Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van maatregelen inzake de Europese interne markt voor elektronische communicatie en om een connectief continent tot stand te brengen alsmede tot wijziging van Richtlijnen 2002/20/EG, 2002/21/EG en 2002/22/EG en Verordeningen (EG) nr. 1211/2009 en (EU) nr. 531/2012

1.

Tekst

 

|

2.

52013PC0627

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van maatregelen inzake de Europese interne markt voor elektronische communicatie en om een connectief continent tot stand te brengen alsmede tot wijziging van Richtlijnen 2002/20/EG, 2002/21/EG en 2002/22/EG en Verordeningen (EG) nr. 1211/2009 en (EU) nr. 531/2012 /* COM/2013/0627 final - 2013/0309 (COD) */

TOELICHTING

  • 1. 
    ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

1.1. Doelstellingen van het voorstel

Europa moet nieuwe bronnen van groei aanboren om het concurrentievermogen te herstellen, innovatie te stimuleren en nieuwe banen te creëren. De wereldeconomie ontwikkelt zich tot een interneteconomie en ICT moet volledig worden erkend als bron van slimme, duurzame en inclusieve groei. Europa kan niet om de voordelen heen die netwerktechnologieën opleveren: deze nemen 50 % van de productiviteitsstijgingen in de afgelopen jaren binnen alle sectoren voor hun rekening, scheppen vijf nieuwe banen voor elke twee banen die verloren gaan en zijn de drijvende kracht achter innovatieve nieuwe diensten, die op de hele wereld ingang kunnen vinden als zij de mogelijkheid hebben om te groeien. De huidige fragmentatie belemmert de groei en moet worden weggenomen, zodat Europa sterker uit de crisis tevoorschijn kan komen. Op de voorjaarsbijeenkomst van 2013 heeft de Europese Raad dit volledig onderschreven; er werd geconcludeerd dat de Commissie uiterlijk in oktober 2013 verslag dient te doen over de resterende obstakels met betrekking tot de voltooiing van een volledig functionerende digitale eengemaakte markt en dat zij concrete maatregelen moet presenteren om de eengemaakte markt voor informatie- en telecommunicatietechnologie zo spoedig mogelijk tot stand te brengen.

De algemene doelstelling van het voorstel is stappen te nemen in de richting van een eengemaakte markt voor elektronische communicatie. Op deze markt:

  • kunnen burgers en ondernemingen, zonder beperkingen vanwege grensoverschrijding of ongerechtvaardigde extra kosten, overal in de Unie toegang krijgen tot elektronische communicatiediensten;
  • kunnen aanbieders van elektronische communicatienetwerken en -diensten overal in de EU hun werkzaamheden uitvoeren, ongeacht hun eigen locatie of die van hun klanten.

De Unie neemt al meer dan tien jaar wetgevingsmaatregelen om deze markten te liberaliseren en te integreren; om die reden is het van groot belang dat deze ambitieuze doelstelling wordt verwezenlijkt. De in dit voorstel vervatte dringende en beslissende maatregelen zijn bovendien van essentieel belang, omdat een aantal daarvan pas enige tijd nadat zij zijn genomen alle beoogde effecten zullen hebben. Een eengemaakte markt voor elektronische communicatie zou de concurrentie, investeringen en innovatie in netwerken en diensten bevorderen, doordat de marktintegratie en grensoverschrijdende investeringen in netwerken en de levering van diensten worden gesteund. De voorgestelde specifieke maatregelen moeten wat betreft de kwaliteit van de infrastructuur en de prijs, onder meer in zakelijke modellen, leiden tot scherpere concurrentie, meer innovatie en differentiatie alsmede tot gemakkelijkere planning van de commerciële en technische elementen van beslissingen over investeringen met betrekking tot de intrede of expansie op de markten voor draadloze of vaste communicatienetwerken. Hierdoor worden andere maatregelen ondersteund die zijn genomen ter bevordering van de ambitieuze, in de Digitale agenda voor Europa vastgelegde doelstellingen en van de verwezenlijking van een werkelijk eengemaakte digitale markt, waarop inhoud, toepassingen en andere digitale diensten vrijelijk kunnen bewegen. Door scherpere concurrentie en betere integratie op het gebied van infrastructuur in de hele Unie zouden daarnaast knelpunten moeten verdwijnen en de behoefte aan regelgeving ex ante van de markten voor elektronische communicatie moeten afnemen, waardoor deze sector na verloop van tijd vergelijkbaar wordt met alle andere economische sectoren waarop horizontale regulerings- en concurrentieregels van toepassing zijn.

De toenemende beschikbaarheid van digitale infrastructuren en diensten zou op haar beurt de keuze van de consument en de kwaliteit van de diensten moeten verhogen en bijdragen aan de territoriale en sociale samenhang, evenals de mobiliteit binnen de EU moeten vergemakkelijken. Voor de digitale economie in bredere zin zou een beter werkende elektronische-communicatiesector in de hele Unie leiden tot een grotere diversiteit en hogere kwaliteit van de zakelijke inputs, hetgeen kan leiden tot productiviteitsstijgingen door ICT-gebruik en gemoderniseerde overheidsdiensten. Het uiteindelijke doel is om het Europese concurrentievermogen te ondersteunen in een wereld waarin het functioneren en de groei steeds afhankelijker worden van de digitale economie.

Om te zorgen voor integratie die tot een eengemaakte markt leidt, moet er een aantal factoren worden aangepakt. Ten eerste moeten onnodige belemmeringen binnen het machtigingsstelsel en de regels voor dienstverlening worden verwijderd: als er in een lidstaat een machtiging is verleend, moet die in alle andere lidstaten ook gelden, en aanbieders moeten diensten kunnen leveren op basis van een consistente en stabiele toepassing van wettelijke verplichtingen. Ten tweede moet er gezorgd worden voor een betere harmonisatie inzake de toegang tot essentiële inputs door mobiele aanbieders in de hele EU voorspelbare toewijzingsvoorwaarden en gecoördineerde tijdsschema’s voor de toegang tot spectrum voor draadloze breedband te garanderen, en door de wijzen van toegang tot Europese vaste netwerken te harmoniseren, zodat aanbieders hun diensten gemakkelijker op de hele eengemaakte markt kunnen aanbieden. Ten derde dienen een hoogwaardige consumentenbescherming binnen de Unie en de bijbehorende gemeenschappelijke zakelijke voorwaarden te worden gegarandeerd, met inbegrip van maatregelen om de mobiele roamingtoeslagen geleidelijk te beëindigen en de toegang tot open internet te waarborgen. Voor al deze specifieke kwesties biedt dit voorstel specifieke oplossingen, die van groot essentieel zijn voor de besluitvorming op zakelijk en investeringsgebied in deze sector alsmede voor de belangen van de consument. Al deze kwesties moeten nu samen worden aangepakt, zodat de eengemaakte markt ten volle kan worden benut. Daarnaast zijn er bredere kwesties met betrekking tot het opbouwen van een eengemaakte digitale markt, zoals de regels die van toepassing zijn op online-inhoud.

Om de Europeanen te laten profiteren van nieuwe, hoogwaardige en innovatieve diensten, moeten de investeringen in de volgende generatie infrastructuur worden versneld. De juiste regelgeving is van cruciaal belang voor een dynamische en concurrerende markt. Het wettelijk kader moet de juiste balans bieden tussen risico en rendement voor diegenen die bereid zijn te investeren. Het kan tevens de fragmentatie van dienstverlening beëindigen, zodat de volledige voordelen ervan ten goede komt aan alle bedrijfstakken en gebruikers binnen de EU. Om deze doelstellingen te ondersteunen, stelt de Commissie behalve dit voorstel ook een aanbeveling vast over consistente verplichtingen tot non-discriminatie en kostenmethodologieën om de concurrentie te bevorderen en investeringen in breedband aantrekkelijker te maken[1]. Door deze aanbeveling worden de concurrentie en investeringen in snelle netwerken bevorderd, doordat de prijzen voor kopertoegang op lange termijn stabiel blijven, doordat wordt gegarandeerd dat toegangvragende partijen gelijke toegang tot de netwerken van gevestigde exploitanten hebben, waarmee gelijke voorwaarden voor alle partijen worden gecreëerd, en doordat de voorwaarden worden bepaald waaronder tariefregulering van NGA-netwerken niet meer gerechtvaardigd is. Daardoor krijgen investeerders in dergelijke netwerken meer vrijheid om met het oog op de rentabiliteit toepasselijke prijsstrategieën toe te passen bij aanwezigheid van concurrerende infrastructuren, zoals gereguleerd koper, alsmede kabel in een aantal gebieden en, in toenemende mate, mobiele netwerken van de vierde generatie.

