Erkenning genocide op de Koerden - Hoofdinhoud
Het eigenlijke doel van mijn reis naar Koerdistan is deelname aan de internationale conferentie die bij moet dragen aan de erkenning van de genocide op de Koerden in de jaren ’80. President Barzani is één van de eerste sprekers op de conferentie en in zijn toespraak benoemt hij veel meer dan alleen de gewenste erkenning. Hij gaat in op de ernstige politieke crisis in Irak, niet die tussen de centrale regering in Bagdad en de Koerdische Regionale regering maar de politieke crisis die heel Irak raakt. Naar zijn opvatting heeft Irak nu weliswaar een goede Grondwet maar is het probleem dat niet alle partners bereid zijn die ook volledig na te leven. Barzani doelt hier ongetwijfeld ook op de spanning rond betwist gebied die vorig jaar bijna tot een militaire confrontatie leidde. In artikel 140 van de Grondwet is vastgelegd dat via een referendum over de toekomst van betwist gebied, onder meer het olierijke Kirkuk, moet worden besloten. Het ziet er niet naar uit dat dit referendum binnen afzienbare tijd kan worden gehouden. Ondertussen sluit de KRG zelfstandig oliecontracten af hetgeen de centrale regering in Bagdad enorm dwars zit.
Het programma wordt afgewisseld met culturele onderdelen waarbij muzikanten en kinderen van slachtoffers van de genocide voordrachten ten tonele brengen. Veel indruk maken de kinderen. Er is in Koerdistan vrijwel geen gezin te vinden dat niet direct slachtoffer is geworden van de genocide op de Koerden. De cijfers lopen uiteen maar het cijfer van 182.000 verloren mensenlevens komt vaak terug. Wat vaststaat is dat er tijdens de Anfalcampagne in acht fasen duizenden dorpen van de aardbodem zijn weggevaagd. Tevens staat vast dat er bij de gasaanval op de plaats Halabja meer dan 5000 mensen direct werden gedood en dat tienduizenden mensen gewond raakten. Overigens werd door het gas alles dat leefde gedood. Vogels vielen dood uit de lucht, honden en vee stierven in hun hokken en op straat. Halabja is het symbool van de genocide geworden maar er is gas gebruikt op tientallen dorpen en ook tot over de grens in Iran.
Simon Minks (rechts) de Nederlandse openbare aanklager
Bij de conferentie staan twee vormen van erkenning van genocide ter discussie. Zelf ga ik in op de politieke erkenning zoals die inmiddels is uitgesproken door de Verenigde Staten, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. Uit die landen zijn er ook parlementariërs die deelnemen aan de paneldiscussie waar ik onderdeel van ben. Openbare aanklager Minks, betrokken bij de zaak tegen de zakenman Frans van Anraat die grondstoffen voor gifgas leverde aan Saddam Hoessein, spreekt over de moeilijker bereikbare juridische erkenning. Van Anraat was in eerste aanleg veroordeeld voor betrokkenheid bij genocide maar kreeg in hoger beroep een veroordeling voor betrokkenheid bij oorlogsmisdaden. Hij zit een langdurige gevangenisstraf uit in Zoetermeer. Over de handelswijze en opsporing van Van Anraat heeft de journalist Arnold Karskens een indrukwekkend boek geschreven met als titel een uitspraak van Van Anraat ‘Geen cent spijt.’ Dat toonde de man in een televisiereportage ongeveer tien jaar geleden. Hij was echt van mening dat hij geen verantwoordelijkheid had voor het misdadige gebruik van grondstoffen die hij aan de dictator Saddam Hoessein had geleverd. Het panel werd voorgezeten door de zoon van president Talabani, tevens coördinerend minister Qubad Talabani (links) die gezien zijn received pronunciation wel in het Verenigd Koninkrijk moet hebben gewoond.
De dag volgend op de conferentie reizen we gezamenlijk naar het martelaren monument in Kasnazan, even buiten Erbil. Daar houden we 182 seconden stilte voor alle slachtoffers van Anfal en worden er rozen gelegd. Samen met parlementariërs uit andere landen mag ik een krans leggen bij het monument. Alle andere gasten krijgen rozen die gelegd kunnen worden. Eén prominente gast die natuurlijk ook sprak op de conferentie is Bernard Kouchner, de Franse arts, mede-oprichter van Artsen zonder Grenzen en onder meer minister van Buitenlandse Zaken van 2007-2010.
Bernard Kouchner (tweede van links)
Iedereen wordt in de gelegenheid gesteld het register te tekenen en sommigen nemen de tijd om daar een heel epistel van te maken. Senator Peter Galbraith (Vermont) grapt dat het lijkt alsof sommigen er een boek zijn begonnen. Galbraith werkte in de jaren ’80 voor de commissie Buitenlandse Zaken van de Amerikaanse senaat en schreef voor zijn senator een wetsvoorstel dat tot sancties tegen Irak moest leiden, direct na de gasaanvallen. Dat voorstel werd toen niet aangenomen omdat de zakelijke banden met het regime van Saddam Hoessein nog te intensief waren.
Bij het monument neem ik afscheid van mijn gastheer minister Aram Ahmed Mohamed
Na de ceremonie bij het monument is het formele programma eigenlijk afgelopen. Er is nog een bezoek aan de citadel van Erbil, de grote toeristische trekpleister die op de werelderfgoedlijst van Unesco staat. Ik heb de citadel al enkele malen eerder bezocht en ben benieuwd naar de vorderingen in het herstel ervan. In het interieur van enkele gebouwen zijn de schilderingen weer zichtbaar gemaakt. Dat was bij mijn vorige bezoek nog niet het geval.
De citadel ligt midden in het centrum van Erbil maar is toch hoog boven de stad verheven. Het staat voor mij wel vast dat deze indrukwekkende stad in de toekomst zal worden overspoeld met toeristen die de citadel en de bazaar bezoeken en de rust van de bergen zullen genieten. Toerisme wordt ook door de Koerden zelf gezien als één van de sectoren waar veel groei zal plaatshebben.
Veel tijd heb ik niet meer na het bezoek aan de citadel. Samen met Younis reis ik terug naar het hotel om daar de spullen te pakken en afscheid te nemen van conferentiegangers en vrienden die achterblijven in Koerdistan. Het was een intensief bezoek.
Younis brengt me met een taxi tot aan de vertrekhal van de internationale luchthaven in Erbil. Zonder zijn hulp en die van zijn broer Yousif zou mijn bezoek niet zo veelzijdig zijn geweest. Ik ben hen veel dank verschuldigd. Onze intentie om de genocide op de Koerden bekend en erkend te krijgen ga ik nu in Nederland voortzetten, om te beginnen in Den Haag waar ik daags na mijn terugkeer zal spreken op de herdenking.