Amsterdam, Suriname en hulp

Met dank overgenomen van K.H.D.M. (Klaas) Dijkhoff i, gepubliceerd op zaterdag 28 augustus 2010.

Suriname heeft een nieuwe President, dat zal weinigen ontgaan zijn.

Nederland heeft een speciale band met Suriname, ook dat is geen nieuws.

Menigeen in Nederland had liever een andere President gezien dan Desi Bouterse, ook geen schokkende stelling.

Zijn Presidentschap is het resultaat van vrije verkiezingen en dat is een goede procedure.

Nederland geeft ontwikkelingshulp aan Suriname. Zowel landelijk als door sommige gemeenten.

Een simpel rijtje feiten, moet je daar conclusies aan verbinden?

De gemeente Amsterdam heeft gemeend van wel. Amsterdam stopt met een deel van hun ontwikkelingshulp aan Suriname.

Dat vind ik als VVD’er op zich prima. Ik vind namelijk dat gemeenten sowieso niet aan ontwikkelingshulp moeten doen. Dat doen we landelijk en daar hoeven geen dubbelingen bij.

Daarnaast is het al moeilijk genoeg om te zorgen dat je ontwikkelingshulpbeleid effectief is. De expertise in den Haag is groter dan in gemeenten en zelfs dan valt er nog ontzettend veel te verbeteren.

Alle reden dus om als gemeente het geld van je burgers te besteden aan gemeentelijke zaken (of als je over hebt: de OZB of parkeertarieven te verlagen) en niet zelf nog een schaduwbeleid op ontwikkelingshulp op te tuigen.

Maar goed, Amsterdam stopt helaas niet met het hele lokale OS-beleid. Dat ze dan stoppen met een deel is hun eigen keuze. Daar ga ik me niet in mengen.

Wel deed het (in de media) de vraag opkomen of landelijk het Amsterdamse voorbeeld gevolgd zou moeten worden.

Ik heb daarop in Het Parool gereageerd.

Voor alle landen waar we een ontwikkelingsrelatie mee hebben gelden regels. Als daar een probleem in optreedt, moeten we de hulp heroverwegen.

Daarin zijn feiten en gebeurtenissen van nu leidend.

Kort en goed: in het landelijke OS-beleid ten opzichte van Suriname kijk ik liever naar wat er in Paramaribo gebeurt in plaats van Amsterdam.