Wat is een Nederlander? - Hoofdinhoud
Nederland is bedacht. Door buitenlanders. In 1815 werd Nederland een monarchie, een samenvoeging van de toenmalige Nederlanden en België. Daarmee werd Nederland ook een eenheidsstaat, nadat we eeuwenlang een republiek waren geweest, een samenwerkingsverband van zeven autonome gewesten. Die eenheid werd ons opgelegd door de Engelsen en de Pruisen, die na de oorlogen van Napoleon niet wilden dat de lage landen weer zo gemakkelijk onder de voet werden gelopen. De Belgen hebben het echter niet lang met ons uitgehouden, in 1830 gingen zij hun eigen weg. De overgebleven inwoners van het Koninkrijk voelden zich vooral Utrechter, of Fries, of Brabander. Maar een ‘Nederlander’? Wat moesten ze zich daar nu weer bij voorstellen?
‘Niet daarin, dunkt mij, bestaat onze voortreffelijkheid, dat wij in kunsten de Italianen, in diep afgetrokken onderzoek de Duitschers, in geest en vaardigheid en goeden smaak de Franschen, in praktische beoefening van alles de Engelschen, overtreffen, of ook zelfs op zijde komen; maar daarin, dat het ons aan niets van dat alles ontbreekt.’ Dat schreef in 1829 Philip Willem van Heusde. Deze filosoof zocht naar een manier van denken die zou aansluiten bij de specifieke kwaliteiten van het Nederlandse volk. Maar waarin blonken wij dan uit? Wat bepaalde onze eigenheid? Zijn antwoord lijkt typisch Nederlands: we zijn nergens echt goed in, maar dat maakt ons juist zo voortreffelijk. We brengen het beste van anderen samen en doen daar vervolgens ons voordeel mee.
Van Heusde voldeed zelf als geen ander aan dit nationale zelfbeeld. Hij was een beperkte filosoof, maar Van Heusde was wel een invloedrijke denker. Aan de Utrechtse universiteit leidde hij een bestuurlijke elite op voor het nieuwe Koninkrijk. Hij leerde de toekomstige wetgevers en bestuurders, geestelijken en handelslieden alles wat nodig was om ons bescheiden en gematigde volk haar eigen plaats te geven binnen de Europese beschaving.
Of het komt door de inspanningen van Van Heusde, durf ik niet te zeggen, maar we identificeren onszelf steeds minder met de regio waar we wonen. Bijna niemand noemt zichzelf nog Utrechter, of Fries, of Brabander. Niemand kan precies vertellen wat het is, maar toch voelen we ons in de eerste plaats ‘Nederlander’. Hoewel daar in het buitenland vaak anders over wordt gedacht, vinden we onszelf gematigd, zelfs bescheiden. We zijn al lang vergeten dat onze staatkundige eenheid door andere landen is afgedwongen. Dat onze culturele eenheid het resultaat is van langdurige scholing en opvoeding. Nu wordt ons land, dat het product is van Europese machtspolitiek, steeds meer onderdeel van een Europese politieke eenheid. Als die staatsvorming verder doorzet, zal ook de vraag moeten worden beantwoord wat ons dan samenbindt. Wie zal voor ons bedenken wat een ‘Europeaan’ is?
Deze column verscheen in Filosofie Magazine (oktober 2010)