Dit voorstel dient tevens in samenhang met andere recente of aanstaande initiatieven op dit gebied te worden beschouwd. Het voorstel bouwt voort op de voornaamste richtlijnen uit 2002 inzake het aanbieden van elektronische communicatie die in 2009 zijn gewijzigd en ondersteunt deze door het invoeren van rechtstreeks toepasselijke wettelijke bepalingen die in combinatie met de bepalingen van de richtlijnen inzake onder meer machtigingen, toewijzing van spectrum en toegang tot netwerken van kracht zijn. Het voorstel is vastgesteld tegen de achtergrond van het Commissievoorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot maatregelen om de kosten van de aanleg van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken te verlagen[2], waarin eveneens door middel van een enkel instrument een aantal specifieke kostenelementen op basis van regelgeving in diverse stadia van het investeringsproces in netwerken wordt benaderd; alles bij elkaar genomen kunnen de kosten voor het uitrollen van breedband met 30 % worden teruggedrongen. Bij dit voorstel is er verder rekening mee gehouden dat de aanbeveling van de Commissie betreffende relevante markten[3] in 2014 wordt herzien en dat de desbetreffende voorbereidingen in een vergevorderd stadium zijn. Door een snelle vaststelling en tenuitvoerlegging van dit voorstel kunnen het aantal en het bereik van de markten waarvoor regelgeving ex ante geldt worden teruggebracht, als onderdeel van de prospectieve analyse van de ontwikkeling van de concurrentie op een eengemaakte markt.

1.2. Algemene context

Tegenwoordig worden er veel nieuwe digitale diensten en applicaties beschikbaar op de Europese eengemaakte markt. De innovatie- en groeikansen zijn vaak digitaal van aard en dat geldt voor vrijwel elke economische sector, variërend van de autobranche ("connected" auto's) tot energie (slimme netwerken) en van overheidsdiensten (e-overheid) tot algemene diensten (e-gezondheid). Vrijwel elk soort bedrijf, van kleine starters tot grote ondernemingen, heeft behoefte aan toegang tot een hoogwaardige infrastructuur en bijbehorende diensten. Dit gehele ecosysteem is afhankelijk van de verbindingsmogelijkheden van elektronische communicatienetwerken.

Europa bestaat momenteel uit 28 gescheiden nationale communicatiemarkten, elk met een beperkt aantal spelers. Geen enkele aanbieder is actief in meer dan de helft van de lidstaten; de meesten zijn in veel minder lidstaten actief. In totaal bieden meer dan 200 aanbieders hun diensten aan op een markt van 510 miljoen klanten. De EU-regelgeving op het gebied van bijvoorbeeld machtigingen, wettelijke voorwaarden, toewijzing van spectrum en consumentenbescherming is op uiteenlopende manieren ten uitvoer gelegd. Door deze gefragmenteerde situatie worden de obstakels voor markttoegang hoger, alsmede de kosten voor aanbieders die grensoverschrijdende diensten aan willen bieden. Dit belemmert hun expansie. Dit vormt een scherp contrast met de Verenigde Staten of China, die een eengemaakte markt van respectievelijk 330 en 1 400 miljoen klanten hebben, waarop vier tot vijf grote exploitanten actief zijn en waar één stelsel van wetten, één machtigingstelsel en één spectrumbeleid gelden.

Door schaalvoordelen en nieuwe groeikansen kan het rendement op investeringen in snelle netwerken hoger uitvallen en worden de mededinging en het concurrentievermogen op wereldschaal bevorderd. In de EU kunnen aanbieders hier echter onvoldoende van profiteren. Andere werelddelen leveren belangrijke digitale inspanningen en doen aanzienlijke investeringen, die zowel voor investeerders als klanten hun vruchten afwerpen. In Europa vinden dergelijke verbeteringen echter niet snel genoeg plaats.

Bovendien worden de consumenten geconfronteerd met minder keuze, diensten die minder innovatief en van lagere kwaliteit zijn, en betalen zij nog steeds veel geld voor internationaal bellen of roaming binnen de EU. Hierdoor kunnen zij de momenteel beschikbare digitale diensten niet ten volle benutten.

Europa mist als gevolg daarvan een belangrijke potentiële bron van groei. Aangezien ICT alom vertegenwoordigd is, ondermijnt een gefragmenteerde markt voor elektronische communicatie de efficiëntie en productiviteit van de gehele economie. Het onbenutte potentieel van een eengemaakte markt voor elektronische communicatie in de EU kan naar schatting oplopen tot 0,9 % van het bbp oftewel 110 miljard euro per jaar[4]. De voordelen van een interne markt voor zakelijke communicatiediensten bedragen alleen al bijna 90 miljard euro per jaar[5].

Een gezonde telecommunicatiemarkt is gunstig voor de digitale economie in bredere zin, die zeer dynamisch is en steeds meer werkgelegenheid biedt. Er werken meer dan vier miljoen ICT-specialisten in de EU en ondanks de recessie blijft dit aantal toenemen; daaruit blijkt duidelijk hoe omvangrijk en stabiel deze bredere economische sector is. In de bredere economische sector kan het verhogen van de ICT-investeringen, het verbeteren van elektronische vaardigheden van de beroepsbevolking en het wijzigen van de randvoorwaarden voor de interneteconomie het bbp met 5 % extra verhogen tegen 2020[6]. Deze maatregelen kunnen 3,8 miljoen banen creëren[7].

Belemmeringen op de markt voor elektronische communicatie beperken de voordelen van grensoverschrijdende diensten binnen Europa: betere kwaliteit, schaalvoordelen, meer investeringen, toenemende efficiëntie en sterkere onderhandelingsposities. Dit heeft een negatieve invloed op het bredere digitale ecosysteem, met inbegrip van Europese fabrikanten van apparatuur en aanbieders van inhoudelijk materiaal of toepassingen, van starters tot overheden. Het heeft tevens een impact op economische sectoren zoals het bankwezen, de autobranche, de logistiek, de detailhandel, de gezondheidszorg alsmede de sectoren energie en transport, die afhankelijk zijn van verbindingsmogelijkheden om de productiviteit te verbeteren door middel van, bijvoorbeeld, clouddiensten, gekoppelde objecten en geïntegreerde dienstverlening.

1.3. Politieke achtergrond

In de Digitale agenda voor Europa (DAE), een kerninitiatief van de Europa 2020-strategie van de EU, is deze essentiële rol van ICT en netwerkmogelijkheden al aangegeven. De Agenda bevat tal van initiatieven ter bevordering van investeringen en de concurrentiepositie en ter verlaging van de kosten van het uitrollen van hogesnelheidsnetwerken, zodat alle Europeanen toegang hebben tot snelle breedband. De Commissie heeft tevens een Grote Coalitie voor ICT-banen in het leven geroepen met het oog op het werkgelegenheidspotentieel in deze sector.

De Commissie neemt tevens initiatieven om een "eengemaakte digitale markt" te waarborgen en online-inhoud te bevorderen, met inbegrip van e-commerce en e-overheid. De Commissie heeft bovendien een herziening van de EU-verordening inzake gegevensbescherming voorgesteld. Hiermee wordt de privacy van de burgers beschermd en worden innovatie en zakelijke activiteiten op de eengemaakte markt bevorder. Daarnaast heeft de Commissie een strategie ontwikkeld ter bevordering van de cyberveiligheid en ter bescherming van kritieke infrastructuur en netwerken in de EU[8], hetgeen cruciaal is voor het vertrouwen van de burgers en consumenten in de online-omgeving.

Door stappen te zetten in de richting van een eengemaakte markt voor elektronische communicatie, zou het hele ecosysteem "digitale eengemaakte markt" worden ondersteund. Voor een dergelijke markt zijn niet alleen moderne infrastructuur, maar tevens innovatieve en veilige digitale diensten nodig.

De Europese Raad benadrukte zodoende in de voorjaarsraad 2013 het belang van de digitale eengemaakte markt voor de groei en riep de Commissie op om voor de Europese Raad van oktober concrete maatregelen te presenteren om zo snel mogelijk een eengemaakte markt voor ICT te realiseren. Dit voorstel vormt samen met de aanbeveling van de Commissie over consistente verplichtingen tot non-discriminatie en kostenmethodologieën om de concurrentie te bevorderen en investeringen in breedband aantrekkelijker te maken een reeks evenwichtige maatregelen die zijn gericht op het zetten van stappen in de richting van de eengemaakte markt voor telecommunicatie en op de bevordering van investeringen.

  • 2. 
    UITKOMSTEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN VAN DE EFFECTBEOORDELING

2.1. Standpunten van belanghebbenden

Aangezien er in conclusies van de voorjaarsraad is bepaald dat er voorafgaand aan de Europese Raad van oktober concrete voorstellen moeten worden gedaan, moesten de openbare raadplegingen op zeer korte termijn worden uitgevoerd. Naast de specifieke raadplegings- en adviesactiviteiten heeft de Commissie uitvoerig samengewerkt met een breed scala van belanghebbendenorganisaties om de algemene stand van zaken op de elektronische-communicatiemarkt te beoordelen en te kijken hoe er het beste een eengemaakte markt kan worden gerealiseerd. De Commissie heeft opmerkingen ontvangen van belanghebbenden uit alle segmenten van het bedrijfsleven, consumentenorganisaties, het maatschappelijk middenveld alsmede de nationale regelgevende instanties en overheden.

Bovendien heeft de Commissie een aantal adviesevenementen georganiseerd, waarop belanghebbenden uit alle segmenten van het bedrijfsleven, consumenten en het maatschappelijk middenveld aanwezig waren[9]. Uit deze activiteiten is gebleken dat een grote meerderheid van de belanghebbenden de probleemanalyse van de Commissie deelt en erkent dat er dringende maatregelen nodig zijn.

