Laat Nederland genocide in Irak erkennen - Hoofdinhoud
Het getuigt van respect voor de slachtoffers van de massamoord op Koerden in Irak en hun nabestaanden als de Nederlandse regering de slachtpartij erkent als een genocide, stellen Harry van Bommel en Hazjah Salah.
Harry van Bommel is Kamerlid voor de SP, Hazjah Salah is bestuurslid van CHAK, een niet-gouvernementele organisatie die pleit voor internationale erkenning van de genocide op de Koerden.
Zaterdag is het precies 25 jaar geleden dat Saddam Hussein met chemische wapens een einde maakte aan het leven van 5000 inwoners van de Koerdische plaats Halabja. Deze gruwelijke misdaad was het tragische dieptepunt van een veel grotere campagne tegen de Koerden in het noorden van Irak. Terecht erkennen steeds meer landen deze campagne als genocide. Het is hoog tijd dat Nederland dat ook doet.
De massamoord in de late jaren tachtig in Irak is de geschiedenis ingegaan als de Anfalcampagne. De cijfers liegen er niet om. In nog geen twee jaar tijd werden zeker 2000 Koerdische dorpen volledig met de grond gelijkgemaakt. Vele tienduizenden burgers werden daarbij vermoord. Tienduizenden anderen werden opgepakt en onder erbarmelijke omstandigheden opgesloten. En nog eens honderdduizenden moesten huis en haard achterlaten op de vlucht voor het geweld. Dat er vandaag de dag in Irak nog steeds nieuwe massagraven van slachtoffers worden ontdekt, geeft aan hoe grootschalig de campagne was.
Deze cijfers komen uit een rapport dat Human Rights Watch in 1993 opstelde. Daarin laat de internationale mensenrechtenorganisatie er geen enkele twijfel over bestaan dat de Anfalcampagne van Saddam Hussein een genocide was. Wie de definitie van genocide zoals omschreven in het in 1948 door de VN aangenomen genocideverdrag erop naleest, kan ook niet anders dan concluderen dat de Anfalcampagne een nauwkeurig geplande volkerenmoord was.
In 2007 werd de Nederlandse handelaar Frans van Anraat veroordeeld tot zeventien jaar gevangenisstraf vanwege medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden. Toen de hiervoor beschreven gruwelijkheden plaatsvonden, leverde hij grondstoffen voor gifgas aan Irak. In de uitspraak sprak het gerechtshof over krachtige aanwijzingen dat de leiders van het Iraakse regime zich hebben laten leiden door een genocidaal oogmerk.
Vanwege het bovenstaande mag het niet verbazen dat steeds meer landen overgaan tot de erkenning van de Anfalcampagne als wat die in werkelijkheid was: genocide. Eind vorig jaar ging het Zweedse parlement hiertoe over. In Noorwegen is het ook erkend. Eind vorige maand, op 28 februari, werd in het Britse parlement unaniem een motie aangenomen die de Anfalcampagne erkent als genocide en daarnaast regeringen, de EU en de VN ertoe aanmoedigt hetzelfde te doen. In andere landen, waaronder Canada, wordt er volop gedebatteerd over deze kwestie.
Erkenning is om meerdere redenen belangrijk. Ten eerste omdat ze bijdraagt aan het belangrijkste doel van het genocideverdrag van de VN. In 1948, kort na de Tweede Wereldoorlog en de verschrikkingen die de Europese Joden toen ondervonden, werd dit verdrag nadrukkelijk aangenomen met het oog op het voorkomen van nieuwe genocides. Internationale aandacht voor genocide is daarom nodig en erkenning zorgt hiervoor.
Daarnaast getuigt erkenning van respect voor de slachtoffers van de gruwelijke gebeurtenissen en hun nabestaanden. De Koerden hebben volstrekt begrijpelijk lang geklaagd dat de bergen hun enige echte vrienden waren. Politieke erkenning zou een mooi vriendschapssignaal zijn aan dit volk, dat veel te lang het slachtoffer van de geschiedenis is geweest. Ten slotte is erkenning door Nederland belangrijk vanwege de kwalijke rol die gifgashandelaar Van Anraat hierin heeft gespeeld.
In december vorig jaar besloot de gemeenteraad van Den Haag unaniem dat er een gedenkteken voor de slachtoffers van de chemische aanval in Halabja in de stad komt. Het is belangwekkend dat na lang aandringen de slachtoffers van de genocide straks bij dit gedenkteken op een waardige wijze kunnen worden herdacht, maar het is niet genoeg. Vanuit morele overwegingen zou Nederland zich moeten aansluiten bij de snel groeiende groep landen die de Anfalcampagne als genocide erkennen. Eigenlijk wekt het verbazing dat Nederland, als gastland van het Internationaal Strafhof, het Internationaal Gerechtshof en de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW), niet al eerder tot deze erkenning is overgegaan.
Dit artikel verscheen op 11 maart 2013 in het Reformatorisch Dagblad