VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD op basis van artikel 8 van Besluit 2007/845/JBZ van de Raad van 6 december 2007 betreffende de samenwerking tussen de nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen op het gebied van de opsporing en de identificatie van opbrengsten van misdrijven of andere vermogensbestanddelen die hun oorsprong vinden in misdrijven - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD op basis van artikel 8 van Besluit 2007/845/JBZ van de Raad van 6 december 2007 betreffende de samenwerking tussen de nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen op het gebied van de opsporing en de identificatie van opbrengsten van misdrijven of andere vermogensbestanddelen die hun oorsprong vinden in misdrijven /* COM/2011/0176 def. */
[pic] | EUROPESE COMMISSIE |
Brussel, 12.4.2011
COM(2011) 176 definitief
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
op basis van artikel 8 van Besluit 2007/845/JBZ van de Raad van 6 december 2007 betreffende de samenwerking tussen de nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen op het gebied van de opsporing en de identificatie van opbrengsten van misdrijven of andere vermogensbestanddelen die hun oorsprong vinden in misdrijven
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
op basis van artikel 8 van Besluit 2007/845/JBZ van de Raad van 6 december 2007 betreffende de samenwerking tussen de nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen op het gebied van de opsporing en de identificatie van opbrengsten van misdrijven of andere vermogensbestanddelen die hun oorsprong vinden in misdrijven
INLEIDING
1.1. Achtergrond
Besluit 2007/845/JBZ[1] van de Raad ("het besluit") legt de lidstaten de verplichting op nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen ("BOV's") op te richten of aan te wijzen als centrale nationale contactpunten die door een nauwere samenwerking een snelle opsporing van opbrengsten van misdrijven vergemakkelijken. Het besluit geeft de BOV's ongeacht hun status (administratieve, rechtshandhavings-, dan wel justitiële autoriteit) de mogelijkheid, zowel op verzoek als eigener beweging, informatie en beproefde methoden uit te wisselen. Het bepaalt dat de BOV's informatie dienen uit te wisselen onder de in Besluit 2006/960/JBZ[2] ("het Zweeds initiatief") neergelegde voorwaarden en met inachtneming van de toepasselijke bepalingen inzake gegevensbescherming.
Het besluit beoogt voorts de ondersteuning van het CARIN (Camden Assets Recovery Inter-Agency Network), een wereldwijd netwerk van praktijkmensen en deskundigen, waarmee de verbetering wordt beoogd van de wederzijdse kennis over methoden en technieken op het gebied van grensoverschrijdende identificatie, bevriezing, inbeslagneming en confiscatie van onrechtmatig verkregen vermogensbestanddelen.
1.2. Kennisgevingen van de lidstaten
Artikel 8, lid 1, van het besluit legt de lidstaten de verplichting op het secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie vóór 18 december 2008 de tekst mede te delen van de bepalingen van intern recht die hen in staat stellen aan hun verplichtingen krachtens dit besluit te voldoen.
De Commissie heeft kennisgevingen ontvangen van de volgende 21 lidstaten: AT, BE, BG, CY, CZ, DE, DK, EE, EL, FI, FR, HU, IE, LT, LU, LV, NL, PL, SV, UK .
ES heeft zijn kennisgeving niet toegezonden aan de Commissie, maar heeft het secretariaat-generaal van de Raad in kennis gesteld.
Van IT, MT, PT, RO en SL werd geen kennisgeving ontvangen.
In de meeste kennisgevingen die van de lidstaten zijn ontvangen, worden alleen de gegevens vermeld van het BOV of de BOV's die zij hebben aangewezen (het besluit biedt de lidstaten de mogelijkheid desgewenst een tweede BOV aan te wijzen), en soms een verwijzing naar de toepasselijke nationale voorschriften. In de kennisgevingen van BE , EL en IE is de volledige tekst van de relevante nationale voorschriften opgenomen.
1.3. Methode en evaluatiecriteria
Artikel 8, lid 3, van het besluit bepaalt dat de Commissie tegen 18 december 2010 een verslag dient op te stellen over de mate waarin de lidstaten aan dit besluit voldoen.
