Keuzes in Kaart 2013-2017 - wonen/SP - Hoofdinhoud
Volgens mij was het minstens de tiende keer dat mijn geachte PvdA-collega en woordvoerder wonen Jacques Monasch rondbazuinde dat de SP “…. in de doorrekening van zijn verkiezingsprogramma €1,6 miljard euro aan bezuinigingen bij de corporaties inboekt.” (via twitter bij het debat over het sociaal akkoord). Dus Jacques, bij deze voor de elfde keer: dat klopt niet!
hoe moet ik het netjes verwoorden: Jacques Monasch gaat creatief om met de werkelijkheid?
Allereerst geef ik hier de tekst van de bespreking door het Centraal Planbureau van de wonen-paragraaf van ons verkiezingsprogramma, zie Keuzes in Kaart 2013-2017, pag.159/160:
“7.11 Woningmarkt
Maatregelen
Het koopwoningmarktbeleid van de SP concentreert zich vooral op een verdere beperking van de hypotheekrenteaftrek. Waar het begrotingsakkoord de hypotheekrenteaftrek beperkt voor nieuwe gevallen door uit te gaan van een forfaitair annuïtair aflossingsschema, doet de SP dit ook voor huishoudens die al een hypotheek hebben. De SP treft daarvoor wel een overgangsregeling: huishoudens krijgen een jaar lang tijd om hun financiële arrangementen aan te passen. Daarnaast beperkt de SP het maximale tarief van de hypotheekrenteaftrek in
tien jaar tot 42% en stelt de SP een bovengrens aan de maximale schuld waarover rente mag worden afgetrokken. Deze bovengrens wordt in 2013 op 1 mln euro gesteld en daarna geleidelijk verlaagd naar 500 dzd euro in 2017 en 350 dzd euro in 2022. Deze laatste grens wordt tot 2040 nominaal constant gelaten.
Naast de beperking van de hypotheekrenteaftrek schaft de SP de wet Hillen af, die voorschrijft dat de bijtelling vanwege het eigenwoningforfait niet hoger kan zijn dan de aftrek vanwege de betaalde hypotheekrente. Ook verlaagt de SP de grens waarvoor het hoogste tarief van het eigenwoningforfait van 2,35% geldt van 1 mln euro in 2013 naar 500 dzd euro in 2040. Daarnaast verhoogt de SP tijdelijk de overdrachtsbelasting in de periode 2013-2016. Tegenover deze beperkingen van de fiscale subsidiëring van de eigen woning staat dat de SP een tijdelijke startersaftrek introduceert van 0,5 mld euro voor de periode 2013-2016. Deze maatregel is tijdelijk en heeft dus geen structurele effecten. Wel gaat er enige stimulerende werking op de koopwoningmarkt van uit voor de komende kabinetsperiode.
Waar de SP de fiscale subsidie voor koopwoningen verder beperkt, draait de partij een groot deel van de maatregelen van het kabinet Rutte en het begrotingsakkoord gericht op de huurwoningmarkt juist terug. Zo komt de verhoging van de maximaal redelijke huur in schaarstegebieden te vervallen, schrapt de SP de heffing op verhuurders en neemt zij de extra ruimte die het kabinetsbeleid en begrotingsakkoord bieden voor de jaarlijkse huurverhoging, weg.
De SP voorziet in enkele stimuleringsregelingen voor nieuwbouw en (energiezuinig) woningonderhoud in zowel de koop- als de huursector. Het gaat om tijdelijke maatregelen met een totaal budgettair beslag van 0,9 mld euro. Ten slotte voert de SP een openruimteheffing in met een opbrengst van 0,3 mld euro. Het effect van deze heffing zal regionaal verschillen: grond is in dunbevolkte gebieden goedkoper. Als de heffing in heel Nederland gelijk is, dan heeft deze een grotere impact op de kosten van het bouwen in een dunbevolkt gebied dan in bijvoorbeeld de Randstad. Daarnaast hebben woningen in dunbevolkte gebieden in de regel een grotere oppervlakte, wat dit effect versterkt.
Effecten
[NB tabel ontbreekt; zie hiervoor de publicatie zelf]
De plannen van de SP hebben een drukkend effect op de koopwoningprijzen vanwege de beperkingen van de fiscale subsidie op koopwoningen. Het subsidiepercentage daalt door de maatregelen van de SP structureel van 16,6% naar een kleine 10%. Dit leidt op zichzelf tot een beter functionerende woningmarkt en welvaartswinst.
Daar staat echter tegenover dat de plannen van de SP een sterk drukkend effect hebben op de woninghuren. Dit leidt tot een vrij forse beperking van het aanbod van huurwoningen ten opzichte van het basispad, terwijl tegelijkertijd de lagere woninghuren tot een toename van de vraag leiden. Dit versterkt de mate van rantsoenering op de huurmarkt, waardoor wachtlijsten langer worden en meer uishoudens uitwijken naar de koopmarkt. Dit leidt ertoe dat op termijn het effect van verlaagde koopwoningsubsidies op de prijs van koopwoningen teniet wordt gedaan. De verslechterde werking van de huurwoningmarkt doet ook de welvaartswinst op de koopwoningmarkt teniet waardoor het woningmarktpakket van de SP op de lange termijn per saldo tot een elvaartsverlies van 0,4% bbp leidt. Er is wel sprake van een budgettair voordeel van 0,7% bbp (4,6 mld euro).”
Tot zover het CPB. Geen €1,6 miljard bezuinigingen op corporaties dus. Wel een restrictief huurbeleid, waardoor de verdiencapaciteit van de corporaties beperkt wordt. Daar staat tegenover dat de SP de verhuurderheffing van Rutte-I (en het Kunduzakkoord) volledig terugdraait. Per saldo neemt daardoor de verdiencapaciteit van de corporaties in de eerste jaren (globaal: tot 2017) juist TOE. Dat is inmiddels ook gebleken in de doorrekening van de effecten van het regeerakkoord door Ortec Finance. Johan Conijn c.s. laten daar zien dat als de verhuurderheffing WEL doorgaat zelfs de huurverhogingen (ver) boven inflatieniveau die VVD-PvdA willen doorvoeren niet voldoende zijn om de grote greep in de kas van de corporaties door de minister van financiën te compenseren.
De nauwkeurige lezer van de CPB-doorrekening van ons verkiezingsprogramma zal zich als hij daarna het Ortec rapport doorleest waarschijnlijk net zo opwinden over de droevige kwaliteit van het woningmarktmodel van het CPB als ondergetekende. Hopelijk trekt het CPB lering op de vernietigende kritiek die daarop inmiddels geleverd is door de echte financiële specialisten uit de corporatiesector. Maar dat laat onverlet dat ook het CPB niet roept dat de SP €1,6 miljard bezuinigt op de corporaties.