INVESTERINGEN NEDERLANDERS DRAGEN BIJ AAN ONTWIKKELING Werkbezoek aan Tanzania en Ethiopië

Met dank overgenomen van I.S.H. (Ingrid) de Caluwé i, gepubliceerd op vrijdag 30 augustus 2013.

Van 17 tot en met 24 augustus heb ik deelgenomen aan het werkbezoek van woordvoerders ontwikkelingssamenwerking en handel aan Tanzania en Ethiopië. Een vol programma met veel gesprekken en bedrijfsbezoeken, die een goed idee gaven van de kansen voor de ontwikkeling van beide landen. Maar ook van de belemmeringen voor economische ontwikkeling.

In Tanzania draaide het bezoek voornamelijk om het bedrijfsleven, omdat Nederland in dat land de hulp afbouwt en versterkt gaat inzetten op handel en investeringen. We hebben een aantal Nederlandse

ondernemers bezocht in Arusha, in het noorden van Tanzania. De ondernemers zitten er vaak al vele jaren, zorgen voor veel werkgelegenheid en helpen boeren aan betere zaden en efficiëntere landbouwmethoden. Lokale boeren kunnen daarmee tot wel 10x meer rendement behalen. Ook de Tanzaniaanse tuinbouworganisatie TAHA zorgt voor een goede vertegenwoordiging van lokale en

buitenlandse tuinbouwbedrijven. Hoewel de investeringsmogelijkheden goed zijn, mede door de behoorlijke stabiliteit in het land, is investeren in Tanzania niet alleen maar geweldig. Ondernemers worden geconfronteerd met onverwachte lokale of regionale belastingen, corruptie en het feit dat ze hun verblijfsvergunning iedere 2 jaar moeten vernieuwen. Ook al wonen en werken ze soms al 30 jaar in het land.

Verder is het lastig om goed geschoold personeel te vinden. De millenniumdoelen voor onderwijs zijn gehaald -bijna iedereen gaat naar school- maar het onderwijs ontbreekt of is ver beneden niveau. En dat ondanks jarenlange onderwijsprogramma's van vele donoren. Nederland is terecht gestopt met onderwijs als onderdeel van haar ontwikkelingshulp aan partnerlanden, omdat wij maar zeer beperkt het verschil kunnen maken. Grootschalige inzet op onderwijs via VN organisaties levert betere resultaten.

Ook het vervoer van producten over de grens met het nabijgelegen Kenia is nog een uitdaging. Vrachtwagens staan soms enkele dagen vast bij de douane. Een Afrikaanse NGO heeft de handdoek maar opgepakt en is nu druk bezig met het ontwikkelen van 'one stop' grensovergangen, zodat de handel tussen de buurlanden beter verloopt. Ondanks alle mogelijkheden is Tanzania nog steeds een arm land. Ondernemers verwelkomen dan ook het nieuwe Dutch Good Growth Fund, dat leningen kan verstrekken, waar banken vaak niet thuisgeven.

De volgende stop, Ethiopië, is een ander verhaal. Het land behoort tot de armste landen ter wereld, Het blijft tot de partnerlanden van Nederland behoren. In 2013 gaat ruim 50 miljoen euro Nederlands

ontwikkelingsgeld naar Ethiopië. Rond deze tijd van het jaar is het er vrij koel en bijzonder nat. Kinderen houden geen droge kleding meer over, circa 15% van de jonge kinderen blijkt te overlijden, veelal aan longontsteking. Ethiopiërs zijn hard werkende mensen, maar de bevolking groeit veel harder dan de beschikbare banen. De Ethiopische overheid onderkent de problemen en zet in op ontwikkeling. Het ambitieuze

doel van de regering is om in 2025 een middeninkomensland te zijn. Vooralsnog wil het Ethiopische kabinet vooral inzetten op de ontwikkeling van infrastructuur, daarna pas op private investeringen. Voor de economische ontwikkeling van het land is het echter nodig om ook op dat laatste in te zetten. Maar de overheid heeft weinig geld en zet liever alles in op infrastructuur. Dat komt ook omdat ze graag zelf de touwtjes in handen houdt, het loslaten van de private sector is voor het van oudsher socialistische land lastig. Donorlanden dringen wel aan op verdere liberalisering, maar stellen het niet als eis voor het verstrekken van hulp. Ook de EU niet, toch een van de grootste donoren. Terwijl de libralisering van de private sector de economie en de inkomsten van de Ethiopische overheid een flinke boost zou kunnen geven.

Nederland moet samen met de EU en andere donorlanden een stevigere vuist maken,zodat de ontwikkeling van het land een betere kans krijgt.

Buitenlandse investeerders, die in het land aanwezig zijn, kampen met lastige restricties: je mag bijvoorbeeld geen geld in buitenlandse valuta op een bankrekening zetten en ook geen handel drijven in het land. Dat betekent dat landbouwapparatuur niet in het land verkrijgbaar is en alles geïmporteerd moet worden. Dat vergt ook nog eens lange importprocedures. En toch is Ethiopië volgens de Nederlandse ondernemers, die ik sprak, een goed land om te investeren. Wat mij bijzonder opviel was dat iedere Ethiopische gesprekspartner onmiddellijk om meer donorgeld vroeg, van minister totschooldirectrice. De algemene houding is: 'als wij meer geld krijgen, dan kunnen we meer doen'. Deze houding leeft van hoog tot laag. Het meest is mij een gesprek met vuilnisvrouwen in en sloppenwijk bijgebleven: zij verdienden maandelijks zo'n 300 Birr (12 euro) met het ophalen van vuil. Dit zware vuilnis moesten ze in het recente verleden in zakken op hun rug dragen. Via een NGO kregen zij kruiwagens, nu verdienen ze zo'n 1000 Birr per maand, een verdrievoudiging van hun inkomen. De vrouwen vroegen ons om meer geld voor meer kruiwagens (à 500 Birr), maar waren nog niet op de gedachte gekomen daar zelf in te investeren. Ook de NGO gaf aan dat de

vrouwen geen leningen konden krijgen voor het kopen van kruiwagens, maar was nog niet op de gedachte gekomen om de kruiwagens in de vorm van een soort lease-koop te verstrekken, waardoor ze met hetzelfde geld veel meer vrouwen konden helpen. Een andere bewoner van de sloppenwijk was met een subsidie gestart met het verhuren van douchecabines. Hij had inmiddels zoveel gespaard, dat hij kon gaan uitbreiden. Toen hij eenmaal had ervaren hoe hij met investeringen vooruit kon komen, zag hij zijn kansen. Subsidies en giften dragen dus lang niet altijd bij aan verebetering van de situatie van een persoon, bedrijf of een land. Mensen helpen om hun eigen kansen te benutten, zet meer zoden aan de dijk. Nederland moet daarom nog veel meer kijken naar de vorm van hulp en de condities die eraan verbonden worden. Subsidies en giften werken vaak contraproductief.

De reis heeft natuurlijk veel meer indrukken opgeleverd, dan ik hier in het kort kan beschrijven. De commissie is veel dank verschuldigd aan de Nederlandse ambassades in Tanzania en Ethiopië, die een geweldig

programma hebben opgezet en ons zo goed hebben begeleid. Ook dank aan de ambassade in Kenia, die ons tijdens onze overstap in Nairobi gastvrij heeft ontvangen.

 
alttekst ontbreekt in origineel bericht
Bron: Blog Ingrid de Caluwe

alttekst ontbreekt in origineel bericht
Bron: Blog Ingrid de Caluwe
alttekst ontbreekt in origineel bericht
Bron: Blog Ingrid de Caluwe