Van der Hoeven: duurzame energie “te duur” - Hoofdinhoud
Maria van der Hoeven (CDA) is een zeer behendig politica, maar ik heb haar nooit op een visie over duurzaamheid kunnen betrappen.
Nu schrijft ze weer: “Duurzame energie is de komende jaren nog een te beperkte en te dure optie voor CO2-reductie. Voor een effectief klimaatbeleid is een combinatie van emissiehandel en fiscale prikkels de beste aanpak en zijn bijvoorbeeld energiebesparing en kernenergie goedkoper.” [Volkskrant, 30 maart 2010].
In haar opinieartikel in de Volkskrant stelt Van der Hoeven dat energiepolitiek economische politiek is. Dat klopt. Maar je hebt business-as-usual economische politiek, laat ik dat voortaan Maria-politiek noemen, en structuurversterkende, duurzame economische politiek. De SP heeft een voorkeur voor het laatste.
Duurzame energie is een essentiële schakel in de verduurzaming van onze economie. Energiebesparing is dat overigens ook. Maar kernenergie is in het gunstigste geval een overgangstechniek die enkele tientallen jaren respijt geeft voor we alsnog over moeten schakelen naar bronnen als zon, wind, waterkracht en duurzame biomassa. Politici moeten verder kijken dan hun neus lang is en lange termijn visie tonen. Van der Hoeven doet dat niet omdat ze geen lange termijn visie heeft.
De minister maakt zich vooral zorgen over de ontwikkeling van de kosten voor de SDE (subsidie op duurzame energie) voor de korte termijn. Daar heeft ze een punt. Je moet altijd uitkijken met het rondpompen van subsidies, als je hetzelfde doel ook langs eenvoudiger wegen kan bereiken. Wat mij betreft zou de overheid bij het bevorderen van duurzame energie moeten inzetten op een mix van verplichtingen en subsidies, die rekening houdt met de mate waarin duurzame technieken al kunnen concurreren met de markt.
In dat opzicht is er een groot verschil tussen aan de ene kant wind op land en de bijstook van biomassa en aan de andere kant zon-PV. Wind op zee is nog wat duurder dan wind op land, met name door het ontbreken van publieke elektriciteitsnetwerken op zee. Als we een publiek netwerk op zee aanleggen is dat probleem opgelost, want de aanlegkosten op zee dalen snel en je hebt geen last van tijdrovende bezwaarprocedures. De gecombineerde opwekking van elektriciteit en warmte (WKK) is geen duurzame techniek, maar wel een zeer efficiente vorm van het benutten van fossiele energie, die qua kostprijs ook dichtbij de kostprijs van grijze stroom ligt.
De SP is voorstander om technieken die qua kostprijs dichtbij de marktprijs liggen via een verplichtingenstelsel (“verplicht aandeel duurzaam”) uit te rollen. Voor biomassa en wind op land kan dat met directe ingang, voor wind op zee op iets langere termijn (rond 2016). Dezelfde strategie kan ook bij WKK gevolgd worden, via een oplopend % verplicht nuttig gebruik van restwarmte bij elektriciteitscentrales.
De kostprijs van fotovoltaische zonneenergie ligt echter nog ver boven de marktprijs, op dit moment rond de €0,45/kWh. Dat is een enorm gat met de consumentenprijs (rond de €0,23/kWh), laat staan met de productiekosten van grijze stroom (in de orde van €0,06/kWh). Aan de andere kant is PV-zon op termijn de meest veelbelovende techniek, die bij een redelijk tempo van opschalen tussen 2020 en 2030 concurrerend wordt met de marktprijs. Voor dat opschalen zal nog een flinke tijd subsidie nodig zijn. Het Duitse feedin systeem regelt die subsidie op een natuurlijke manier: via een opslag op de kosten van grijze stroom. De normvergoeding wordt jaarlijks met een procent of vijf verlaagd, ter compensatie van de snelle prijsdaling van de PV-installaties door de technologische ontwikkeling.
Als je alléén zou werken met een verplicht aandeel duurzaam gaan de energieleveranciers uitsluitend kiezen voor de goedkoopste duurzame technieken, waardoor veelbelovende innovatieve technieken die een grotere afstand tot de markt hebben het loodje leggen. Dus is in die gevallen een subsidie wel degelijk nodig.
Regeren is vooruitzien, liefst wat langer dan één regeerperiode.