie met de in het verleden afgegeven garanties kan niet gelegd worden, aangezien dit de eerste keer is dat de Staat een dergelijke vrijwaring heeft afgegeven. Echter de beprijzing kan gezien bovenstaande als marktconform worden aangemerkt.
45
Met het oog op de financiële stabiliteit in de Eurozone is een leningenprogramma gestart voor Griekenland. Het Nederlandse aandeel hierin is € 4,7 miljard. Voor het huidige jaar is geraamd dat hiervan circa € 1.8 miljard zal worden verstrekt. Kunt u middels een berekening specificeren hoe u aan deze € 1.8 miljard komt? Wat zijn de verwachtingen voor de komende jaren?
Zie antwoord op vraag 34.
46
Griekenland betaalt over de lening jaarlijks een rentevergoeding. Voor 2010 is zodoende becijferd dat ca. 42 mln aan premies zal worden ontvangen. Hoe verhoudt deze 42 mln zich met de op 7 mei in het plenair debat door u genoemde jaarlijkse rente van ca. 150 mln tot 175 mln?
De rente-inkomsten van de leningen aan Griekenland worden ieder kwartaal bepaald door het feitelijke leenbedrag wat uitstaat. De jaarlijkse renteopbrengsten zullen het grootst zijn op het moment het totale maximale bedrag wat Nederland aan Griekenland zal lenen (4,704 miljard euro) in zijn geheel uitstaat. Op dat moment zijn de geschatte renteinkomsten ruim 175 miljoen euro per jaar.
In 2010 zal Nederland in totaal naar verwachting 1,8 miljard euro lenen aan Griekenland. Omdat de leningen in vier tranches per jaar worden verstrekt, zal pas in het vierde kwartaal van 2010 dit volledige bedrag aan leningen uitstaan. In 2010 zullen deze leningen zo’n 42 miljoen euro aan rente opbrengen.
De ramingen voor de rente-inkomsten zijn altijd schattingen. De rente die Griekenland moet betalen hangt namelijk af van de Euriborrente, en is dus variabel.
47
Kunt u de tegenvaller van 241 mln bij ziekenhuizen nader specificeren?
Mijn vermoeden is dat deze vraag betrekking heeft op de 1e suppletoire begroting van VWS. In deze suppletoire begroting staat op pagina 26 namelijk een tegenvaller van 241 mln bij de ziekenhuizen gemeld. In de Voorjaarsnota is deze tegenvaller gesaldeerd opgenomen met de andere mee- en tegenvallers. Op basis van de cijfers van de NZa over de budgetten (A-segment) die in het voorjaar 2010 bij VWS zijn binnengekomen en cijfers van het College voor Zorgverzekeraars (CVZ) in maart 2010 is gebleken dat de het totaal van budgetten en schade zoals die bij verzekeraars zijn binnengekomen hoger zijn dan op de VWS-begroting voor 2008 beschikbaar was. Verwacht wordt dat deze tegenvaller op basis van de cijfers 2008 een meerjarige doorwerking heeft.
48, 50, 52, 56 en 57
Wat zijn de gevolgen van de verschuiving in de post arbeidsvoorwaarden
voor de politie en AIVD ten laste van de jaren 2011 en 2012 voor de
toekomstige salarisruimte bij de politie en de begrotingen van de
politiekorpsen?
Wat voor gevolgen heeft het compenseren van de loonbijstelling met
budget uit 2011 en 2012 voor de arbeidsvoorwaarden voor die jaren?
Betekent dit dat er in die jaren hoe dan ook moet worden bezuinigd op
salarissen bij de politie en de AIVD?
Wat zijn de gevolgen van de toegepaste «intertemporele compensatie
loonbijstelling» op de salarisruimte in het onderwijs in 2011?
Wat voor gevolgen heeft het compenseren van de loonbijstelling met
budget uit 2011 voor de arbeidsvoorwaarden voor dat jaar? Betekent dit
dat er in 2011 bezuinigd moet worden op arbeidsvoorwaarden?
