Koerdische politiek - Hoofdinhoud
Mijn bezoek aan Koerdistan heeft natuurlijk louter politieke redenen en ik voer dan ook veel gesprekken met politici. Soms val je echter met je neus in de boter en dat overkomt mij in Sulaimani, de stad die ik bezoek na Duhok. Daar is aan de Amerikaanse Universiteit van Irak net het eerste jaarlijkse Sulaimani Forum gepland met als thema “The Changing Geopolitics of the Middle East.” Hoewel drukbezocht is er toch nog plaats voor mij vrij. Ik kom er veel oude bekenden tegen.
Mijn bijzondere belangstelling gaat uit naar een paneldiscussie over de Koerdische kwestie met onder meer Fuad Hussein en Maria Fantappie. Fuad ken ik al heel lang, uit de jaren ‘90 toen hij nog samen met Robert Soeterik actief was in Amsterdam bij de Middle East Research Associates. Maria Fantappie werkt voor de International Crisis Group en ze doet in dit panel vergaande uitspraken over de positie van de Koerden in Syrië. Zo zegt ze onder meer dat de Koerden daar moeten leren van de Koerden in Irak en boven alles de eenheid van Syrië moeten bewaren. Ze zullen moeten investeren in de Syrische staat om te voorkomen dat ze net als in Irak verzeild raken in een strijd om betwist gebied. Dat is niet iedereen met haar eens.
Weerzien met oude bekende Fuad Hussein
Fuad benadrukt dat de Koerden in Irak een lange weg hebben afgelegd om te komen waar ze nu zijn. Na een pure overlevingsstrijd en de opbouw van Koerdistan is er nu een federaal Irak en een sterk autonoom gebied met een regionale regering. Dat moet nu als zodanig worden erkend. Fuad benadrukt dat hij op persoonlijke titel spreekt. Hij is in het dagelijks leven chef van het kabinet van president Barzani en heeft daarmee de status van minister.
Noshirwan Mustafa
In Sulaimani spreek ik naast politici van regeringspartij de Patriottische Unie van Koerdistan (PUK) ook met oppositiepartij Goran, hetgeen staat voor ‘verandering’. Goran en haar politieke leider Noshirwan Mustafa zetten zich vooral af tegen de heersende politiek. Die is volgens Mustafa corrupt en vergeven van nepotisme, vriendjespolitiek. Goran staat wat hem betreft voor sociale rechtvaardigheid. Mustafa hekelt de wijze waarop de banen verdeeld worden in Koerdistan; een leraar kan nooit schooldirecteur worden tenzij hij lid is van de PUK. Naar zijn mening is er ook helemaal geen economie in Koerdistan. De regering doet niets anders dan het geld uit Bagdad uitgeven, meent hij. ‘Van het budget van de Koerdische regering komt 96% van de olie-inkomsten via Bagdad. Er wordt niets geproduceerd in Koerdistan, alleen maar uitgegeven.’
Later spreek ik met twee parlementariërs van Goran: Vian Abdulrahim (rechts) en Abdulla Mohamad Amin. Deze jonge parlemementsleden verdienen een vermogen van 8 miljoen Dinar per maand (5300 euro) en krijgen een woning, auto en twee man personeel op de koop toe. Abdulla meent dat ik de erkenning van de genocide op de Koerden maar even snel moet regelen; hij zal wel een brief laten schrijven waarin om die erkenning wordt gevraagd. Younis legt hem uit dat het zo niet werkt en ook Vian moet er aan te pas komen om Abdulla te overtuigen dat die brief niet zoveel zin heeft. Vian vertelt verder over haar werk in de commissie die zich richt op mensenrechten. Ze houdt zich onder meer bezig met vrouwenrechten, journalisten en de nabestaanden van Halabja. Aan vrouwenrechten schort het in sommige delen van Koerdistan. Zo komt het voor dat vrouwen aan hun man moeten vragen of ze politiek actief mogen zijn en komt in plattelandsgebieden soms vrouwenbesnijdenis nog voor.
De Nederlandse liaison Jeroen Kelderhuis
Woensdagmiddag vertrek ik naar Erbil omdat daar de belangrijkste activiteit plaatsheeft: de herdenking van de genocide. Ik zal daar spreken op een conferentie waar ook president Barzani en andere Koerdische kopstukken het woord voeren. Eerst ga ik echter langs bij Jeroen Kelderhuis, de Nederlandse ‘laptopdiplomaat’ die inmiddels is neergestreken in the English Village, een ommuurde villawijk in Erbil. Heel vriendelijk zegt hij dat hij daar zit dankzij mijn activiteiten. Het is ook waar dat ik al enkele jaren terug heb aangedrongen op de opening van een Nederlands consulaat, net zoals de Duitsers, Fransen en anderen dat hebben. Dat is goed voor de politieke en economische diplomatie. Kelderhuis zit er nu enkele maanden, alleen met enkele lokale medewerkers. Zijn taken zijn economisch, consulair en politiek. Hij zit er niet voor visumverlening en paspoortverlenging. Het is een voorlopig project en de post zal na twee jaar worden geëvalueerd. Er zijn veel economische mogelijkheden voor Nederlandse bedrijven maar echte projecten zijn er nog niet zoveel. Nederlandse zakenlieden kijken de kat uit de boom.
Donderdag staat geheel in het teken van de herdenking en de conferentie daarover. Ik hoop daar nog verslag van te kunnen doen, maar helaas is niet overal het internet beschikbaar. Ook nu geldt hoe dan ook: wordt vervolgd.