Bovendien zijn er discussies gevoerd in het Europees Parlement en de Raad van ministers (Raad TTE). In de Raad waren de meeste delegaties het eens over de analyse van het probleem en de behoefte aan maatregelen om stappen te zetten in de richting van een werkelijk eengemaakte markt, teneinde de concurrentie en de keuzemogelijkheden voor de consument te waarborgen of verbeteren, de kwesties netneutraliteit en roaming aan te pakken en regelgevingsarbitrage te voorkomen, en tegelijkertijd voor meer consistentie in de regelgeving te zorgen, waaronder bij het beheer van spectrum, waarbij een overdreven centralisatie van bevoegdheden moet worden vermeden. Uit de discussies in het Europees Parlement bleek dat er veel steun is voor het oogmerk van de Commissievoorstellen. Er werd met name op gewezen dat het voor de eengemaakte markt voor elektronische communicatie van groot belang is roaming af te schaffen, de consumentenbescherming te verbeteren en duidelijke regels voor netneutraliteit vast te leggen.

2.2. Deskundigheid

In 2012 werd er een belangrijke studie voltooid over stappen in de richting van een werkelijk eengemaakte markt voor e-communicatie, ook wel bekend als het verslag over de kosten wanneer de eengemaakte telecommunicatiemarkt in Europa uitblijft[10]. In de studie wordt de toestand van de eengemaakte markt voor elektronische communicatie in de EU onderzocht en het economische potentieel van een eengemaakte markt geraamd.

De Commissie heeft tevens gebruikgemaakt van veel ander materiaal, zoals het jaarlijkse scorebord van de digitale agenda en economische studies uitgevoerd door DG ECFIN, bijvoorbeeld over de fragmentatie van de telecommunicatiemarkt in Europa[11]. In het kader van het raadplegingsmechanisme van de EU op grond van het regelgevingskader is er tevens gewezen op inconsistente praktijken door de nationale regelgevende instanties (nri’s) bij het reguleren van de relevante markten. Bovendien heeft de Commissie, in het kader van het programma voor het radiospectrumbeleid, vastgesteld dat de lidstaten op zeer uiteenlopende wijze te werk gaan bij de verlening van machtigingen en het openstellen van spectrumbanden voor technologieneutraal gebruik, voornamelijk wat betreft de toepasselijke voorwaarden en de tijdschema's.

2.3. Effectbeoordeling van het voorstel voor een verordening

In lijn met het beleid voor een betere regelgeving hebben de diensten van de Commissie een effectbeoordeling van de beleidsalternatieven uitgevoerd.

De fragmentatie op regelgevingsgebied is voornamelijk te wijten aan de voornaamste sectorspecifieke vereisten met betrekking tot het aanbieden van elektronische communicatie die onder de EU-wetgeving vallen (het verlenen van machtigingen, de toegang tot vaste en draadloze inputs, naleving van de voorschriften betreffende de bescherming van eindgebruikers). Deze elementen hebben allemaal zeer uiteenlopende kenmerken en de manieren om de fragmentatie op te heffen zijn zodoende zeer verschillend, maar zij zijn allemaal van cruciaal belang voor het overwinnen van de belangrijkste belemmeringen voor het geïntegreerd aanbieden van elektronische-communicatienetwerken- en diensten in de Unie. Oplossingen zijn met name nodig op de volgende specifieke gebieden: a) obstakels als gevolg van nationale machtigingsregelingen in combinatie met inconsistente benaderingen op regelgevingsgebied door de nri's; b) gebrek aan coördinatie bij de spectrumtoewijzing en de bijbehorende voorwaarden alsmede onzekerheid wat betreft de regelgeving over de beschikbaarheid van frequenties; c) gebrek aan wholesaleproducten waarmee er op het netwerk van een andere aanbieder diensten kunnen worden aangeboden met consistente interoperabiliteitsniveaus voor diensten, in het kader van marktmaatregelen of onderhandelingen op basis van wederkerigheid; d) fragmentatie van de regels inzake consumentenbescherming, waardoor het niveau van consumentenbescherming ongelijk is en de zakelijke voorwaarden uiteenlopen, waaronder hoge kosten voor roaming en internationale telefoongesprekken alsmede het blokkeren of afknijpen van diensten.

Om deze bronnen van fragmentatie aan te pakken, zijn er drie beleidsopties geselecteerd die nader zijn geanalyseerd. De eerste optie was gebaseerd op het regelgevingskader voor elektronische communicatie in de huidige vorm. De tweede optie betrof een enkel wettelijk instrument (een verordening) dat de regelgeving alleen waar nodig voor een eengemaakte EU-markt voor elektronische communicatie aanpast, op basis van versterkte EU-coördinatie. De derde optie omvatte de inhoud van de tweede optie, maar verving de huidige beheersstructuur door een enkele regelgevende instantie binnen de EU voor een volledige coördinatie van de regelgeving.

Elke beleidsoptie is beoordeeld op de doeltreffendheid om de beleidsdoelstellingen te verwezenlijken, met specifieke nadruk op de kosten en baten voor de aanbieders en afnemers, met inbegrip van de impact op de structuur van de elektronische-communicatie-industrie in de EU, de economie, banen, het consumentensurplus en het milieu.

In het effectbeoordelingsverslag wordt geconcludeerd dat de tweede optie de best beschikbare is. Ten eerste is de Europese machtiging gericht op het verminderen van de administratieve last voor Europese aanbieders, die hierdoor op regelgevingsgebied consistent te werk zouden gaan.

Door het radiospectrumgebruik op de eengemaakte markt te coördineren, is een gesynchroniseerde beschikbaarheid van spectruminput en de toepassing van consistente voorwaarden met betrekking tot het gebruik ervan in heel Europa gewaarborgd, zodat het spectrum doeltreffend wordt gebruikt. Bovendien draagt dit bij aan een voorspelbaar klimaat voor investeringen in snelle netwerken en in de ruime dekking daardoor, hetgeen op lange termijn in het belang van de eindgebruiker is.

De beschikbaarheid van gestandaardiseerde wholesaletoegangsproducten op EU-niveau als potentiële maatregel met betrekking tot aanmerkelijke marktmacht geeft de aanbieders van vaste netwerken de mogelijkheid om hun verbindingsdiensten met een hoog kwaliteitsniveau aan te bieden aan klanten in de hele Unie. Naar verwachting heeft deze beschikbaarheid een positief effect op investeringen, met name over de grenzen van de lidstaten heen, waardoor de toegang tot nieuwe markten en het tegemoetkomen aan de behoeften van klanten voor bedrijven gemakkelijker wordt, waarbij zij hoogwaardige toegangsproducten kunnen aanbieden. Hierdoor wordt de concurrentie bevorderd en moeten aanbieders hun aanbod verbeteren door te investeren in infrastructuur en diensten.

Door gemeenschappelijke regels over de kwaliteit van diensten beschikken de gebruikers over de vrijheid toegang te hebben tot de diensten en toepassingen die zij kiezen, op basis van duidelijke contractvoorwaarden in de hele Unie, waarbij hun toegang tot internet niet ongerechtvaardigd wordt afgeknepen of geblokkeerd. Daarnaast waarborgen deze regels de mogelijkheid om gespecialiseerde diensten voor de levering van specifieke inhoud, toepassingen en diensten met een hogere kwaliteit van dienstverlening aan te schaffen. Meer transparantie en sterkere contractuele rechten zouden waarborgen dat er tegemoet wordt gekomen aan het belang dat de consument stelt in hoogwaardige en betrouwbare diensten. Bovendien zou de concurrentiewerking van de markt hierdoor worden verbeterd.

Ten slotte zijn de maatregelen inzake ongerechtvaardigde prijsverschillen tussen binnenlandse gesprekken en gesprekken binnen de EU alsmede inzake het faciliteren van de levering van "Roaming Like At Home"-diensten op basis van roamingovereenkomsten erop gericht ongerechtvaardigde extra kosten voor elektronische-communicatiediensten over grenzen heen af te schaffen.

Deze optie zou kortom de juridische voorspelbaarheid en transparantie op de meest efficiënte en tijdige wijze vergroten. Met name zouden de scherpere concurrentieverhoudingen op de markten, het grotere aantal gemeenschappelijke exploitatievoorwaarden (inputtoegang, consumentspecifieke regels) en het doorwerken van schaalvoordelen als gevolg van klantenprijselasticiteit of concurrentiedruk moeten leiden tot meer convergentie. Het investeringsklimaat heeft op den duur baat bij de hogere concurrentiedruk die aanspoort om te differentiëren, en bij de toegenomen schaalvoordelen, de grotere mate van voorspelbaarheid op regelgevingsgebied en gunstigere voorwaarden voor de massadistributie van innovatieve diensten. Deze voorstellen zouden naar verwachting voor meer banen zorgen, maar de precieze impact op maatschappelijk vlak en op de werkgelegenheid is in dit stadium moeilijk te bepalen. De Commissie zal bij het toezien op en beoordelen van de wetgeving extra aandacht aan dit aspect schenken.

Bij optie 1 (toepassing van het huidige regelgevingskader) en optie 3 (volledige wijziging van de reguleringsaanpak met betrekking tot pan-Europese diensten) zou het ten opzichte van de voorkeursoptie drie tot vijf jaar langer duren om de gewenste resultaten te behalen, waarbij een potentiële groei van het bbp van 3,7 % over de periode 2015-2020 verloren zou gaan.

