Verdrag voor stabiliteit, coördinatie en governance in de EMU

Met dank overgenomen van Europa Nu.

Dit verdrag is in januari 2012 gesloten tussen het merendeel van de lidstaten van de Europese Unie i. Lidstaten die de euro als munt hebben i moesten dit verdrag ondertekenen, lidstaten zonder de euro konden zich bij het verdrag aansluiten.

In het verdrag zijn regels vastgelegd waar nationale begrotingen aan moeten voldoen. Het Verdrag voor stabiliteit, coördinatie en governance in de EMU staat ook wel bekend als het begrotingspact of fiscal compact. Het verdrag trad op 1 januari 2013 in werking. De landen die instemden met de ratificatie hadden tot 1 januari 2014 de tijd om de maatregelen in het verdrag om te zetten in nationale wetgeving.

Met oog op de eurocrisis heeft de Commissie in januari 2015 besloten meer flexibel om te gaan met de Europese begrotingsregels. In maart 2020 besloot de Commissie tot nader orde de regels buitenspel te zetten vanwege de coronacrisis. In mei 2022 heeft de Commissie vervolgens besloten pas in 2024 terug te keren naar de begrotingsregels waar de lidstaten zich in normale tijden aan moeten houden. Voorwaarde hiervoor is dat de economische activiteit in de unie dan weer gemiddeld op hetzelfde niveau zit als voor de coronacrisis.

1.

Achtergrond

Het Verdrag voor stabiliteit, coördinatie en governance in de EMU is geen Europees verdrag i in de formele zin; het maakt geen deel uit van het geheel aan wet- en regelgeving van de Europese Unie.

In de praktijk zijn de regels in dit verdrag een uitwerking en uitbreiding op regels die in het Verdrag van Lissabon i zijn vastgesteld. Die regels zijn weer gebaseerd op het groei- en stabiliteitspact i, de in 1997 afgesproken regels over begrotingsdiscipline in de Europese Unie.

2.

Inhoud

In grote lijnen staan de volgende afspraken in het verdrag:

  • het verdrag en de uitwerking daarvan mag niet treden in de verdragen van de Europese Unie i en de bevoegdheden van de Europese Unie.
  • overheidsbegrotingen moeten in balans of positief zijn. Een land voldoet aan die eis wanneer een lidstaat kan aantonen dat het structurele overheidstekort over meerdere jaren niet boven de 0,5% van het BBP i komt. Lidstaten met een staatsschuld ruim onder de grens van 60% van het BBP mogen ten hoogste een structureel tekort van 1% van het BBP hebben. Landen die niet aan deze eisen voldoen moeten aantonen dat zij in korte of middellange termijn aan die voorwaarden zullen voldoen. Daartoe moeten landen, op basis van door de Europese Commissie i voorgestelde uitgangspunten, automatische mechanismen instellen die op korte termijn leiden tot het terugdringen van te grote overheidstekorten.
  • wanneer uitzonderlijke gebeurtenissen leiden tot hogere tekorten is dit tijdelijk toegestaan, maar het land moet kunnen aantonen dat het op de middellange termijn aan de eisen zal voldoen.
  • de staatsschuld van een land mag maximaal 60 procent van het BBP bedragen. Landen die daar niet aan voldoen moeten jaarlijks 1/20ste deel van die schuld aflossen. Landen met een schuld boven de 60% van het BBP vallen bovendien onder de procedure voor buitensporige tekorten i zoals in de Europese verdragen zijn vastgesteld.
  • binnen een jaar dat het verdrag van kracht is moeten de landen in hun nationale wetgeving de regels en grondslagen van dit verdrag vastleggen, het liefst in de grondwet. De Europese Commissie controleert of de landen zich hier aan houden. Is dit niet het geval dan mag de Commissie het betreffende land voor het Europees Hof van Justitie i dagen, dat een geldboete mag opleggen oplopend tot 0,1% van het BBP van het land in kwestie.
  • de landen committeren zich aan verdere samenwerking op hun economische beleid. Dit moet het concurrentievermogen, de werkgelegenheid én gezonde overheidsfinanciën verbeteren. De instellingen van de Europese Unie worden op punten bij de uitwerking hiervan betrokken.
  • de eurolanden zullen met regelmaat bijeenkomen, en de regeringsleiders van die landen zullen minstens twee maal per jaar een speciale eurotop houden. Landen die dit verdrag hebben ondertekend maar de euro niet als munt hebben, zullen tenminste één van die toppen bijwonen.
  • binnen vijf jaar nadat het verdrag in werking is getreden moest er worden gekeken hoe het verdrag onderdeel kan worden gemaakt van de Europese verdragen. In 2018 is het voorstel gedaan om het verdrag op te nemen in het in te stellen Europees Monetair Fonds.

De definitie van overheidstekorten is ontleend uit het Verdrag van Lissabon (protocol 12, art. 2).

3.

Verdrag in werking

Het verdrag is op 2 maart 2012 ondertekend tijdens een bijeenkomst van de Europese Raad i. Het verdrag trad op 1 januari 2013 in werking. Dat kon omdat tenminste twaalf eurolanden het verdrag voor die datum geratificeerd hadden (op 21 december 2012 ratificeerde Finland als twaalfde land het begrotingsverdrag). Eind 2013 moest België als laatste land met de euro als munt het verdrag nog ratificeren. Ook de meeste niet eurolanden hadden eind 2013 het verdrag al geratificeerd; alleen Bulgarije moest het proces nog afronden.

Het Verenigd Koninkrijk, Tsjechië en Kroatië hebben het verdrag niet ondertekend. Die landen mogen zich later desgewenst bij het verdrag aansluiten.

In Nederland keurde de Tweede Kamer het verdrag op 26 maart 2013 goed. Op 25 juni 2013 heeft de Eerste Kamer de goedkeuring van het Verdrag zonder stemming aanvaard (alleen de SP i-fractie liet aantekenen tegen te zijn).

Ten tijde van de COVID-19 pandemie zijn de begrotingsregels versoepeld om de economische schade in deze periode te beperken.

4.

Meer informatie