Slechts acht lidstaten hebben hun kennisgeving binnen de in het besluit vastgestelde oorspronkelijke termijn ingediend. Daarenboven hadden de meeste kennisgevingen slechts betrekking op één aspect van het besluit, namelijk de uitvoering van de bepalingen betreffende de aanwijzing van BOV's ( artikel 1 ). In de kennisgevingen werd geen melding gemaakt van de uitvoering van de bepalingen inzake samenwerking tussen de BOV's ( artikel 2 ), de uitwisseling van informatie tussen de BOV's, op verzoek ( artikel 3 ) en spontaan ( artikel 4 ), de naleving van de regels inzake gegevensbescherming ( artikel 5 ) en de uitwisseling van beproefde methoden tussen de BOV's ( artikel 6 ).
Daarom moesten de officiële kennisgevingen gecombineerd worden met andere informatie om tenminste te kunnen rapporteren over de uitvoering van de minimale wettelijke voorschriften van het besluit.
Informatie over de uitvoering van deze bepalingen en over de vorderingen van de lidstaten bij de aanwijzing van BOV's werd verkregen via de vergaderingen van het informele EU-platform van bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen ("BOV-platform"). Dit platform is sinds begin 2009 met geregelde tussenpozen bijeengekomen en bestaat uit de in de lidstaten aangewezen BOV's en de autoriteiten die betrokken zijn bij de oprichting van een BOV of die tijdelijk als BOV fungeren.
Met name in de vergaderingen van het BOV-platform van maart en mei 2010 hebben de BOV's de Commissie te kennen gegeven dat zij de voorkeur geven aan een uitvoeringsverslag dat gaat over meer dan alleen de bepalingen van het besluit en ook betrekking heeft op aspecten van de structuur, de bevoegdheden en de toegang tot informatie van de aangewezen BOV's, de vorderingen bij de totstandbrenging van een beveiligd informatie-uitwisselingssysteem en de belangrijkste knelpunten voor de BOV's.
Die informatie werd gehaald uit een tabel met basisinformatie over de aangewezen BOV's (de BOV-matrix) en uit de antwoorden van de BOV's op een korte aanvullende vragenlijst die door de Commissie is verspreid (17 BOV's hebben tussen september en november 2010 geantwoord op de vragenlijst). Dit werd verder aangevuld met informatie uit de werkzaamheden van een pan-Europese conferentie over bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen, die op 6 en 7 december 2010 in Brussel is gehouden.
-
2.BEOORDELING
Artikel 1 – Bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen
De volgende BOV's werden overeenkomstig artikel 8, lid 1, van het besluit aangewezen:
Oostenrijk heeft de federale politiedienst aangewezen ( Bundeskriminalamt – Referat "Vermögensabhöpfung" ).
België heeft het bij de wet van 26 maart 2003 opgerichte Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring (COIV) aangewezen.
Bulgarije heeft twee BOV's aangewezen: de Commissie voor het vaststellen van de opbrengsten van criminele activiteiten (CAPACA, waarvan de naam werd veranderd in CEPAIA) en het openbaar ministerie bij het hooggerechtshof.
Cyprus heeft de cel voor de bestrijding van witwassen (MOKAS-FIU Cyprus) aangewezen.
De Tsjechische Republiek heeft de cel voor de bestrijding van corruptie en financiële criminaliteit (UOKFK) van het departement Internationale samenwerking aangewezen en wet nr. 273/2008 aangenomen.
Denemarken heeft de openbare aanklager voor zware economische criminaliteit ( Statsadvokaten for Særlig Økonomisk Kriminalitet ) aangewezen.
Estland heeft de V-sectie, d.w.z. de afdeling recherche van de centrale gerechtelijke politie, aangewezen.
Finland heeft het nationaal recherchebureau, criminele inlichtingendienst / communicatiecentrum, aangewezen.
Frankrijk heeft het centraal directoraat voor criminele recherche ( Plateforme d'Identification des Avoirs Criminels - PIAC) aangewezen. Kort geleden heeft Frankrijk een tweede BOV aangewezen, het bureau voor het beheer en de ontneming van in beslag genomen en geconfisqueerde vermogensbestanddelen (AGRASC). De kennisgeving aan de Commissie is onderweg.
Duitsland heeft twee BOV's aangewezen, de federale politie ( Bundeskriminalamt Referat SO 35 "Vermögensabschöpfung" ) en het federale ministerie van Justitie ( Bundesamt für Justiz ).
Griekenland heeft, overeenkomstig wet nr. 3842/2010, de cel financiële en economische criminaliteit binnen het ministerie van Financiën aangewezen.
Hongarije heeft het nationale recherchebureau ( Nemzeti Nyomozó Iroda ) aangewezen.
Ierland heeft het bureau voor vermogensbestanddelen uit misdrijven ( Criminal Assets Bureau ) aangewezen, dat is opgericht bij de Criminal Assets Bureau Act 2005.
Letland heeft de afdeling economische criminaliteit van het centrale gerechtelijke politiekorps van de staatspolitie aangewezen.
Litouwen heeft twee BOV's aangewezen: de gerechtelijke politie ( Lietuvos kriminalines policijos biuras ) en het openbaar ministerie bij het hoogste gerechtshof ( Lietuvos Respublikos generaline prokuratura ).
Luxemburg heeft het openbaar ministerie bij de arrondissementsrechtbank Luxemburg ( Parquet du Tribunal d'Arrondissement de Luxembourg, Section éco-fin ) aangewezen.
Nederland heeft het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM) aangewezen.
Polen heeft de cel ontneming vermogensbestanddelen van de afdeling gerechtelijke politie bij het algemeen hoofdbureau van politie aangewezen.
Slowakije heeft de cel financiële inlichtingen van het bureau ter bestrijding van de georganiseerde misdaad bij het hoofdbureau van politie aangewezen.
Spanje heeft twee BOV's aangewezen: het inlichtingencentrum ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit (CICO) en de bijzondere eenheid drugsbestrijding ( Fiscalía Especial Antidrogas ) bij het ministerie van Justitie.
Zweden heeft twee BOV's aangewezen: de nationale criminele inlichtingendienst van de politie en het nationale bureau economische criminaliteit ( Ekobrottsmyndigheten ).
Het Verenigd Koninkrijk heeft twee BOV's aangewezen: het bureau voor zware georganiseerde criminaliteit ( Serious Organised Crime Agency – SOCA ) voor Engeland, Wales en Noord-Ierland en het Schotse bureau voor misdaad- en drugsbestrijding ( Scottish Crime and Drug Enforcement Agency – SCDEA ) voor Schotland.
De overige lidstaten hebben de volgende informatie verstrekt met betrekking tot hun vorderingen bij de aanwijzing van een BOV:
Malta heeft aangegeven dat de nationale dienst voor fraudebestrijding zal worden aangewezen als het nationale BOV.
Portugal heeft aangegeven dat een werkgroep onder het gezag van het ministerie van Justitie de taak heeft gekregen de structuur voor het toekomstige BOV vast te stellen.
Roemenië heeft aangegeven dat een BOV zal worden opgericht onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Justitie. Het is de bedoeling dat het BOV multidisciplinair is en gebruik maakt van de rechtshandhavingsstructuren die tijdelijk als BOV hebben gefungeerd. Het betrokken personeel, waaronder het CARIN-contactpunt, zou worden gedetacheerd naar het toekomstige BOV.
Slovenië heeft aangegeven dat de oprichting van een BOV onder de verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie wordt bestudeerd.
Italië heeft aangegeven dat de oprichting van een BOV onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Binnenlandse Zaken wordt bestudeerd. De bepalingen die intern de aanwijzing regelen, worden momenteel opgesteld.
Tot dusver hebben zeven lidstaten ( BG , DE , ES , FR , LT , SV , UK ) gebruik gemaakt van de door artikel 1, lid 2, geboden mogelijkheid om twee BOV's aan te wijzen. Er bestaan bijgevolg momenteel 28 aangewezen BOV's in de EU.