De voorkeursoptie zou daarnaast het snelst resultaten opleveren en ervoor zorgen dat alle specifieke doelstellingen worden verwezenlijkt. Deze optie is derhalve wat betreft de economische en maatschappelijke voordelen het gunstigste van alle overwogen opties.

De Raad voor effectbeoordeling heeft op 6 september 2013 advies uitgebracht over deze effectbeoordeling.

Het verslag en de samenvatting worden samen met het voorstel gepubliceerd.

  • 3. 
    JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

3.1. Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, aangezien het betrekking heeft op de interne markt voor elektronische communicatie en het functioneren daarvan.

3.2. Subsidiariteit

Binnen het huidige regelgevingskader is het niet mogelijk gebleken de daarin vastgelegde doelstelling betreffende het creëren van een eengemaakte markt voor elektronische communicatie volledig te verwezenlijken. De nationale regels kunnen verenigbaar met het bestaande regelgevingskader van de EU zijn en toch van elkaar verschillen. Hierdoor wordt het exploiteren en aanschaffen van diensten over grenzen heen belemmerd en wordt het op grond van de EU-wetgeving gewaarborgde vrijelijk aanbieden van elektronische communicatie ingeperkt. Dit heeft een rechtstreeks effect op de werking van de interne markt. De lidstaten beschikken niet over de bevoegdheid om de huidige regelgeving te veranderen en waardoor daartoe ook niet aangemoedigd.

Er zijn maatregelen op EU-niveau nodig om de onderliggende oorzaken van het probleem aan te pakken. Ten eerste wordt de huidige fragmentatie als gevolg van de nationale dimensie van de algemene machtigingsstelsels tegengegaan door de invoering van een EU-machtiging. Een EU-machtigingsmechanisme in combinatie met controle in het eigen land op het intrekken en/of opschorten van machtigingen vergemakkelijkt de registratie van EU-aanbieders en de coördinatie van de zwaarste handhavingsmaatregelen die op hen van toepassing zijn. De Commissie krijgt de bevoegdheid om nationale regelgevende instanties voorstellen in te laten trekken die met het EU-recht onverenigbaar zijn. Voor dergelijke bedrijven betekent het voorstel zodoende dat de samenhang in de regelgeving en de voorspelbaarheid groter worden. Door het voorstel wordt de convergentie op het gebied van gereguleerde toegangsvoorwaarden voor vaste en draadloze inputs veel groter, waardoor het gemakkelijker wordt om in heel Europa diensten aan te bieden. Door de volledige harmonisatie van de rechten van de eindgebruiker hebben burgers en aanbieders in de hele EU vergelijkbare rechten en plichten; met name hebben zij de mogelijkheid om, onder gelijke voorwaarden, diensten over de grens te verkrijgen en aan te bieden.

Aan het subsidiariteitsbeginsel wordt voldaan, aangezien de interventie door de EU uitsluitend gericht is op het verwijderen van bepaalde belemmeringen voor de eengemaakte markt.

Ten eerste is de EU-machtiging beschikbaar voor aanbieders die van plan zijn op Europees niveau activiteiten te ontplooien; over de wettelijke verplichtingen die inherent zijn aan de plaats waar een netwerk zich bevindt of een dienst wordt geleverd, beslist net als voorheen de nationale regelgevende instantie van de desbetreffende lidstaat. De inkomsten uit de toewijzing van spectrum blijven ten goede komen aan de betrokken lidstaat. Gedetailleerde regelgevingsbeginselen met betrekking tot spectrumgebruik die de overkoepelende doelstelling uit het EU-regelgevingskader aanvullen, vallen grotendeels onder de bevoegdheden van de lidstaten. Op soortgelijke wijze is de kennisgevingsprocedure inzake spectrum ten opzichte van de Commissie gebaseerd op een controle van de juridische verenigbaarheid. Derhalve wordt het oordeel van de Commissie niet vervangen door het oordeel van de lidstaten en zijn er meerdere waarborgen ingebouwd, zoals de onderzoeksprocedure in het kader van de comitéprocedure. De voordelen die een algemene machtiging oplevert, gelden ook voor het gebruik van draadloze toegangspunten met een klein bereik, maar deze uitbreiding blijft beperkt tot kleinschalige toepassingen met een laag vermogen die door middel van uitvoeringsmaatregelen precies zijn vastgelegd. Ten slotte valt het opleggen van Europese virtuele toegangsproducten net als voorheen onder de nationale regelgevende instantie van de lidstaat waar het netwerk zich bevindt; hiervoor dient zij eerst op basis van het bestaande kader een marktanalyse uit te voeren. Voor de harmonisering van virtuele toegangsproducten wordt het in het bestaande kader vastgelegde mechanisme toegepast dat ook voor fysieke wholesaletoegangsproducten geldt.

3.3. Evenredigheid

De EU-maatregelen zijn beperkt tot hetgeen nodig is om de vastgestelde doelstellingen te verwezenlijken. De maatregelen zijn gericht op de aanpak van duidelijke knelpunten met betrekking tot de eengemaakte markt, waarbij het bestaande regelgevingskader slechts in zoverre wordt gewijzigd dat de voorwaarden worden geschapen waaronder nieuwe grensoverschrijdende markten voor elektronische communicatie zich op EU-niveau kunnen ontwikkelen. Op die manier kan de tweeledige doelstelling voor de eengemaakte markt worden verwezenlijkt, namelijk het vrijelijk aanbieden en consumeren van elektronische-communicatiediensten. Door het bestaande regelgevingskader, waaronder de manier waarop nationale regelgevende instanties toezien op de markt, grotendeels ongemoeid te laten, wordt daarnaast voorkomen dat de activiteiten worden verstoord van aanbieders die ervoor kiezen op nationaal (of subnationaal) niveau actief te blijven.

De ontwikkeling van nieuwe markten dient bovendien plaats te vinden volgens het beginsel van "betere regelgeving", dat wil zeggen door de regelgevingsdruk geleidelijk af te laten nemen als markten concurrerend blijken te zijn in een meer geïntegreerde Europese context, waarbij rekening moet worden gehouden met de toezichtbevoegdheden van de nationale regelgevende instanties en waarbij de mededinging ex post moet worden gecontroleerd. Dit biedt de meeste voordelen, omdat de nationale regelgevende instanties ook het geschiktst zouden zijn om rekening te houden met specifieke nationale kenmerken bij (i) het reguleren van de toegang tot fysieke infrastructuren die door hun aard geografisch gezien beperkt blijven tot nationaal of regionaal niveau; en (ii) het ingaan op de vragen van consumenten binnen de nationale context (met name op taalgebied).

De voorgestelde maatregelen zullen derhalve geen wezenlijke verandering brengen in de governance en er evenmin voor zorgen dat bevoegdheden naar Europees niveau worden verschoven, bijvoorbeeld aan een regelgevende EU-instantie of door middel van de pan-Europese verlening van spectrummachtigingen.

Met de voorgestelde oplossingen zijn de desbetreffende belanghebbenden op de meest tijdige en doeltreffende manier in staat om de synergie-effecten van een grote eengemaakte markt te benutten en inefficiënties binnen hun werkzaamheden en investeringen te verminderen. Tegelijkertijd zorgt het voorstel ervoor dat aanbieders die ervoor kiezen hun diensten in één lidstaat aan te bieden onder de huidige regels blijven vallen. Bovendien kunnen zij profiteren van verbeterde en duidelijkere regels inzake eindgebruikersrechten alsmede van meer voorspelbaarheid inzake de toegang tot spectruminputs en hoogwaardige toegangsproducten voor vaste netwerken.

3.4. Grondrechten

Er is onderzoek gedaan naar de gevolgen van het voorstel voor de grondrechten zoals de vrijheid van meningsuiting en informatie, de vrijheid van ondernemerschap, non-discriminatie, consumentenbescherming en de bescherming van persoonsgegevens. Met name zal de verordening de toegang tot open internet waarborgen, zorgen voor uitgebreide, volledig geharmoniseerde eindgebruikersrechten, de vrijheid van ondernemerschap op Europese schaal doen toenemen en op termijn leiden tot een vermindering van de sectorspecifieke regelgeving.

3.5. Keuze van het instrument

De Commissie stelt een verordening voor, aangezien hierdoor wordt gewaarborgd dat belemmeringen voor de eengemaakte markt worden verwijderd door het bestaande regelgevingskader voor elektronische communicatie aan te vullen. Het voorstel omvat specifieke, rechtstreeks toepasselijke rechten en plichten voor aanbieders en eindgebruikers alsmede coördinatiemechanismen met betrekking tot bepaalde inputs op Europees niveau om het aanbieden van grensoverschrijdende elektronische-communicatiediensten te vergemakkelijken. Een verordening is bijvoorbeeld op een gebied als open internet en het beheer van dataverkeer belangrijk, aangezien daarvoor een werkelijk gemeenschappelijke aanpak nodig is om van meet af aan een halt toe te roepen aan de huidige tendens van uiteenlopende nationale oplossingen en om te waarborgen dat zowel geïntegreerd netwerkbeheer als de ontwikkeling van online-inhoud, toepassingen en diensten op gemeenschappelijke wijze in de hele Unie beschikbaar worden gesteld.

