'Ik wil samen met D66 het verzet leiden'

Met dank overgenomen van E.G.M. (Emile) Roemer i, gepubliceerd op donderdag 11 november 2010.

Natuurlijk is er veel wat SP en D66 scheidt, maar ik reik Pechtold graag de hand. Dit kabinet moet het weerwerk krijgen dat het verdient, stelt Emile Roemer.

 

SP-fractievoorzitter Emile Roemer


Je hoeft geen politieke vrienden te zijn om te kunnen samenwerken. Dat weet ik uit mijn ervaringen als wethouder in Boxmeer, waar ik lokaal met de VVD heb mogen regeren. Politiek in een land van minderheden vraagt om politici die over hun eigen partijgrenzen heen meerderheden zoeken. Een Alleingang leidt vaak nergens toe. Daarom reik ik collega Alexander Pechtold (D66) graag de hand, om te zien wat ons scheidt en wat ons bindt. Laten we samen optrekken op terreinen waar we elkaar kunnen vinden. Maar laten we allereerst realistisch zijn: er is veel wat de SP en D66 scheidt. Voor ons zijn mensen meer dan individuen. We zijn sociale wezens, die op elkaar betrokken zijn en elkaar nodig hebben. Om zekerheid te bieden in economisch moeilijke tijden, om steun te geven wanneer de gezondheid daarom vraagt en om over het eigen gewin heen te kijken naar hoe wij samen een maatschappij kunnen vormgeven waarin iedereen tot zijn recht kan komen. Volgens mij moet vrijheid dan ook niet het begin, maar het eindpunt zijn van de politiek.

Die verschillen komen ook tot uiting in de waardering van het huidige kabinet. De SP wil de barricaden op om de sociale zekerheid te beschermen; wij zullen duidelijk maken dat je niet kunt samenleven zonder solidariteit. Plannen voor ‘modernisering’ van de arbeidsmarkt helpen arbeidsgehandicapten in de WSW en de Wajong niet aan het werk, maar wel in de armoede. ‘Flexibilisering’ van de arbeidsmarkt is subversief, als postbodes, schoonmakers, thuiszorgmedewerkers en bewakers wel hard moeten werken, maar niet meer rond kunnen komen. Wij zullen ons tegen deze plannen verzetten. D66 daarentegen verwijt de rechtse regering dat ze niet ver genoeg gaat in de ‘modernisering’ en ‘flexibilisering’ van onze samenleving. Hier vinden we elkaar niet – en dat hoeft ook niet. Politiek gaat ook om het helder maken waar de verschillen liggen en wat de keuzes zijn. Maar er zijn ook zaken die ons binden. Historisch gezien hebben socialisten en sociale liberalen een belangrijke rol gespeeld in de emancipatie van vrouwen, werknemers, katholieken, homoseksuelen, ouderen en migranten. Door sociale wetgeving en sociale voorzieningen kregen steeds meer mensen de vrijheid om hun eigen leven in te richten. Dat gedeelde verleden zou ik graag willen voortzetten. Wij maken ons ook allebei zorgen over de toekomst, als de harde politiek van premier Rutte (VVD) en vicepremier Verhagen (CDA) – opgezweept door PVV-leider Wilders – haar beslag krijgt. Laten we proberen de bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking blokkeren. En één front te vormen om de afbraak van de cultuursector te stoppen. Laten we boven al verhinderen dat Nederland een land wordt waar mensen niet meer samenleven, maar tegen elkaar worden opgezet – en waar discriminatie onderdeel wordt van het beleid. Ik maak me meer zorgen over de huidige plannen van het kabinet dan over de ideeën van D66. Hoe interessant de ideologische verschillen ook mogen zijn, laten weer voor zorgen dat dit kabinet het weerwerk krijgt dat het verdient. Dat kan alleen wanneer we samen optrekken op alle terreinen waar dat gaat. Politiek is de kunst van het haalbare, dat zouden de pragmatici van D66 ook moeten inzien.

Nu het kabinet-Rutte is begonnen, moet de oppositie haar strategie bepalen. Hoe tegenwicht te bieden aan deze historische minderheidsregering? Meteen stevig links geluid? Of moet de oppositie, nu wisselende meerderheden nodig zijn, juist constructief meewerken? D66-leider Alexander Pechtold en SP-leider Emile Roemer gaan op maandag 15 november in De Rode Hoed in Amsterdam in debat over het verdriet van links en hernieuwde polarisatie.

NRC-debat ‘Oppositievoeren tegen Rutte’, maandag 15 november 2010, 20.15 uur, de Rode Hoed in Amsterdam

Dit artikel werd 11 november geplaatst in het NRC, tegelijkertijd met een bijdrage van Alexander Pechtold.