De meeste tot nu toe aangewezen BOV's maken deel uit van de diensten voor rechtshandhaving. De overige zijn vrijwel gelijkelijk verdeeld tussen BOV's in de gerechtelijke sfeer en multidisciplinaire BOV's.
Aangezien het besluit tevens beoogt formele structuren tot stand te brengen om de werkzaamheden van het CARIN-netwerk te ondersteunen, is het niet onbelangrijk op te merken dat nagenoeg alle aangewezen BOV's ook CARIN-contactpunten omvatten[3].
Artikel 2 – Samenwerking tussen bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen
Dit artikel legt de lidstaten de verplichting op ervoor te zorgen dat de BOV's onderling samenwerken bij het vergemakkelijken van de opsporing en de identificatie van opbrengsten van misdrijven en andere met misdrijven verband houdende vermogensbestanddelen, door zowel op verzoek als eigener beweging informatie en beproefde methoden uit te wisselen. De uitwisseling van informatie en beproefde methoden tussen BOV's moet plaatsvinden ongeacht de status van de betrokken BOV's (d.w.z. ongeacht of het een administratieve, een rechtshandhavings-, dan wel een justitiële autoriteit is).
Tijdens discussies in de vergaderingen van het BOV-platform hebben de BOV's in het algemeen te kennen gegeven dat zij tevreden zijn over de mate van samenwerking en uitwisseling van beproefde methoden met andere BOV's.
Er zijn nog geen meldingen geweest van een BOV dat samenwerking met een ander BOV zou weigeren vanwege de status ervan.
Bijgevolg mag worden geconcludeerd dat de bepalingen van dit artikel in het algemeen worden nageleefd.
Artikel 3 – Uitwisseling van informatie tussen bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen op verzoek
Dit artikel legt uit dat verzoeken om informatie tussen BOV's onder de toepassing van het Zweeds initiatief en de uitvoeringsvoorschriften daarvan vallen. Het Zweeds initiatief heeft termijnen ingevoerd waarbinnen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of de vergaring van criminele inlichtingen moet worden geantwoord op verzoeken om informatie tussen rechtshandhavingsautoriteiten, namelijk:
Acht uur voor spoedeisende verzoeken om informatie en inlichtingen betreffende ernstige misdrijven[4], indien de gevraagde informatie of inlichtingen zijn opgeslagen in een voor een rechtshandhavingsautoriteit rechtstreeks toegankelijke gegevensbank.
Eén week voor niet-spoedeisende verzoeken om informatie en inlichtingen betreffende ernstige misdrijven, indien de gevraagde informatie of inlichtingen zijn opgeslagen in een voor een rechtshandhavingsautoriteit rechtstreeks toegankelijke gegevensbank.
Twee weken in alle andere gevallen (gegevensbank is niet rechtstreeks toegankelijk en/of verzoek betreft geen ernstig misdrijf).
Deze strikte termijnen gelden voor zover de verzoekende autoriteit in het aanvraagformulier van het Zweeds initiatief zo nauwkeurig mogelijk een aantal inlichtingen verstrekt (doel van en redenen voor het verzoek, aard van de procedure, gegevens betreffende de beoogde of gezochte vermogensbestanddelen en de vermoedelijk betrokken personen). Daarenboven is in alle bovengenoemde gevallen termijnverlenging mogelijk.
De aangewezen BOV'S hebben te kennen gegeven dat zij over het algemeen in staat zijn deze termijnen in acht te nemen. Meer bepaald hebben AT , CZ , DE , ES (één BOV), HU , LT en NL bevestigend geantwoord. BE en ES (het andere BOV) kunnen de termijnen meestal in acht nemen; in CY hangt het af van het soort informatie dat wordt gevraagd. LV zal moeite hebben om de 8-uurtermijn in acht te nemen (dit BOV werkt niet 24/7), en IE gaf te kennen de termijnen niet steeds in acht te kunnen nemen omdat bij informatie die door andere BOV's wordt verstrekt vaak nadere controle van de kwaliteit noodzakelijk is.
