Het hoger onderwijs heeft investeringen nodig - Hoofdinhoud
Het kabinet heeft gereageerd op het rapport van Veerman. Deze week verscheen een brief waarin het kabinet letterlijk zegt het rapport te omarmen. Niet ‘of’ het rapport wordt uitgevoerd, maar ‘hoe’, dat wordt de vraag. Maar daarmee ligt ook meteen weer het hele probleem op tafel. Cees Veerman heeft deze week ook gereageerd. Hij was natuurlijk blij dat het kabinet verder gaat op zijn route. Maar het gaf ook helder aan dat het binnen de financiële taakstelling van dit kabinet niet gaat lukken.
De discussie blijft gedomineerd worden door de vraag hoeveel geld studenten, universiteiten en hogescholen moeten bijdragen aan het op orde krijgen van de overheidsfinanciën. Het kabinet is op zoek naar bezuinigingen die ze in de komende vier jaar kan inboeken. Dat is een kortetermijnperspectief. Daarin gaat heel de strekking van het rapport Veerman, dat het Hoger Onderwijs ‘toekomstbestendig’ wil maken, kopje onder. De elementen uit dit rapport die niet veel kosten worden vooral omarmd, de echte keuzes worden ontweken.
Zo’n echte keuze is het verhogen van het aantal studenten in de mastersfase van universitair onderwijs. Wij leiden volgens Veerman een beperkt aantal mensen op mastersniveau op (13% van de studenten). Daarmee blijven we onder internationale gemiddelden. Willen we stijgen op internationale lijstjes dan zullen we dit aantal moeten verhogen. De maatregel om de mastersbeurs af te schaffen werkt hierbij contraproductief. Dit is zo’n echte keuze die ontweken wordt.
Nog een voorbeeld. Het is duidelijk dat er in het Nederlandse HBO dringend iets moet gebeuren aan de kwaliteit van opleidingen. Het is niet voor niets dat er hier veel uitval is bij ‘havisten’ en veel studentenontevredenheid. Het is goed dat het kabinet hier oog voor heeft, ook in de brief van deze week, maar de oplossing wordt helemaal bij de instellingen zelf gelegd. Kwaliteit in het HBO heeft echter te maken met het niveau van de docenten (rond de helft heeft een mastersgraad) met gebrekkige kenniscirculatie, te weinig contacturen. Het oplossen van deze knelpunten vraagt investeringen in de opleiding van docenten (inclusief promotie-trajecten) en intensivering van het curriculum. Die investeringen kunnen hogescholen nu niet doen. Van een bekostigde HBO-master, die een enorme impuls kan geven aan het niveau en kwaliteit van de gehele opleiding, is nog geen sprake voorlopig. Het kabinet spreekt hier een taal die wel duidelijk maakt dat bekostiging niet noodzakelijkerwijs door de overheid zal plaatsvinden. Waarschijnlijk wordt gekeken naar het bedrijfsleven in economische ‘topgebieden’ om zo’n masters mee te financieren. Dat betekent dat praktijkgerichte masters op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs en sociale domeinen achterop zullen blijven.
De commissie Veerman heeft veel aanknopingspunten gegeven voor verdere kwaliteitsverbetering. De notie van differentiatie is er een van. Er zou in Nederland veel te winnen zijn als we hier sterker op inzetten. Daar ligt ook wel een bezuinigingsmogelijkheid. Niet alle HBO’s hoeven hetzelfde te doen en aan te bieden. Dat geldt ook voor universiteiten. Er kan nog wel wat ‘ontdubbeld’ worden m.i. Maar het zou ook goed zijn als hogescholen en universiteiten een eigen kennisprofiel gaan benadrukken. Wat voor soort opleiding, welk type van professionaliteit, wat voor kennis bieden instellingen voor hoger onderwijs aan? Om dit te laten slagen zal het nodig zijn de bekostiging per student los te laten. Dat heeft een sterke druk gegeven om zoveel mogelijk studenten te laten instromen en alles aan te bieden dat bij die studenten in de smaak zal vallen. Gelukkig wordt dat onderkend en worden er nieuwe wegen ingeslagen.
Dit neemt niet weg dat de hoofdstrekking van het rapport-Veerman onbeantwoord blijft> Nederland zakte al weg op de internationale lijstjes, investeringen zijn nodig en wat we krijgen zijn ‘ombuigingen’. Dit soort kortingen zijn niet de beloofde kwaliteitsimpuls waar Nederland op zit te wachten.
Prof.dr. Roel Kuiper is lid van de Eerste Kamer voor de ChristenUnie en bijzonder hoogleraar Christelijke Filosofie aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam.