Wetenschappers: kijk uit met woning als pensioenvoorziening - Hoofdinhoud
Complimenten aan André Knottnerus, voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. In de WRR-bundel ‘Wonen, zorg en pensioenen; hervormen en verbinden’ geeft hij alle ruimte aan de opponenten van de mainstream-economenlobby, die eigen woning wil inzetten als deel van de pensioenvoorziening, mede ter financiering van de ouderenzorg.
André Knottnerus
Ik woonde in september 2012 samen met Ineke Palm van ons wetenschappelijk bureau de WRR-werkconferentie ‘Nieuwe perspectieven en arrangementen voor wonen, zorg en pensioenen’ bij. Daar pleitten economen als Lans Bovenberg en Kees Goudswaard voor het in de toekomst benutten van het vermogen dat ouderen in de eigen woning hebben zitten als (mede)financiering van ouderenzorg. Die dreigt anders onbetaalbaar te worden, aldus de heersende mainstream-opvatting in economenland.
Maar tijdens de conferentie klonk er ook een waarschuwing tegen de opvatting dat een hoog eigen woningbezit een superieur alternatief voor een sterke tweede pensioenpijler (het bedrijfspensioen) zou zijn. Marja Elsinga (hoogleraar volkshuisvesting TU Delft) en Janneke Toussaint (AFM) hebben hun kritiek in de WRR-bundel verder onderbouwd in het artikel ‘Dorst! Het eigen woningbezit als onderdeel van de verzorgingsstaat.’
Het grootste bezwaar van Elsinga en Toussaint tegen de eigen woning als structureel onderdeel van de pensioenmix en financieringsbron voor ouderenzorg is dat deze strategie de tweedeling versterkt: “De mensen die doorgaans de appel voor de dorst het hardst nodig hebben, de mensen met de lage inkomens, hebben het minst vaak vermogen opgebouwd in de koopwoning.” Asset-based welfare, zoals de appel-voor-de-dorst-strategie in vakkringen heet, is in Engeland regeringsbeleid. Daar moet je als je aanspraak maakt op intramurale zorg eerst je huis opeten. Deze wettelijke bepaling wordt massaal ontdoken door vóór het moment waarop de aanspraak gedaan wordt het huis weg te schenken aan de kinderen.
In Duitsland wordt er volgens Elsinga en Toussaint een interessante strategie gevoerd om het zelf sparen voor de oude dag te bevorderen: de Riester subsidie. Deze staat zowel open voor eigen woningbezitters als huurders. Het met hulp van de Riestersubsidie opgebouwde vermogen mág worden ingezet voor de eigen woning, maar ook voor een woning die verhuurd wordt (in Duitsland heel populair). Maar de spaarder kan ook kiezen voor financiële producten als een kapitaalverzekering of banksparen.
Elsinga hebben ook onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om kapitaal vrij te maken uit de eigen woning door deze te verkopen dan wel opnieuw met een hypotheek te belasten (“opeethypotheek”). Verkopen om daarna te gaan huren blijkt in Nederland niet simpel. Mede door het steeds verder marginaliseren van de woningcorporaties loopt het aanbod aan geschikte huurwoningen snel terug. Enkele corporaties hebben een tijdlang geëxperimenteerd met “verzilverd wonen”, waarbij je je huis verkoopt aan de corporatie en daarna terughuurt. Daar zijn ze mee gestopt, omdat deze formule commercieel behoorlijk riskant bleek te zijn. De opeethypotheek is een tijd redelijk populair geweest, maar de animo bij zowel banken als eigen woningbezitters is snel gedaald nu woningen niet meer jaarlijks in waarde stijgen, maar juist stevig in prijs gekelderd zijn. Door de stevige risico-opslag die de banken rekenen zijn de kosten voor de opeethypotheek bovendien erg hoog.
De WRR-bundel bevat nog een tweede kritische analyse van de woning als financiering voor ouderenzorg, van de hand van Caroline Dewilde (Universiteit Tilburg) en Neda Delfani (UvA). Van deze beschouwing wil ik je de belangrijkste conclusie niet onthouden: “Vanuit de literatuur komen we tot de hypothese dat de inzet van het eigenwoningbezit als aanvullende pensioenvoorziening allicht zou leiden tot meer sociale ongelijkheid tussen eigenaars en niet-eigenaars, en tussen meer gegoede en minder gegoede eigenaars. Hierbij komt mogelijk ook de solidariteit tussen sociale groepen in het gedrang.”
De WRR-bundel is een echte aanrader, waarbij ik de laatste twee hoofdstukken zeker niet zou overslaan!