Artikel 3, lid 2, van het besluit verwijst naar het informatie-uitwisselingsformulier in de bijlage bij het Zweeds initiatief als een verplicht te gebruiken document. Tijdens discussies hierover in het BOV-platform heeft het secretariaat van de Raad vastgesteld dat de lidstaten in het kader van de uitvoeringsrichtsnoeren van het Zweeds initiatief zijn overeengekomen dat het formulier niet als verplicht mag worden beschouwd.
Niettemin gebruiken de meeste BOV's (althans die in AT, BE, BG, CY, CZ, DE, EE, ES, HU, IE, LT, LV, NL ) daadwerkelijk het formulier van het Zweeds initiatief wanneer zij verzoeken toezenden aan andere BOV's, zij het soms samen met andere instrumenten[5].
BOV's zenden verzoeken om informatie toe aan andere BOV's, maar veel van hen gebruiken ook andere kanalen, bijvoorbeeld CARIN ( BE, DE, ES, NL ), de verbindingsofficieren van Interpol ( AT, CZ, DE, ES ), Europol ( CZ, ES ), het netwerk van verbindingsofficieren van de nationale rechtshandhavingsinstanties ( AT, CZ, DE, ES, HU, NL ), hun nationale cel voor financiële inlichtingen ( EL, LT ) of de verbindingsofficieren van het Zuidoost-Europees samenwerkingsinitiatief ( HU ). De meeste BOV's (althans die in AT, BE, CY, CZ, DE, EE, ES, HU, IE, LV, NL ) houden statistieken bij van hun uitwisselingen van informatie met andere BOV's. Er bestaan echter aanzienlijke verschillen in de gehanteerde categorieën en indicatoren. De eventuele totstandbrenging van een beter beveiligd systeem voor informatie-uitwisseling zou het vergaren van gegevens voor statistische doeleinden vergemakkelijken.
In weerwil van het relatieve gebrek aan vergelijkbare gegevens is uit de discussies in het BOV-platform naar voren gekomen dat het aantal verzoeken van BOV's aan andere BOV's sinds de vaststelling van het besluit aanmerkelijk is toegenomen en dat de kwaliteit van de antwoorden er in het algemeen op is vooruitgegaan.
De meningen van de BOV's over de kwaliteit van de antwoorden die zij hebben ontvangen, lopen sterk uiteen. Volgens sommige ( AT, CZ ) was de ontvangen informatie zeer goed, voor andere ( BE, EE, LV ) goed, voor nog andere ( DE, ES, HU, IE, LT ) eerder summier (zij het toereikend om een onderzoek te beginnen).
Veel BOV's hebben er in hun bijdragen en in de vergaderingen van het BOV-platform op gewezen dat het belangrijk is betere informatie te verstrekken bij het versturen van een verzoek.
Aangezien de in het Zweeds initiatief gestelde termijnen over het algemeen in acht worden genomen, het betrokken formulier op ruime schaal wordt gebruikt en de kwaliteit van de antwoorden op zijn minst toereikend is, mag worden aangenomen dat het bepaalde in dit artikel ten uitvoer is gelegd.
Artikel 4 – Spontane uitwisseling van informatie tussen bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen
Dit artikel regelt de toezending van informatie door een BOV aan een ander BOV zonder voorafgaand verzoek.
Uit discussies met BOV-praktijkmensen komt naar voren dat spontane uitwisseling wel eens voorkomt (bijvoorbeeld tussen BE en NL), maar over de frequentie daarvan werden geen statistieken medegedeeld. De beschikbare informatie is ontoereikend om zicht te krijgen op de tenuitvoerlegging van dit artikel.
Artikel 5 - Gegevensbescherming
Uit de vergaarde gegevens blijken geen inbreuken op de geldende bepalingen inzake gegevensbescherming, met name het kaderbesluit van 2008[6].
Ondanks de verschillen in de nationale wetten en gebruiken inzake gegevensbescherming heeft de gekozen regeling (de toepasselijke gegevensbeschermingsvoorschriften zijn die van het ontvangende BOV) blijkbaar geen aanmerkelijk negatief effect op de mogelijkheid om informatie te verzenden of te ontvangen. De meeste BOV's hebben zelfs te kennen gegeven dat de bestaande regels inzake gegevensbescherming geen invloed hebben op de uitwisseling van informatie met andere BOV's.
