Debat over het Europese Hof voor de Rechten van de Mens

Met dank overgenomen van K.H.D.M. (Klaas) Dijkhoff i, gepubliceerd op donderdag 2 februari 2012.
alttekst ontbreekt in origineel bericht
Bron: Blogs PoMo

Gisteren kon u hier al mijn inbreng lezen over ditzelfde onderwerp bij de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa vorige week.

Gisteren was ook het debat over het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de Tweede Kamer. Hieronder kunt u mijn VVD-inbreng lezen:

Voorzitter, mijn fractie kijkt al een tijd uit naar dit debat.

Vorig jaar april hebben wij al duidelijk gemaakt dat er het nodige mis is en gerepareerd moet worden.

De brief van het kabinet is voor ons een goed vertrekpunt op weg naar dit herstel. Het had op onderdelen wel enthousiaster gemogen. Wij verwachten dat het Brits voorzitterschap zeker zal helpen dit enthousiasme bij de minister aan te wakkeren zodat Nederland en Groot-Brittannië samen op kunnen trekken.

Laat ik beginnen met wat we niet willen: de VVD wil niet van het Hof af.

We hebben wel kritiek. Op de scheefgroei in de verhoudingen, op de ontbrekende dialoog tussen internattionale wetgever en rechter en op het verliezen van het machtsevenwicht.

We willen dat het systeem goed werkt. Dat is geen aantasting, maar invulling zoals het ooit bedoeld is en in het verdrag vastligt.

Wie ontkent dat het Hof problemen heeft, bedrijft struisvogelpolitiek

Er is een levensgroot probleem dat het Hof bedreigt.

Er ligt een enorme berg achterstallig onderhoud, stapels zaken die wachten op behandeling.

En onder die berg werk dreigt het Hof nu te bezwijken

Een van de redenen voor een toenemende werklast is de meer activistische houding van het Hof zelf.

Deze leidt tot toenemende spanning tussen de wetgevende en rechtsprekende macht.

Spanning over waar in de democratische rechtsstaat de grens ligt tussen democratie en de onaantastbare individuele mensenrechten.

Dat die grens er is en moet blijven als fundament onder de rechtsstaat, staat voor de VVD buiten kijf.

Dat die grens geen natuurwet is ook.

Er is niets zo politiek als de discussie over mensenrechten. Over het boven de democratie verheffen van bepaalde zaken.

Wanneer ik zeg dat het werk van het Hof dus per definitie politieke implicaties heeft, verwijt ik het Hof niets. Dan constateer ik alleen feiten.

En dat kun je niet af doen met een rijtje cijfers waaruit blijkt dat Nederland maar een paar keer per jaar op de vingers wordt getikt. Op dit punt vonden we de brief van het kabinet wat magertjes, want de invloed van het Hof reikt verder dan die zaken.

Alleen kijken naar zaken waarbij Nederland partij is, is een miskenning van hoe het Hof werkt en hoever haar invloed reikt. Het Hof interpreteert het verdrag en vormt daarmee het recht. Dat doet ze net zo goed in zaken waar NL niet direct bij betrokken is. Het Hof heeft deze doctrine ook expliciet vastgelegd (zie Opuz case 2009). Die interpretatie is vervolgens leidend en behoorlijk actief.

In Nederland werkt dit nog wat sterker door dan in andere landen. Nederlandse rechters toetsen immers niet aan de eigen Grondwet, maar aan het EVRM en dus aan de interpretaties van het Hof.

Adviserende organen en de regering zelf maken bij nieuwe wetgeving een inschatting van de verhouding tot het EVRM en dus de interpretaties van het Hof.

En wij in het parlement nemen die inschattingen helaas te vaak klakkeloos aan als laatste woord waarmee het debat stopt.

Waar het onze taak, ook volgens het EVRM zelf, is om als nationale parlementen juist deze discussies te voeren.

Over hoe de fundamentele rechten geïnterpreteerd moeten worden in steeds veranderende tijden.

Over waar de onaantastbare laag van fundamentele rechten ophoudt en het democratische besluitvormingsproces begint.

Over de reikwijdte van wat mensenrechten zijn en wat niet.

Het verdrag zelf is hierover trouwens duidelijk.

Van begin af aan heeft het Hof een subsidiaire taak gekregen die op 2 manieren ondergeschikt is.

Ten eerste omdat elk land geacht wordt zelf nationaal een adequaat rechtssysteem te hebben dat de mensenrechten waarborgt.

Die rechtsgang moet afdoende zijn, het Hof is ingesteld als uiterste klachthof, niet als automatische vierde rechtsgang.