Waaruit bestaat de problematiek bij de Belastingdienst door het inhouden
van de loonbijstelling 2010? Waarom wordt deze compensatie bij de
Belastingdienst niet ten laste gebracht van volgende jaren, zoals bij politie
en voortgezet onderwijs wel gebeurt?
De intertemporele compensatie van negatieve arbeidsvoorwaardenruimte met ruimte uit latere jaren is gebruikelijk: indien de gerealiseerde loonontwikkeling in de markt lager is dan verwacht ten tijde van het afsluiten van een cao zal altijd de loonbijstelling uit latere jaren moeten worden aangewend ter dekking van de reeds afgesloten cao. Vice versa geldt dat indien de loonontwikkeling in de markt hoger is dan verwacht de ontstane ruimte uit eerdere jaren kan worden aangewend voor een nieuw af te sluiten cao. Door bij Voorjaarsnota de ontstane liquiditeitsproble-matiek voor voortgezet onderwijs en politie in 2010 te ontlasten ten koste van 2011 wordt voorkomen dat het voortgezet onderwijs en politie een financieringsprobleem ondervinden.
Het inhouden van de loonbijstelling 2010 zorgt voor alle sectoren met een in 2010 doorlopende cao voor dezelfde problematiek in 2010 doordat een loonstijging is afgesproken, maar er geen kabinetsbijdrage aan de loonkostenontwikkeling is. De bij Voorjaarsnota verwerkte kasschuif, zoals bij voortgezet onderwijs en politie is gebeurd, biedt deze sectoren de ruimte om het financieringsprobleem op te lossen. Voor de Belastingdienst, en andere sectoren, was een dergelijke schuif niet nodig aangezien voor de problematiek dekking is gevonden op de eigen begroting of de schuif intern kon worden verwerkt.
Sectoren zullen het probleem structureel moeten oplossen in de volgende cao. Als zij voor 2011 een nominale nullijn aanhouden kan de loonbijstelling 2011 worden gebruikt ter financiering van de structurele doorwerking van de al voor 2010 afgesproken contractloonstijging.
Daarmee kan het financieringsprobleem van cao’s vanaf 2011 worden opgelost.
49
Zijn er CAO-afspraken over de loonbijstelling die door het niet uitkeren
van de loonbijstelling trance 2010 niet kunnen worden waargemaakt?
De afspraken uit reeds afgesloten cao’s worden nagekomen. Het niet uitkeren van de loonbijstelling tranche 2010 heeft wel gevolgen voor nieuw af te sluiten cao’s.
50
Wat voor gevolgen heeft het compenseren van de loonbijstelling met budget uit 2011 en 2012 voor de arbeidsvoorwaarden voor die jaren? Betekent dit dat er in die jaren hoe dan ook moet worden bezuinigd op salarissen bij de politie en de AIVD?
Zie antwoord op vraag 48.
51
Waarom wordt alleen het voortgezet onderwijs gecompenseerd voor het uitblijven van de loonbijstelling 2010? Hoe verhoudt dit zich tot de motie Azough (32 124, nr. 12)?
Zie antwoord op vraag 8.
52
Wat zijn de gevolgen van de toegepaste «intertemporele compensatie
loonbijstelling» op de salarisruimte in het onderwijs in 2011?
Zie antwoord op vraag 48.
53
Wat is de reden dat er minder gebruik wordt gemaakt van de aanvullende
beurs dan verwacht? Zijn er minder studenten die voldoen aan de eisen of
wordt de regeling niet voldoende benut door onbekendheid met de
regeling?
De uitgaven aanvullende beurs blijven achter bij de eerdere veronderstellingen. Aangenomen wordt dat de bekendheid met de regeling en daarmee het gebruik optimaal is. De lagere uitgaven komen voort uit een lager aantal rechthebbenden op aanvullende beurs. In de raming werd aangenomen dat vanwege de economische crisis meer gebruik zou worden gemaakt van de aanvullende beurs. Dit blijkt zich echter in mindere mate voor te doen dan eerder werd verondersteld.
54
Wat is de reden dat er minder prestatiebeurzen omgezet worden naar een gift? Moeten er (extra) maatregelen worden genomen om te voorkomen dat studenten met schulden blijven zitten?
De ramingbijstelling voor 2010 is gebaseerd op realisatiegegevens over 2009 en de eerste maanden van 2010. In 2010 worden minder omzettingen naar gift verwacht dan eerder werd geraamd. De verwachting is dat deze omzettingen naar een gift alsnog zullen plaatsvinden in latere jaren. Er is derhalve geen reden om nu aanvullende maatregelen te nemen.
55
Klopt het dat, ondanks de aangenomen motie Azough c.s. (32 124, nr. 12),
toch de nullijn wordt gehanteerd in het onderwijs? Zo ja, hoe verhoudt de
invoering van een nullijn in het onderwijs zich tot de in de begroting 2010 geuite wens het primair proces te ontzien in het onderwijs?
Zie antwoord op vraag 8.
56
Wat voor gevolgen heeft het compenseren van de loonbijstelling met budget uit 2011 voor de arbeidsvoorwaarden voor dat jaar? Betekent dit dat er in 2011 bezuinigd moet worden op arbeidsvoorwaarden?
Zie antwoord op vraag 48.
57
Waaruit bestaat de problematiek bij de Belastingdienst door het inhouden van de loonbijstelling 2010? Waarom wordt deze compensatie bij de Belastingdienst niet ten laste gebracht van volgende jaren, zoals bij politie en voortgezet onderwijs wel gebeurt?
Zie antwoord op vraag 48.
58
Blijft de € 50 mln voor de afbakening doelgroep Wtcg die in 2009 gereserveerd is en in 2010 en de jaren daarna nog niet wordt benut, beschikbaar voor de verbetering van de afbakening voor mensen met een beperking? Waarom wel of niet?
In de antwoorden op vragen van beide Kamers over de Tweede voortgangs-rapportage Wtcg was al opgemerkt dat de Taskforce-voorstellen over het toepassen van terugwerkende kracht voor een deel van de verbetervoorstellen en de specifieke faciliteit gezien de huidige budgettaire situatie onderwerp zijn geworden van nadere beraadslagingen van het kabinet in het kader van de voorjaarsbesluitvorming. Inmiddels is duidelijk dat er gezien de precaire budgettaire situatie voor deze onderwerpen geen middelen beschikbaar zijn. Dit betekent dat er geen terugwerkende kracht wordt toegepast voor de verbeteringen in de afbakening op basis van Zvw-zorggebruik en het volgtijdelijk optellen van AWBZ-indicaties. Daarnaast ziet het kabinet af van (het onderzoek naar) de inrichting van een specifieke faciliteit. De middelen die voor 2009 waren gereserveerd zouden worden ingezet voor de bekostiging van terugwerkende kracht. Deze zijn dus vervallen.
De maatregelen met betrekking tot meerjarig hulpmiddelengebruik heeft een geleidelijke ingroei, waardoor in eerdere jaren een deel van de 50 mln niet wordt benut. Dit bedrag wordt ook ingezet ter dekking van budgettaire krapte.
59
Blijven de gelden die in 2010 en de jaren daarna niet benut worden, beschikbaar voor de groep mensen die in 2009 ten onrechte geen geld krijgen en die in 2010 wel gevonden kunnen worden? Waarom wel of niet?
Aangezien wordt afgezien om met terugwerkende kracht een tegemoetkoming te verstrekken, krijgen verzekerden die vanaf 2010 worden gevonden ook vanaf 2010 een tegemoetkoming (uit te keren in 2011) en niet met terugwerkende kracht over 2009.
60
Blijven de gelden die in 2010 en de jaren daarna niet benut worden, beschikbaar voor onderzoek naar de groep mensen die niet gevonden wordt op zorggebruik en toch een beperking heeft die hoge meerkosten met zich meebrengt?
Vanwege het besluit af te zien van het inrichten van een specifieke faciliteit, is daarmee ook het budget voor onderzoek komen te vervallen.