Agenda - Hoofdinhoud
De afgelopen twee weken heb ik veel gepraat met mensen met ideeën en ervaringen omtrent leasen. Ik sprak grote enthousiastelingen, weerbarstige sceptici en iedereen ertussen. In deze tweede log geef ik een kort overzicht van de debatten die op dit moment rondom de lease-samenleving gevoerd worden.
Om met de enthousiastelingen te beginnen, ik sprak dinsdag telefonisch met de Amerikaanse duurzaamheiddenker Eric Lowitt, schrijver van het boek The Future of Value en columnist in The Guardian. Hij heeft de vaste overtuiging dat een bedrijf alleen toekomstbestendig is als het duurzaamheidstrategieën ontwerpt die met hun winststrategie samenvallen. Duurzaamheid is geen extraatje, geen pleister op de wonde, maar een integraal bedrijfsmodel. Hij beaamde dat leasen een manier is om deze gelijkschakeling te bereiken.
´Ik kan me niet voorstellen´, zo lichtte hij toe, ´dat een fabrikant nu niet in staat is auto´s in elkaar te zetten die vijftig, zestig, zeventig jaar meegaan. Alleen tot nu toe gebeurt dat niet, omdat dat de fabrikant er aanzienlijk minder afzet door zal behalen, en omdat de consument niet bereid is de kosten voor het produceren van deze bestendige auto op te hoesten.´ Hij betoogde dat in een lease-samenleving de fabrikant wél een prikkel heeft om deze auto op de markt te brengen, omdat deze er dan zestig jaar lang een maandelijkse afdracht voor kan ontvangen. Tegelijkertijd beschikt de consument over de dienst ´comfortabel transport´ - dus wanneer het stuur kapot gaat of de bekleding aan vervanging toe is, moet de fabrikant ervoor zorgen dat deze vervangen worden. De werkgelegenheid verschuift hiermee naar diensten. Snelle, vergankelijke producten worden zodoende uit de markt geprijsd door producten met een lange levensduur.
Voor het import-afhankelijke en grondstofarme Europa een interessante manier is dat een interessante manier om zich te wapenen tegen toenemende schaarste, en tegen toenemend Afrikaans en Chinees grondstofnationalisme.
Een eeuwige paradox voor Europa is namelijk dat het overgaan naar een zuinigere, duurzame economie van zichzelf ook veel grondstoffen kost. Europa heeft niet de materialen in de grond die nodig zijn om onze ambitieuze plannen voor een klimaatneutrale Europese Unie in 2050 te verwezenlijken. Voor één windmolen is bijvoorbeeld 300 kilo aan zeldzame metalen vereist, en om - zoals soms wordt voorgesteld - 15% van de Europese energiebehoefte te halen uit nog te bouwen zonnepanelen in Sahara, is een hoeveelheid koper nodig die gelijk is aan 13% van de totale koperproductie van de 20e eeuw.
Zolang Europese bedrijven niet zuiniger omspringen met zeldzame metalen, gaan we diametraal tegen onze 2050 doelstellingen in en blijft onze afhankelijkheid van de vaak instabiele landen met bodemschatten onnodig groot. Het toepassen van de lease-samenleving kan ons helpen schaarse grondstoffen binnen ons continent én in de omloop te houden.
Dan de wat meer sceptische geluiden. Die zijn vaak praktisch van aard: bepaalde wetgevingen maken het lastig om eigendom bij de producent te laten. Soms is niet geheel duidelijk wie überhaupt de verantwoordelijkheid over een product moet dragen: de verkoper? de fabrikant? het bedrijf dat de onderdelen voor het product levert? Daarbij is het soms twijfelachtig of een bedrijf wel expertise en middelen heeft om hun de terugname van een product - de zogenaamde ´reverse logistics´ - op orde te krijgen. Met behulp van pilots, kennisuitwisseling en politieke maatregelen kunnen we proberen deze problemen aan banden te leggen.
Een verdere beperking van het lease-model die wel eens wordt genoemd, is dat bedrijven zich misschien oncomfortabel voelen om pionier te zijn in het aanbieden van diensten, omdat ze denken dat de afnemer of consument niet bereid is eigendom op te geven en het betalen van huur associeert met ‘op lange termijn meer betalen’. Maar zoals internetwinkelen over zijn stigma van onbetrouwbaarheid is heen gegroeid en nu massaal omhelsd wordt, lopen we mogelijk een groot onaangeroerd potentieel mis als bedrijven het leasen met deze intuïtieve punten op voorhand afwijzen.
Een heel ander contra-argument, ten slotte, is dat we nu eerst en vooral met een urgent en voortdenderend klimaatprobleem zitten, en dat het lease-model hierin too little, too late is. Hier zou ik een argument van Naomi Klein in haar artikel ‘Capitalism vs. The Climate’ tegenover willen zetten. Klimaatverandering, zo betoogt ze, moet niet gezien worden als het enige en uiteindelijke probleem, maar als een symptoom; een sterke boodschap die zegt dat we een nieuw paradigma nodig hebben. Één waar bedrijven in hun productieketens leren van de eeuwig hernieuwbare ketens de natuur, in plaats van de natuur te beroven.
De uitdagingen waar Europa op dit moment voor staat maken dat een dergelijke paradigmaverschuiving geen dromerige luxe is, maar een geopolitieke noodzaak. En dan komt de lease-samenleving nadrukkelijk in beeld, omdat het de kosten van duurzamere producten niet direct op de consument afwendt. Het lease-model brengt zo de winst-, duurzaamheids- én grondstoffenstrategie van een bedrijf samen. In de volgende blog ga ik - onder voorbehoud - in op de manieren waarop bedrijven, consumenten en de politiek samen deze verschuiving kunnen bereiken.