Ten tweede omdat het Hof bij verdrag verplicht is elke partijstaat een zekere vrijheid te gunnen in de toepassing. De zogenaamde margin of appreciation.

Een marge die, zonder verdragswijziging, door de rechters meer en meer verkleind is.

Dit streven naar een machtsevenwicht wordt in het verdrag nog versterkt door de rol die het aan het Comité van Ministers toekent.

Deze rol is in de ogen van de VVD door ons politici verwaarloosd.

Wij willen dan ook graag dat deze op een paar punten stevig opgepakt wordt.

Het Comité van Ministers moet pleiten voor meer nadruk op de ‘de minimis’ benadering, die ook sinds 2010 in het Verdrag is vastgelegd.

Dat wil zeggen dat het Hof alleen in actie moet komen als er een duidelijk wezenlijk nadeel is voor de klager.

Het Hof maakt hier al wel gebruik van, maar mag nadrukkelijk aangespoord worden dit principe vaker leidend te laten zijn.

Graag hoor ik van de minister of hij dit punt deelt en zal bepleiten in het CvM

Het Comité van Ministers moet zich weren tegen de inkrimping van de margin of appreciation. Het Comité van Ministers moet haar taak vervullen bij het duiden en interpreteren van het verdrag. Het Hof heeft daarbij het laatste woord, maar niet het enige.

Het Comité van Ministers moet actiever zijn in duiden van het Verdrag. Niet al het werk om oude normen te interpreteren in moderne tijden alleen maar overlaten aan het Hof.

Zo is het systeem ook niet bedoeld, het Verdrag kent het Comité van Ministers expliciet die rol toe.

En het Hof maakt ook dankbaar gebruik van die richtlijnen bij haar interpretatie, als ze door het Comité van Ministers gegeven zijn.

Ook op dit punt hoor ik graag van de Minister hoe hij tegen dit voorstel aankijkt.

En als dat positief is, of hij niet alleen namens Nederland de inspanningen van het Britse voorzitterschap wil steunen, maar ook het initaitief nemen tot een concrete aanbeveling.

Op het gebied van sociale zekerheid bijvoorbeeld kan Nederland het voortouw nemen om het Comité van Ministers tot een duiding te laten komen van de reikwijdte van het EVRM volgens de partijstaten.

Op dit punt moet ik dan de minister niet vragen of hij dat zelf gaat doen, maar of het hele kabinet daar wat voor voelt.

Want alleen zeggen ‘ja, goed punt, dat moeten we als Comité van Ministers inderdaad meer gaan doen’ schiet niet op, dan moet een aantal landen ook werk verdelen en concreet aan pijnpunten gaan werken.

Een andere oorzaak voor de enorme werklast zijn landen die hun zaken rechtsstatelijk niet op orde hebben.

6 landen zorgen voor 70% van het liggende werk

Rusland, Oekraïne, Roemenië, Polen, Turkije en Italië.

Zij leven uitspraken van het Hof niet na en zo moeten mensen naar het Hof blijven lopen en zaken beginnen.

Wij staan daarin niet machteloos. Bij verdrag heeft het Comité van Ministers hier een taak.

Het Comité van Ministers moet de recidivisten, de staten die na terechtwijzing hun handelen niet aanpassen, achter de broek zitten.

Het is primair de verantwoordelijkheid van die landen zelf om bescherming van mensenrechten te waarborgen.

Ze kunnen dat niet even outsourcen naar het Hof.

Graag hoor ik van de Minister of hij, samen met de Britten die nu de Raad van Europa voorzitten, ook in internationaal verband de draaideurschenders stevig wil aanpakken.

Een derde oorzaak van de werklast is de grote vlucht in zaken die voorlopige voorzieningen betreffen.

Daar hoeven we niet vanaf, maar dat systeem moet wel beter. Zoals minister aangeeft, is er nu geen hoor/wederhoor in. Wij steunen de minister in het idee dat dat wel zou moeten.

Kan de minister aangeven of hij al actief steun heeft verworven hiervoor bij andere partijstaten en of hij dit haalbaar acht.

Tot slot voorzitter, ligt er voor ons in de nationale parlementen ook een taak. Ook wij moeten de discussie over mensenrechten blijven voeren.

Het zijn geen natuurwetten.

Als we het belang van mensenrechten bagatelliseren, beschadigen we ze.

Als we de mensenrechten proberen op te rekken om onze eigen politieke voorkeur eronder te brengen, ondermijnen we die fundamentele rechten en beschadigen we ze ook.

Beide moeten we dan ook nalaten. Juist omdat de fundamentele mensenrechten zo van belang zijn, moeten we de kern van het verdrag bewaken.

(bron foto: loungerie)