Convenanten werken niet. of toch wel? - Hoofdinhoud
Ik heb er al zo vaak over geschreven: onafhankelijk onderzoek heeft bij herhaling geconcludeerd dat convenanten niet werken als instrument om beleidsintensivering af te dwingen. Ze leggen vooral vast wat bedrijven tóch al van plan waren. Maar nu komen Agentschap NL en de ministeries van ELI, BiZa en I&M met een evaluatie van energiebesparingsconvenanten die buitengewoon positief is. Hadden de onafhankelijke deskundigen ongelijk?
Wie waren al die deskundigen ook alweer?
Allereerst de Algemene Rekenkamer. Die publiceerde deze maand nog een aantal factsheets, waarvan nr.33 over duurzame energie letterlijk stelt: “Energiebesparingstempo te laag: Energiebesparing is een snel beschikbare betaalbare manier om te voldoen aan de Europese afspraken over CO2-reductie en duurzaam energiegebruik. Wij hebben echter gezien dat het huidige besparingstempo te laag ligt om deze doelen te halen. Vooral het energiebesparingsbeleid voor de energie-intensieve industrie en de vervoerssector heeft weinig opgeleverd.”
De conclusie uit de factsheet is gebaseerd op een publicatie van de ARK uit oktober 2011: Energiebesparing: ambities en resultaten. Daarin was een van de hoofdconclusies: “In de energie-intensieve industrie is in de periode 2000–2007 een beleid gevoerd dat een steeds minder verplichtend karakter had. Met dit beleid zijn nauwelijks resultaten geboekt. De gerealiseerde energiebesparing (gemiddeld 0,5% per jaar) was geringer dan de besparing die sowieso zou zijn opgetreden (de autonome ontwikkeling, 0,8–1% per jaar). De industrie als geheel heeft over de totale periode 1995–2007 wat beter gepresteerd (gemiddeld 1,5% per jaar) dan het nationale gemiddelde (1,1% per jaar). Dit nationale gemiddelde wordt echter sterk omlaag getrokken door de sector verkeer en vervoer.”
Nog een deskundige op dit terrein is SGP-kamerlid Elbert Dijkgraaf. Hij is econometrist en publiceerde in oktober 2009 de studie Effectiviteit convenanten energiebeleid. Hij vergeleek daartoe macrogegevens over de relatie tussen het gebruik van convenanten en energiebesparing in 24 OESO -landen.
Zijn belangrijkste twee conclusies: Er is geen bewijs gevonden dat convenanten een significant effect hebben op de energie-intensiteit, de CO2 emissies en het aandeel hernieuwbare energie.Het beste alternatief is het verhogen van de energieprijzen via belastingen wat vaak wel een significant effect heeft. Regelgeving is in een beperkt deel van de gevallen effectief, vooral voor hernieuware energie, maar ook op totaalniveau en voor de sector transport. Voor industrie en huishoudens/overheid is geen effect waarneembaar.
Volgende deskundige: CE-Delft. Zij publiceerden in juni 2010 de studie Convenant Benchmarking Energie-efficiency: resultaten en vrijstellingen energiebelasting, in opdracht van stichting Natuur en Milieu. Samenvatting van hun conclusies:
“De energie-intensieve industrie in Nederland heeft de afgelopen jaren te weinig energie bespaard, terwijl ze wel korting op de energiebelasting hebben ontvangen. Onderzoek van CE Delft naar het effect van het Convenant Benchmarking Energie-efficiency toont aan dat het tempo van energiebesparing bij de energie-intensieve industrie op een half procent per jaar lag tussen 1999 en 2007. Bij sectoren als raffinaderijen, basismetaal en chemie ligt de gerealiseerde energiebesparing lager dan wat op grond van de autonome ontwikkeling (zonder convenant) te verwachten valt. Bij aanvang van het convenant was de efficiency gemiddeld 3,7% beter dan de Wereldtop, naar verwachting in 2012 0,7% slechter. De Wereldtop is in het convenant gedefinieerd als de 10% meest energie-efficiënte bedrijven ter wereld.”