3.6. Structuur van het voorstel en de voornaamste rechten en verplichtingen

Algemene bepalingen (hoofdstuk I, artikelen 1 en 2)

Hoofdstuk I omvat de algemene bepalingen, met inbegrip van relevante definities. Hier worden de regelgevingsbeginselen vastgelegd, op grond waarvan de betrokken regelgevende instanties te werk gaan wanneer zij deze verordening en de bepalingen van het bestaande kader toepassen.

De EU-machtiging (hoofdstuk II, artikelen 3 tot en met 7)

Aanbieders die diensten in verschillende lidstaten willen aanbieden, moeten op dit moment in elk van die lidstaten een machtiging aanvragen. De verordening voorziet in een EU-machtiging op basis van een meldingssysteem in de lidstaat waar de hoofdvestiging van de Europese elektronische-communicatieaanbieder zich bevindt (de lidstaat van herkomst) en bepaalt welke voorwaarden van toepassing zijn. De intrekking en/of opschorting van de EU-machtiging is onderworpen aan controle door de lidstaat van herkomst. Houders van een EU-machtiging hebben recht op gelijke wettelijke behandeling in vergelijkbare situaties binnen en tussen de lidstaten. Nieuwe marktpartijen en kleinere grensoverschrijdende aanbieders worden vrijgesteld van administratieve lasten en bijdragen aan de financiering van universele diensten in andere landen dan de lidstaat van herkomst (gastlanden). Houders van een EU-machtiging zullen daarnaast diensten in heel Europa kunnen aanbieden, die zijn gebaseerd op een consistentere toepassing van de wettelijke verplichtingen.

Door de Europese machtiging worden derhalve onnodige administratieve belemmeringen weggenomen en wordt gewaarborgd dat Europese aanbieders consistentere rechten en plichten hebben, op basis waarvan zij binnen de hele EU activiteiten kunnen ontplooien en kunnen profiteren van schaalvoordelen.

Europese inputs (hoofdstuk III)

Afdeling 1 (artikelen 8 tot en met 16)

Mobiele aanbieders in Europa beschikken vandaag de dag niet over de noodzakelijke voorspelbaarheid ten aanzien van spectrumbeschikbaarheid in de EU; zij worden geconfronteerd met uiteenlopende toewijzingsvoorwaarden. Hierdoor is het moeilijker om op lange termijn te plannen, grensoverschrijdend te investeren en schaalvergroting te realiseren. Een dergelijke fragmentarische situatie leidt ertoe dat fabrikanten van apparatuur hun producten ontwerpen voor andere markten met een grotere omvang en groeivooruitzichten. Om een einde aan deze onhoudbare situatie te maken, moet de harmonisatie van spectrum-inputs als volgt worden gewaarborgd:

  • · 
    Gemeenschappelijke regelgevingsbeginselen vastleggen waarvan de lidstaten gebruik moeten maken bij het bepalen van de voorwaarden inzake het gebruik van spectrum dat geharmoniseerd is voor draadloze breedbandcommunicatie.
  • · 
    De Commissie de bevoegdheid geven om uitvoeringshandelingen vast te stellen waarmee de beschikbaarheid van spectrum, de tijdschema's voor de toewijzing en de duur van gebruiksrechten voor spectrum worden geharmoniseerd.
  • · 
    Invoeren van een raadplegingsmechanisme dat de Commissie in staat stelt om nationale ontwerpmaatregelen met betrekking tot de toewijzing en het gebruik van spectrum te herzien.
  • · 
    Vereenvoudiging van de voorwaarden voor de toepassing en het aanbieden van draadloze breedbandtoegang met laag vermogen (WiFi, kleine cellen) om de concurrentie te bevorderen en de overbelasting van netwerken terug te dringen.

Afdeling 2 (artikelen 17 tot en met 20)

Geharmoniseerde, hoogwaardige virtuele toegang tot vaste netwerken vergemakkelijkt de markttoegang en het aanbieden van grensoverschrijdende diensten voor zowel eindgebruikers als ondernemingen, en helpt bij het bevorderen van concurrentie en investeringen. Op dit moment zijn virtuele vaste toegangsproducten binnen de EU uiteenlopend gedefinieerd. Virtuele toegang tot vaste netwerken om grensoverschrijdende diensten te verlenen, wordt als volgt geharmoniseerd:

  • · 
    Vaststelling van gemeenschappelijke kenmerken van op EU-niveau geharmoniseerde virtuele breedbandtoegangsproducten (virtuele ontbundeling, IP-bitstream en afgevende segmenten van huurlijnen), indien aanbieders met aanmerkelijke marktmacht hiertoe verplicht zijn.
  • · 
    Dienovereenkomstig moeten de nationale regelgevende instanties bij het opleggen van reguleringsmaatregelen rekening houden met de invoering van dergelijke geharmoniseerde toegangsproducten, met inachtneming van de bestaande concurrentie en investeringen op infrastructuurgebied en van de overkoepelende evenredigheidseisen. In een bepaling van het voorstel is ook rekening gehouden met het besluitvormingsproces: bij de verplichtingen die betreffende de beheersing van wholesaleprijzen aan NGA-netwerken worden opgelegd, dient tevens rekening te worden gehouden met concurrentiebeperkingen als gevolg van alternatieve infrastructuur, doeltreffende garanties inzake non-discriminerende toegang en het niveau van de retailconcurrentie wat betreft de prijs, keuze en kwaliteit.
  • · 
    Aanbieders van elektronische communicatie hebben het recht om onder redelijke voorwaarden geharmoniseerde connectiviteitsproducten met een gegarandeerde kwaliteit van dienstverlening aan te bieden en toegang tot die producten te hebben, waardoor nieuwe soorten onlinediensten mogelijk worden.

Rechten van eindgebruikers (hoofdstuk IV, artikelen 21 tot en met 29)

In Europa worden zowel de aanbieders als de eindgebruikers van elektronische communicatie geconfronteerd met inconsistente regels betreffende de rechten van de eindgebruikers. Dit leidt tot ongelijke niveaus van bescherming en een verscheidenheid aan uiteenlopende regels waaraan in elke lidstaat moet worden voldaan. Deze fragmentatie is duur voor aanbieders en onbevredigend voor eindgebruikers, belemmert uiteindelijk het aanbieden van grensoverschrijdende diensten en heeft een negatieve impact op de bereidheid van de eindgebruikers om dit soort diensten af te nemen. Om een passend niveau van consumentenbescherming binnen de EU te garanderen, worden de regels geharmoniseerd waarin de rechten van de eindgebruikers zijn vastgelegd, waaronder:

  • – 
    non-discriminatie tussen bepaalde nationale en intracommunautaire communicatie (tenzij de verschillen objectief gerechtvaardigd zijn);
  • – 
    verplichte precontractuele en contractuele informatie;
  • – 
    verbeterde transparantie en faciliteiten om torenhoge rekeningen te voorkomen;
  • – 
    het recht om het contract na zes maanden kosteloos op te zeggen (exclusief de restwaarde van gesubsidieerde apparatuur of andere aanbiedingen);
  • – 
    de verplichting voor aanbieders om te zorgen voor een ongehinderde verbinding met alle inhoud, toepassingen of diensten die door de eindgebruikers worden gebruikt (ook wel aangeduid als netneutraliteit) en regulering van het gebruik van beheersmaatregelen op het gebied van dataverkeer door de aanbieders met betrekking tot de algemene internettoegang. Tegelijkertijd wordt het juridische kader voor gespecialiseerde diensten met een verbeterde kwaliteit verduidelijkt.

Overstappen vergemakkelijken (hoofdstuk V, artikel 30)

Door verbeterde overstapregels worden de markttoegang en de concurrentie tussen de aanbieders van elektronische communicatie bevorderd en worden eindgebruikers in staat gesteld om gemakkelijker te kiezen voor de aanbieder die het best beantwoordt aan hun specifieke behoeften. Er worden geharmoniseerde beginselen vastgesteld die van toepassing zijn op de overstap, zoals kostenoriëntatie, beheer van de procedure door de ontvangende aanbieder en automatische beëindiging van het contract met de overdragende aanbieder.

Organisatorische en slotbepalingen (hoofdstuk VI, artikelen 31 tot en met 40)

Dit hoofdstuk omvat ten eerste algemene bepalingen betreffende sanctiebevoegdheden van de bevoegde nationale autoriteiten en regels voor de bevoegdheid van de Commissie om gedelegeerde of uitvoeringshandelingen vast te stellen.

Bovendien omvat het wijzigingen aan de kaderrichtlijnen alsmede aan de roaming- en Berec-verordening. Met name met het oog op de marktregulering ex ante en het feit dat de nri's nog steeds verantwoordelijk zijn voor de respectievelijke (nationale) markten, zijn de wijzigingen gericht op een grotere samenhang en stabiliteit binnen de EU met betrekking tot de beoordeling van markten door de nri's en het opleggen van wettelijke verplichtingen aan de houders van een EU-machtiging; hierdoor moet worden voorkomen dat er aan aanbieders voor hetzelfde marktfalen in elke lidstaat waarin zij actief zijn, andere verplichtingen worden opgelegd. Daarom is bepaald dat de Commissie bevoegd is te eisen dat aan bedrijven met een EU-machtiging opgelegde corrigerende maatregelen worden ingetrokken. Verder wordt er rechtszekerheid geboden met betrekking tot de criteria voor het bepalen van de markten waarop dergelijke maatregelen ex ante worden toegepast, waarbij tevens rekening wordt gehouden met concurrentiebeperkingen als gevolg van gelijkwaardige, door "over de top" (OTT)-spelers aangeboden diensten.

