Een korte afscheidsgroet, vanmiddag uitgesproken in Wassenaar

Met dank overgenomen van F.C.G.M. (Frans) Timmermans i, gepubliceerd op vrijdag 29 april 2011, 20:00.

“De dood van een mens, is meer een zaak voor de achterblijvers dan voor hemzelf”, schreef Thomas Mann in De Toverberg.

Max’ dood heeft in Nederland niemand onberoerd gelaten en heeft ook internationaal veel aandacht gekregen. Nederland rouwt om een man met grote verdiensten voor zijn land en voor de wereld. Maar er is meer, zo merk ik. Nederland ziet in Max een man met de deugden die wij met graagte aan ons land, aan onze volksaard verbinden, maar waarvan wij weten dat het maar zeer weinigen gegeven is er ook daadwerkelijk naar te leven.

Max droeg een deel van ons collectieve geweten met zich mee. Door wie hij was en door wat hij deed, gaf hij het voorbeeld van hoe de korte bocht te vermijden, de terloopse generalisatie, de ondoordachte veroordeling. Hij liet zien dat dit meer dan vrome voornemens kunnen zijn en daarmee hield hij ons een spiegel voor, zeker in een tijd dat Nederland alleen nog uit korte bochten lijkt te bestaan.

“Oude Max is heel ziek”, zei ik vorige week tegen Jonge Max. Jonge Max heeft Oude Max maar 1 keer ontmoet, precies een jaar geleden. Zij schelen tachtig jaar en twee weken. Maar Jonge Max weet heel goed, dat hij naar Oude Max is vernoemd. Hij weet ook waarom.

“Oude Max is dood”, zei ik zondag tegen Jonge Max. “Je hoeft niet verdrietig te zijn, pappa”, zei Jonge Max. “Kijk, Oude Max leeft”, zei hij en wees op de beelden van het NOS journaal. En ik keek naar jonge Max en zag dat hij gelijk had.

Max’ lange en volle leven is afgesloten. Hij sloot zijn ogen in een land dat veel rijker, veel vreedzamer, veel eerlijker is, dan het land waarin hij voor het eerst zijn ogen opende. Maar zou het ook zonder hem zo rijk en vreedzaam zijn geworden? Ik denk het niet. In onze handen rust de taak zijn erfenis recht te doen, en dat is een immense klus.

Toen ik vorige week woensdag afscheid nam van Max, waande ik mij in de laatste scene van de laatste akte van King Lear.

“I have a journey, sir, shortly to go;

My master calls me, I must not say no.”

“The weight of this sad time we must obey;

Speak what we feel, not what we ought to say.

The oldest hath borne most: we that are young

Shall never see so much, nor live so long.”

Origineel bericht alleen toegankelijk voor leden facebook