Artikel 6 - Uitwisseling van beproefde methoden
Volgens dit artikel moeten de BOV's beproefde methoden uitwisselen, om hun inspanningen voor het opsporen van opbrengsten van misdrijven doeltreffender te maken.
Op grond van hun ervaringen met andere BOV's zijn door de BOV's verscheidene voorbeelden van beproefde methoden aangewezen. Veel van die voorbeelden betreffen de toepassing van de CARIN-aanbevelingen (die zelf beproefde methoden vormen). Sommige betreffen samenwerking bij het opsporen van vermogensbestanddelen in specifieke bilaterale gevallen en sommige hebben betrekking op operationele activiteiten die geen verband houden met het opsporen van vermogensbestanddelen (bv. verdere steun bij handhaving nadat de vermogensbestanddelen zijn opgespoord). De ervaringen met de samenwerking tussen BOV's is over het algemeen positief. Sommige van deze methoden worden op regelmatige basis uitgewisseld in de vergaderingen van het informele BOV-platform.
Artikel 7 – Verhouding tot bestaande samenwerkingsregelingen
Deze bepaling hoeft niet te worden omgezet.
-
3.BELANGRIJKSTE KNELPUNTEN VOOR DE BOV'S
Wil men begrijpen wat voor de BOV's de belangrijkste knelpunten zijn, dan mogen de volgende kenmerken van het aangewezen BOV niet uit het oog worden verloren:
-
-De meeste BOV's hebben relatief weinig personeel. Slechts zes van de 28 aangewezen BOV's hebben 10 of meer personeelsleden.
-
-De hoofdtaak van de BOV's bestaat erin op hun nationale grondgebied vermogensbestanddelen op te sporen en te identificeren. De meeste BOV's hebben evenwel geen toegang (direct of indirect) tot alle relevante gegevensbanken, aan de hand waarvan zij hun taak doeltreffender zouden kunnen vervullen.
-
-Alle BOV's hebben weliswaar toegang tot ondernemingsregisters, maar gecentraliseerde kadasters bestaan niet in alle lidstaten. Slechts één BOV heeft toegang tot een nationaal register van bankrekeningen, dat overigens slechts in vijf lidstaten bestaat.
-
-BOV's wisselen gevoelige informatie uit (bv. bankrekeningnummers) per e-mail of fax en kunnen daarbij niet terugvallen op een volledig beveiligd systeem van informatie-uitwisseling.
-
-Slechts enkele BOV's zijn op nationaal niveau contactpunten voor verzoeken van de autoriteiten van andere lidstaten om wederzijdse rechtsbijstand bij ontneming van vermogensbestanddelen.
-
-Slechts een paar BOV's zijn betrokken bij het beheer van bevroren tegoeden.
-
-Ongeveer de helft van de BOV's heeft geen toegang tot gerechtelijke statistieken betreffende de bevriezing en confiscatie van middelen.
De BOV's zijn van oordeel dat toegang tot financiële informatie (met name tot informatie over bankrekeningen) het grootste knelpunt is waarmee zij te maken hebben. Hun op een na grootste zorg is het ontbreken van een beveiligd systeem voor de uitwisseling van informatie. Andere steeds weerkerende problemen die door de BOV's worden genoemd, zijn dat financieel rechercheurs slechts weinig gespecialiseerde opleiding krijgen en, meer algemeen, dat het hen aan middelen ontbreekt.
Andere knelpunten zijn volgens de BOV's de verschillen in de nationale wetgevingen met betrekking tot de informatie waartoe BOV's toegang hebben, hun beperkte banden met de autoriteiten die belast zijn met het beheer van vermogensbestanddelen, het uitblijven van een evaluatiesysteem voor de BOV's, de bepalingen inzake gegevensbescherming en bankgeheim, alsmede het feit dat er niet in alle lidstaten registers van bankrekeningen bestaan.
Naar een beveiligd systeem van informatie-uitwisseling voor de BOV's
Het besluit vermeldt niet via welke kanalen de operationele samenwerking tussen de BOV's moet verlopen. Een belangrijk punt dat in het BOV-platform werd aangekaart, is de behoefte aan een beter beveiligde methode voor de uitwisseling van operationele informatie tussen BOV's. Thans wordt gevoelige informatie vaak per e-mail uitgewisseld, wat allicht een bepaald veiligheidsrisico meebrengt.
In haar mededeling over de opbrengsten van georganiseerde criminaliteit[7] moedigt de Commissie Europol aan een coördinerende rol te spelen tussen de bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen. In dit verband heeft het Bureau crimineel vermogen van Europol (Europol Criminal Assets Bureau – ECAB)[8] voorgesteld de mogelijkheid te onderzoeken om gebruik te maken van het SIENA-systeem[9] van Europol voor bilaterale informatie-uitwisseling tussen BOV's. Het voorstel werd gunstig ontvangen door het BOV-platform, waarbij de volgende kanttekeningen werden gemaakt:
-
-Er is een duidelijke behoefte aan een beveiligd kanaal voor rechtstreekse informatie-uitwisseling tussen BOV's.
-
-SIENA is reeds operationeel, biedt een technische oplossing voor de uitwisseling van rechtshandhavingsinformatie en heeft een solide rechtsgrondslag, waarbij gebruik wordt gemaakt van de hoogste beveiligingsnormen.
-
-SIENA zou een kostenbesparende oplossing kunnen zijn, aangezien het voortbouwt op een bestaande toepassing; financiële steun voor de uitbouw van een nieuw netwerk is bijgevolg niet vereist.
-
-Als SIENA zou worden gekozen voor de uitwisseling van informatie tussen BOV's, zou het de mogelijkheid van rechtstreekse bilaterale uitwisseling tussen BOV's moeten bieden. De lidstaten zouden hun BOV's moeten aanwijzen als de bevoegde autoriteiten in het kader van SIENA en het Zweeds initiatief. Ze zouden hun BOV's ook technisch moeten verbinden met hun nationale Europol-eenheden[10].
In september 2009 heeft Europol besloten een proeffase op te zetten waaraan geïnteresseerde BOV's konden deelnemen. BOV's uit 11 landen ( BG, DK, EE, ES, FR, HU, NL, PL, SK, SV en UK ) stemden ermee in een test te doen met SIENA voor de uitwisseling van informatie tussen BOV's.
In juli 2010 hebben acht personeelsleden van BOV's (uit BG, DK, EE, HU, NL, PL en UK) een SIENA-opleiding gekregen in het Europol-hoofdkantoor. De proeffase liep van juli tot eind september 2010. Deze proef wordt momenteel geëvalueerd.
Als de uitkomst gunstig is, kunnen de eerste BOV's in 2011 officieel op SIENA worden aangesloten. De inspanningen om zoveel mogelijk BOV's op SIENA aan te sluiten worden voortgezet.
-
4.CONCLUSIES
Aangezien de kernbepalingen van het besluit betrekking hebben op de oprichting of aanwijzing van de BOV's en op de onderlinge uitwisseling van informatie, mag de mate van tenuitvoerlegging van het besluit als betrekkelijk bevredigend worden omschreven. Tweeëntwintig lidstaten beschikken over BOV's en hebben de Commissie daarvan (minstens informeel) in kennis gesteld vóór eind 2010, twee jaar na het verstrijken van de in het besluit vastgestelde termijn.
In de mededeling van de Commissie "De EU-interneveiligheidsstrategie in actie"[11] worden de lidstaten opgeroepen om uiterlijk in 2014 BOV's op te zetten en te voorzien van de nodige middelen, bevoegdheden, opleiding en mogelijkheden tot informatie-uitwisseling, en wordt gesteld dat de Commissie vóór 2013 gemeenschappelijke indicatoren zal ontwikkelen op grond waarvan de lidstaten de prestaties van deze BOV's dienen te beoordelen.
Eerste voorstellen voor doeltreffendheidsindicatoren die voor BOV's zouden kunnen gelden, werden gepresenteerd op de pan-Europese conferentie over BOV's in december 2010. Tevens werd voorgesteld de doeltreffendheid van de BOV's (hun prestaties volgens de indicatoren) op geregelde basis te evalueren door middel van informele bezoeken van andere deskundigen, gevolgd door discussies in het BOV-platform.
Terzelfder tijd worden wijzigingen in het bestaande wettelijke kader inzake confiscatie overwogen. In de mededeling "De EU-interneveiligheidsstrategie in actie" heeft de Commissie te kennen gegeven dat zij in 2011 wetgeving wil voorstellen om het EU-rechtskader inzake confiscatie te verbeteren[12]. Het besluit, dat het rechtskader voor de uitwisseling van informatie tussen BOV's vaststelt, vertoont op het eerste gezicht geen noemenswaardige gebreken. De nieuwe wetgeving biedt de Commissie, het Europees Parlement en de Raad evenwel de gelegenheid om in voorkomend geval nieuwe bepalingen in te voeren tot uitbreiding van de bevoegdheden van de BOV's of van hun mogelijkheid om toegang te krijgen tot informatie.
De Commissie nodigt alle lidstaten uit om dit verslag in overweging te nemen en aan de Commissie en het secretariaat van de Raad alle nadere relevante informatie te verstrekken, conform artikel 8 van het besluit.
Vijf lidstaten hebben hun BOV nog niet aangewezen. Aangezien elk netwerk maar zo sterk is als zijn zwakste schakel, kan dit een wezenlijke belemmering vormen voor de mogelijkheid van de lidstaten om onrechtmatig verkregen vermogensbestanddelen in de hele Europese Unie op te sporen. De Commissie rekent erop dat alle lidstaten die dit besluit nog niet ten uitvoer hebben gelegd, dit onverwijld zullen doen.
[1] PB L 332 van 18.12.2007, blz. 103.
[2] PB L 386 van 29.12.2006, blz. 89.
[3] CARIN voorziet in twee operationele contactpunten (één voor rechtshandhaving en één gerechtelijk) per land. Het netwerk wordt ondersteund door de Commissie en door Europol (waarbij het vast secretariaat ervan is ondergebracht) en bestaat uit deskundigen uit meer dan 50 landen en rechtsordes, waaronder 26 lidstaten.
[4] Met name de strafbare feiten die worden opgesomd in artikel 2, lid 2, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ betreffende het Europees aanhoudingsbevel.
[5] Bv. een e-mail voor eenvoudige verzoeken of het formulier dat door de CARIN-contactpunten wordt gebruikt voor het uitwisselen van informatie.
[6] Gelet op het bepaalde in het besluit betreffende het gebruik van de gegevens door de ontvangende lidstaat kunnen de toepasselijke regels niet anders zijn dan die van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van 27 november 2008 over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, PB L 350 van 30.12.2008, blz. 60. Er is weliswaar niet naar verwezen, omdat het kaderbesluit pas een jaar na het besluit is vastgesteld.
[7] COM(2008) 766 definitief van 20.11.2008.
[8] ECAB ondersteunt financieel rechercheurs bij het opsporen van opbrengsten van misdrijven in andere landen. In 2007 heeft het in 133 onderzoeken hulp geboden.
[9] De Secure Information Exchange Network Application (SIENA) is een communicatietool van de nieuwe generatie die is ontworpen om snel, veilig en gebruiksvriendelijk operationele en strategische criminaliteitsgerelateerde informatie en inlichtingen uit te wisselen tussen de lidstaten, Europol en derde partijen waarmee Europol een samenwerkingsakkoord heeft.
[10] Die de nationale centrale contactpunten zijn voor de uitwisseling van informatie met Europol.
[11] COM(2010) 673 van 22.11.2010.
[12] Met name om meer confiscatie bij derden mogelijk te maken, ruimere confiscatiemogelijkheden te bieden en onderlinge erkenning van bevelen tot confiscatie zonder veroordeling tussen de lidstaten te vereenvoudigen.
Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.
De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.
Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.
De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.