De Roaming III-verordening omvat structurele maatregelen die voor meer concurrentie op de markt zullen zorgen, maar is naar verwachting niet afdoende om een situatie te scheppen waarin klanten op reis in andere lidstaten gewoon hetzelfde consumptiegedrag als thuis vertonen, en evenmin om ervoor te zorgen dat alle roamingtoeslagen in Europa worden afgeschaft. Artikel 37 bouwt derhalve voort op de roamingverordening en biedt stimuleringsmaatregelen voor aanbieders om roaming aan te bieden tegen het binnenlandse prijsniveau. Het voorstel introduceert een vrijwillig mechanisme op basis waarvan mobiele aanbieders bilaterale of multilaterale roamingovereenkomsten kunnen aangaan, wat hen in staat stelt om de wholesaleroamingkosten te internaliseren en om uiteindelijk in juli 2016 roamingdiensten aan te bieden tegen het binnenlandse prijsniveau, terwijl het risico op prijsarbitrage wordt beperkt. Dergelijke roamingovereenkomsten zijn als zodanig niet nieuw op de markt. Roamingovereenkomsten bestaan al en stellen de deelnemers in staat bij het aanbieden van roamingdiensten tussen de verdragsluitende partijen schaalvoordelen te verwezenlijken, onder voorwaarde dat het mededingingsrecht wordt nageleefd. In het voorstel is echter voorzien dat dergelijke overeenkomsten worden gemeld, zodat de transparantie ervan wordt verbeterd. De voorgestelde vrijwillige regeling is erop gericht te stimuleren dat dergelijke legitieme schaalvoordelen via het aanbieden van roamingdiensten tegen het binnenlandse prijsniveau aan de consumenten worden doorgegeven, op voorwaarde dat roaming in de hele Unie beschikbaar is en dat consumenten in de hele Unie na verloop van tijd van dergelijke aanbiedingen gebruik kunnen maken. Tegelijkertijd zorgt het voorstel voor het nodige evenwicht dat aanbieders in staat stelt om hun retailaanbiedingen aan te passen en geleidelijk te waarborgen dat al hun klanten daarvan kunnen profiteren. Zonder bilaterale of multilaterale roamingovereenkomsten kan realistisch beschouwd niet worden verwacht dat een aanbieder zelf binnen de beoogde periode in staat is om roaming tegen het binnenlandse prijsniveau in de hele Unie aan te bieden.

Tot slot zijn er veranderingen aan de Berec-verordening nodig om het Berec meer stabiliteit te bieden en het in staat te stellen een meer strategische rol te spelen, in het bijzonder door de aanstelling van een professioneel driejaarlijks voorzitterschap.

  • 4. 
    GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel voor een verordening heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie.

In het bijzonder heeft het voorstel om verordening (EG) nr. 1211/2009 te wijzigen geen gevolgen voor het aantal personeelsformatieposten of de financiële bijdrage van de EU aan het Bureau van het Berec; het voorstel is in overeenstemming met de cijfers in de desbetreffende mededeling van het Europees Parlement en de Raad (COM(2013)519 final).

2013/0309 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van maatregelen inzake de Europese interne markt voor elektronische communicatie en om een connectief continent tot stand te brengen alsmede tot wijziging van Richtlijnen 2002/20/EG, 2002/21/EG en 2002/22/EG en Verordeningen (EG) nr. 1211/2009 en (EU) nr. 531/2012

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[12],

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s[13],

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    Europa moet alle bronnen van groei aanspreken om uit de crisis te komen, werkgelegenheid te creëren en zijn concurrentiepositie te herstellen. Het herstellen van de groei en het creëren van werkgelegenheid in de Unie vormen het doel van de Europa 2020-strategie. Tijdens zijn voorjaarsbijeenkomst van 2013 heeft de Europese Raad gewezen op het belang van de eengemaakte digitale markt voor groei en opgeroepen tot concrete maatregelen, teneinde zo snel mogelijk een interne markt voor informatie- en communicatietechnologie (ICT) te realiseren. In lijn met de doelstellingen van de Europa 2020-strategie en met deze oproep wordt met deze verordening de totstandkoming van een interne markt voor elektronische communicatie beoogd door het voltooien en aanpassen van het bestaande EU-regelgevingskader voor elektronische communicatie.
  • (2) 
    De Digitale Agenda voor Europa (DAE), een van de vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie, heeft reeds de rol van ICT en netwerkconnectiviteit als onmisbare basis voor de ontwikkeling van onze economie en samenleving erkend. Voordat Europa de vruchten van de digitale transformatie kan plukken, moet de Unie een dynamische interne markt voor elektronische communicatie voor alle sectoren binnen Europa realiseren. Een dergelijke interne communicatiemarkt vormt de ruggengraat van een innovatieve en ‘slimme’ digitale economie en een basis voor een digitale interne markt, waar onlinediensten vrijelijk de grens over kunnen.
  • (3) 
    In een naadloze interne markt voor elektronische communicatie moeten de vrijheid om elektronische-communicatienetwerken en -diensten aan elke klant binnen de EU aan te bieden en het recht van iedere eindgebruiker om het beste aanbod op de markt te kiezen, worden verzekerd en mogen deze niet worden gehinderd door de fragmentatie van markten langs nationale grenzen. Het huidige regelgevingskader voor elektronische communicatie kan deze fragmentatie niet volledig verhelpen: er zijn nog altijd nationale machtigingenstelsels in plaats van een Europese machtiging, er zijn nationale regelingen voor toewijzing van spectrum, er zijn verschillen in beschikbaarheid van toegangsproducten voor elektronische-communicatieaanbieders in verschillende lidstaten en er gelden verschillende sectorspecifieke consumentenvoorschriften. De regels van de Unie definiëren in veel gevallen slechts een basislijn en worden door de lidstaten vaak op uiteenlopende wijze uitgevoerd.
  • (4) 
    Een echte interne markt voor elektronische communicatie moet concurrentie, investeringen en innovatie in nieuwe en verbeterde netwerken en diensten bevorderen door marktintegratie en grensoverschrijdende aanbieding van diensten te stimuleren. De interne markt moet zodoende bijdragen aan het behalen van de ambitieuze doelen voor hogesnelheidsbreedband, zoals gesteld in de DAE. De toenemende beschikbaarheid van digitale infrastructuren en diensten moet anderzijds de keuze van de consument, de kwaliteit van de dienstverlening en de diversiteit van de inhoud verhogen en bijdragen aan de territoriale en sociale samenhang, evenals de mobiliteit binnen de Unie vergemakkelijken.
  • (5) 
    De voordelen van een interne markt voor elektronische communicatie moeten zich uitstrekken tot een breder digitaal ecosysteem dat fabrikanten van apparatuur, aanbieders van inhoud en toepassingen van de Unie alsook de bredere economie omvat, met sectoren als het bankwezen, de autobranche, de logistiek, de detailhandel, energie en transport, die afhankelijk zijn van connectiviteit om hun productie te verbeteren bijvoorbeeld door middel van wijdverspreide cloudtoepassingen, gekoppelde objecten en mogelijkheden voor geïntegreerde dienstverlening voor de verschillende onderdelen van het bedrijf. De overheid en de zorgsector moeten eveneens profiteren van de grotere beschikbaarheid van e-overheidsdiensten en e-gezondheidszorg. Het aanbod van culturele inhoud en diensten in het algemeen kan in de interne markt voor elektronische communicatie ook worden uitgebreid. Het aanbieden van connectiviteit via elektronische- communicatienetwerken en -diensten is zo belangrijk voor de bredere economie en samenleving dat ongerechtvaardigde sectorspecifieke lasten, ongeacht of deze al dan niet door regelgeving worden opgelegd, dienen te worden vermeden.
  • (6) 
    Deze verordening is gericht op de voltooiing van de interne markt voor elektronische communicatie met maatregelen op drie brede, met elkaar verbonden assen. Ten eerste moet deze verordening de vrijheid waarborgen om grens- en netwerkoverschrijdende elektronische-communicatiediensten in verschillende lidstaten aan te bieden, voortbouwend op het concept van één EU-machtiging, die de nodige voorwaarden schept om meer samenhang en voorspelbaarheid te bereiken in de inhoud en tenuitvoerlegging van sectorspecifieke regelgeving in de Unie. Ten tweede is het noodzakelijk de toegang tot essentiële inputs voor grensoverschrijdende levering van elektronische-communicatienetwerken en ‑diensten onder meer convergerende voorwaarden mogelijk te maken, niet alleen voor draadloze breedbandcommunicatie waarvoor zowel spectrum met vergunning als spectrum zonder vergunning belangrijk is, maar ook voor connectiviteit op basis van vaste lijnen. Ten derde moet deze verordening, om de omstandigheden voor de bedrijfswereld gelijk te schakelen en het digitale vertrouwen van de burgers op te bouwen, de regels voor de bescherming van de eindgebruikers en in het bijzonder de consumenten harmoniseren. Hieronder vallen regels inzake non-discriminatie, contractuele informatie, beëindiging van contracten en overstapmogelijkheden naast regels inzake toegang tot online-inhoud, -toepassingen en -diensten en verkeersbeheer, die niet alleen de eindgebruikers beschermen maar tevens de voortdurende werking van het internet-ecosysteem als een motor van innovatie garanderen. Bovendien moeten verdere hervormingen op het gebied van roaming de eindgebruikers het vertrouwen geven om verbonden te blijven wanneer zij binnen de Unie reizen, en moeten deze hervormingen na verloop van tijd een stimulans vormen voor convergerende prijs- en andere voorwaarden binnen de Unie.
  • (7) 
    Deze verordening vormt derhalve een aanvulling van het bestaande regelgevingskader van de Unie  (Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad[14], Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad[15], Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad[16], Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad[17], Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad[18], Richtlijn 2002/77/EG van de Commissie[19], evenals Verordening (EG) nr. 1211/2009 van het Europees Parlement en de Raad[20], Verordening (EU) nr. 531/2012 van het Europees Parlement en de Raad[21] en Besluit nr. 243/2012/EU van het Europees Parlement[22]) en van de toepasselijke nationale wetgeving vastgesteld in overeenstemming met het recht van de Unie, door voor zowel aanbieders als eindgebruikers van elektronische communicatie specifieke rechten en plichten in te voeren, door  in de bestaande richtlijnen en in Verordening (EU) nr. 531/2012 de nodige wijzigingen aan te brengen, om een grotere convergentie te verzekeren, alsmede door middel van een aantal inhoudelijke wijzigingen die aan een meer concurrerende interne markt beantwoorden.
  • (8) 
    De maatregelen in deze verordening zijn conform het beginsel van technologische neutraliteit; dat wil zeggen dat zij geen regels opleggen noch discrimineren ten gunste van het gebruik van een bepaald soort technologie.
  • (9) 
    Het aanbieden van grensoverschrijdende elektronische communicatie is nog steeds aan grotere beperkingen onderworpen dan communicatie die beperkt blijft tot de landsgrenzen. In het bijzonder worden grensoverschrijdende aanbieders nog steeds geconfronteerd met een meldingsplicht en moeten zij vergoedingen betalen in individuele lidstaten van ontvangst. Houders van de EU-machtiging moeten worden onderworpen aan één enkel meldingssysteem in de lidstaat van hun hoofdvestiging (lidstaat van herkomst), wat de administratieve lasten voor grensoverschrijdende aanbieders zal verminderen. De EU-machtiging geldt voor elke onderneming die elektronische-communicatiediensten en -netwerken aanbiedt of voornemens is dit in meer dan één lidstaat te gaan doen, waardoor de onderneming gebruik kan maken van de rechten verbonden aan de vrijheid om in overeenstemming met deze verordening in elke lidstaat elektronische-communicatiediensten en ‑netwerken aan te bieden. De EU-machtiging die voor aanbieders van elektronische-communicatiediensten in lidstaten het juridische kader op basis van de algemene machtiging in de lidstaat van herkomst definieert, moet de effectiviteit waarborgen van de vrijheid om elektronische-communicatiediensten en -netwerken in de hele Unie aan te bieden.
  • (10) 
    Het aanbieden van grensoverschrijdende elektronische-communicatiediensten of ‑netwerken kan, afhankelijk van verschillende factoren, zoals het soort netwerk of diensten, de omvang van de benodigde fysieke infrastructuur of het aantal abonnees in de verschillende lidstaten, diverse vormen aannemen. Het voornemen om grensoverschrijdende elektronische-communicatiediensten aan te bieden of om een elektronisch-communicatienetwerk in meer dan één lidstaat te exploiteren kan worden aangetoond door activiteiten zoals onderhandelingen over overeenkomsten inzake toegang tot netwerken binnen de lidstaat of marketing via een website in de taal van de beoogde lidstaat.
  • (11) 
    Ongeacht hoe de aanbieder elektronische-communicatienetwerken wenst te exploiteren of grensoverschrijdende elektronische-communicatiediensten wenst aan te bieden, moet de regelgeving zoals van toepassing op een Europese elektronische- communicatieaanbieder neutraal zijn ten aanzien van de commerciële keuzes waarop de organisatie van functies en activiteiten in de lidstaten berust. Daarom moet de lidstaat waar de strategische beslissingen betreffende het aanbieden van de elektronische-communicatienetwerken of -diensten worden genomen, worden aangemerkt als lidstaat van herkomst van een Europese elektronische-communicatieaanbieder, ongeacht de bedrijfsstructuur van de onderneming.
  • (12) 
    De EU-machtiging moet worden gebaseerd op de algemene machtiging in de lidstaat van herkomst. De machtiging mag niet worden onderworpen aan voorwaarden die reeds van toepassing zijn krachtens bestaande nationale wetgeving welke niet specifiek voor de elektronische-communicatiesector is. Daarnaast moeten de bepalingen van deze verordening en van Verordening (EU) nr. 531/2012 ook gelden voor Europese aanbieders van elektronische communicatie.
  • (13) 
    De meeste sectorspecifieke voorwaarden, bijvoorbeeld in verband met toegang tot of veiligheid en integriteit van netwerken of toegang tot noodhulpdiensten, zijn sterk gebonden aan de plaats waar het netwerk zich bevindt of waar de dienst wordt verleend. Dientengevolge kan een Europese aanbieder van elektronische communicatie onderworpen worden aan voorwaarden van de lidstaat waarin hij actief is, voor zover dit in deze verordening niet anders is bepaald.
  • (14) 
    Wanneer een lidstaat een bijdrage van de sector verlangt om de verplichtingen met betrekking tot de universele dienst en de administratieve kosten van de nationale regelgevende instanties te financieren, moeten de criteria en procedures voor de verdeling van de bijdragen evenredig en niet-discriminerend zijn ten aanzien van de Europese aanbieders van elektronische communicatie, om zo de toegang tot de grensoverschrijdende markt niet te belemmeren, met name voor nieuwkomers en kleinere aanbieders. Indien van individuele ondernemingen bijdragen worden gevraagd, moet derhalve rekening worden gehouden met het marktaandeel van de bijdragende onderneming wat de in de desbetreffende lidstaat gerealiseerde omzet betreft, en moet een de-minimisdrempel worden toegepast.
  • (15) 
    Er moet voor worden gezorgd dat Europese aanbieders van elektronische communicatie in vergelijkbare omstandigheden niet worden gediscrimineerd door verschillende lidstaten en dat in de interne markt consistente regulerende praktijken  worden toegepast, met name wat betreft de maatregelen die binnen de werkingssfeer van de artikelen 15 of 16 van Richtlijn 2002/21/EG of de artikelen 5 of 8 van Richtlijn 2002/19/EG vallen. Europese aanbieders van elektronische communicatie moeten daarom recht hebben op gelijke behandeling door de verschillende lidstaten in objectief vergelijkbare situaties om meer geïntegreerde multiterritoriale activiteiten mogelijk te maken. Voorts moeten er in deze gevallen specifieke procedures op EU-niveau zijn voor de toetsing van ontwerpbesluiten inzake corrigerende maatregelen in de zin van artikel 7 bis van Richtlijn 2002/21/EG, om ongerechtvaardigde verschillen in de verplichtingen van Europese aanbieders van elektronische communicatie in verschillende lidstaten te voorkomen.
  • (16) 
    De regelgevende en toezichthoudende bevoegdheden over Europese aanbieders van elektronische communicatie moeten worden verdeeld tussen de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst, met het oog op het verminderen van de belemmeringen voor toegang, terwijl verzekerd moet worden dat de toepasselijke voorwaarden voor het aanbieden van elektronische-communicatiediensten en -netwerken daadwerkelijk worden nageleefd. Hoewel elke nationale regelgevende instantie toezicht moet houden op de naleving van de overeenkomstig EU-recht op haar grondgebied toepasselijke voorwaarden, met inbegrip van sancties en voorlopige maatregelen, moet alleen de nationale regelgevende instantie in de lidstaat van herkomst gemachtigd zijn de rechten van een Europese aanbieder van elektronische communicatie om in de Unie of in een deel hiervan elektronische-communicatienetwerken en -diensten  aan te bieden, in te trekken of op te schorten.
  • (17) 
    Het radiospectrum is een publiek goed en een essentiële hulpbron van de interne markt voor mobiele, draadloze breedband- en satellietcommunicatie in de Unie. De ontwikkeling van draadloze breedbandcommunicatie draagt bij tot de verwezenlijking van de Digitale Agenda voor Europa en met name het doel om tegen 2020 de burgers van de Unie toegang tot breedband met een snelheid van ten minste 30 Mbps te verlenen, en de Unie van breedband met de hoogst mogelijke snelheid en capaciteit te voorzien. De Unie loopt echter achter op andere regio’s van wereldformaat – Noord-Amerika, Afrika en delen van Azië – met betrekking tot de invoering en penetratie van de nieuwste generatie draadloze breedbandtechnologieën die nodig zijn om deze beleidsdoelstellingen te realiseren. Het stapsgewijze proces om de 800 MHz-band voor draadloze breedbandcommunicaties te vergunnen en ter beschikking te stellen, waarbij meer dan de helft van de lidstaten uitstel vragen of er niet in slagen tegen de in Besluit 243/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake het programma voor het radiospectrumbeleid (RSPP)[23] gestelde termijn, bewijst dat er dringend maatregelen nodig zijn zelfs binnen de looptijd van het huidige RSPP. Maatregelen van de Unie om in overeenstemming met Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad[24] de voorwaarden inzake beschikbaarheid en efficiënt gebruik van het radiospectrum voor draadloze breedbandcommunicatie te harmoniseren zijn niet voldoende gebleken om dit probleem aan te pakken.
  • (18) 
    De toepassing van uiteenlopende nationale beleidslijnen leidt tot gebrek aan samenhang en fragmentatie van de interne markt, hetgeen de uitrol van EU-brede diensten en de voltooiing van de interne markt voor draadloze breedbandcommunicatie belemmert. Dit kan in het bijzonder leiden tot ongelijke voorwaarden voor toegang tot deze diensten en de concurrentie tussen in verschillende lidstaten gevestigde ondernemingen belemmeren en investeringen in meer geavanceerde netwerken en technologieën en de opkomst van innovatieve diensten beknotten, waardoor burgers en bedrijven hoogwaardige veel voorkomende diensten mislopen en aanbieders van draadloze breedband de efficiëntiewinst van grootschalige en beter geïntegreerde werkzaamheden moeten missen. Daarom moeten maatregelen van de Unie met betrekking tot bepaalde aspecten van toewijzing van radiospectrum samengaan met de ontwikkeling van breed geïntegreerde dekking van geavanceerde draadloze breedbandcommunicatiediensten in de Unie. Tegelijkertijd moeten de lidstaten het recht behouden om maatregelen te nemen voor de organisatie van hun radiospectrum met het oog op de openbare orde, openbare veiligheid en defensie.
  • (19) 
    Aanbieders van elektronische communicatiediensten, waaronder mobiele aanbieders of consortia van dergelijke aanbieders, moeten in staat zijn om ten gunste van de eindgebruikers collectief een efficiënte en betaalbare dekking van een groot deel van het grondgebied van de Unie te organiseren en daarvoor over verschillende lidstaten radiospectrum te gebruiken met vergelijkbare voorwaarden, procedures, kosten, timing, duur van geharmoniseerde banden en aanvullende radiospectrumpakketten zoals combinaties van lagere en hogere frequenties voor dekking van dichtbevolkte en minder bevolkte gebieden. Initiatieven met het oog op een betere coördinatie en samenhang zullen tevens de voorspelbaarheid van het investeringsklimaat voor netwerken verbeteren. Deze voorspelbaarheid wordt ook sterk bevorderd door duidelijke beleidskeuzen in de zin van langdurige gebruiksrechten voor radiospectrum, zonder af te doen aan het feit dat deze rechten in sommige lidstaten een onbepaald karakter hebben, hetgeen op zijn beurt gekoppeld wordt aan duidelijke voorwaarden voor overdracht, huur of gedeeld gebruik  van een deel van het radiospectrum dat aan een dergelijk individueel gebruiksrecht onderworpen is.
  • (20) 
    De coördinatie en de samenhang van gebruiksrechten voor het radiospectrum moeten worden verbeterd, althans voor de banden die voor draadloze, vaste, nomadische en mobiele breedbandcommunicatie zijn geharmoniseerd. Dit omvat de banden die op ITU-niveau zijn gespecificeerd voor geavanceerde systemen voor internationale mobiele telecommunicatie (IMT), evenals banden die voor RLAN worden gebruikt, zoals 2,4 GHz en 5 GHz. Verder zullen daartoe ook  banden behoren die in de toekomst geharmoniseerd kunnen worden voor draadloze breedbandcommunicatie, zoals bedoeld in artikel 3, onder b), van het RSPP en het advies van de Beleidsgroep radiospectrum (RSPG) op het gebied van "strategische uitdagingen voor Europa in het aanpakken van de groeiende vraag naar het radiospectrum voor draadloze breedband" van 13 juni 2013, zoals in de nabije toekomst de 700 MHz-, 1,5 GHz- en 3,8-4,2 GHz-banden.
  • (21) 
    De samenhang tussen de verschillende nationale procedures voor radiospectrumtoewijzing moet worden bevorderd door middel van duidelijkere bepalingen op het gebied van toepasselijke criteria voor timing van procedures voor vergunningverlening, de duur waarvoor gebruiksrechten worden verleend, regels voor vergoedingen en betaling, capaciteits- en dekkingsverplichtingen, definitie van de radiospectrumruimte en radiospectrumblokken die onder een gunningsprocedure vallen, objectieve drempelvereisten voor de bevordering van daadwerkelijke concurrentie, voorwaarden voor de verhandelbaarheid van gebruiksrechten, waaronder voorwaarden voor gedeeld spectrumgebruik.
  • (22) 
    Beperking van de opgelegde vergoedingen tot wat nodig is voor een optimaal beheer van het radiospectrum, met een evenwicht tussen directe betalingen en periodieke vergoedingen, zal investeringen in de infrastructuur en de uitrol van technologie stimuleren en de daarmee gepaard gaande kostenbesparingen zullen aan de eindgebruikers ten goede komen.
  • (23) 
    Beter gesynchroniseerde toewijzing van radiospectrum en doortastende uitrol van draadloze breedband binnen de Unie moeten de behaalde schaalvoordelen in gerelateerde sectoren, zoals de sectoren voor netwerkapparatuur en eindapparaten, ondersteunen. Deze bedrijfstakken kunnen op hun beurt meer dan recentelijk het geval was, rekening houden met initiatieven en beleidsmaatregelen van de Unie ten aanzien van het gebruik van het radiospectrum. Daarom moet een procedure voor harmonisatie van tijdschema’s voor toekenning en minimale of gebruikelijke duur van gebruiksrechten in deze banden worden vastgesteld.
  • (24) 
    Wat de overige belangrijke inhoudelijke voorwaarden betreft die aan gebruiksrechten van radiospectrum voor draadloze breedband kunnen worden gekoppeld, wordt de convergente toepassing door afzonderlijke lidstaten van de in deze verordening vastgestelde beginselen en criteria bevorderd door een coördinatiemechanisme waarbij de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten de gelegenheid krijgen vóór de toekenning van gebruiksrechten door een bepaalde lidstaat opmerkingen te maken en de Commissie rekening houdend met de standpunten van lidstaten de uitvoering van elk voorstel dat niet in overeenstemming met het Unierecht blijkt, kan verhinderen.
  • (25) 
    Gezien de enorme groei van de vraag naar radiospectrum voor draadloos breedband moeten oplossingen voor alternatieve, wat spectrumgebruik efficiënte toegang tot draadloos breedband worden bevorderd. Dit omvat het gebruik van draadloze toegangssystemen met laag vermogen en kort bereik zoals zogenaamde ‘hotspots’ van Radio Local Area Networks (RLAN-netwerken, ook wel bekend als ‘WiFi’), alsmede netwerken van cellulaire toegangspunten met een laag vermogen (ook wel bekend als feston-, pico- of metrocellen).
  • (26) 
    Aanvullende draadloze toegangssystemen zoals RLAN, in het bijzonder publiek toegankelijke RLAN-toegangspunten, geven eindgebruikers in toenemende mate toegang tot het internet en verlenen mobiele aanbieders de mogelijkheid mobiel verkeer af te leiden door gebruik te maken van geharmoniseerd radiospectrum zonder dat een individuele vergunning of individueel gebruiksrecht van radiospectrum noodzakelijk is.
  • (27) 
    De meeste RLAN-toegangspunten worden op dit moment door particuliere gebruikers gebruikt als een lokaal draadloos verlengstuk van hun vaste breedbandverbinding. Als eindgebruikers er binnen de grenzen van hun eigen internetabonnement voor kiezen om hun RLAN-toegang met anderen te delen, kan de draadloze datacapaciteit door de beschikbaarheid van een groot aantal toegangspunten, met name in dichtbevolkte gebieden, worden gemaximaliseerd door hergebruik van radiospectrum en kan hierdoor een kosteneffectieve complementaire draadloze breedbandinfrastructuur worden gecreëerd die voor andere eindgebruikers toegankelijk is. Daarom moeten onnodige beperkingen voor eindgebruikers om de toegang tot hun eigen RLAN-toegangspunten met andere eindgebruikers te delen of verbinding te maken met deze toegangspunten, worden opgeheven of tegengegaan.
  • (28) 
    Daarnaast moeten onnodige beperkingen op de opstelling en onderlinge koppeling van RLAN-toegangspunten ook worden opgeheven. Overheidsinstanties of aanbieders van openbare diensten maken in hun gebouwen steeds meer gebruik van RLAN-toegangspunten voor eigen doeleinden, bijvoorbeeld gebruik door hun eigen personeel, om een kosteneffectieve toegang tot e-overheidsdiensten voor de burgers te realiseren of om slimme overheidsdiensten met real-time informatie te bieden, zoals voor openbaar vervoer of verkeersbeheer. Deze instanties kunnen de burger ook algemeen toegang tot dergelijke toegangspunten verlenen als een ondersteunende dienst bij diensten die op deze locatie aan het publiek worden aangeboden, en zij moeten dit kunnen doen in overeenstemming met de mededingings- en aanbestedingsregels. Het ter beschikking stellen van lokale toegang tot elektronische-communicatienetwerken in of rond een privéwoning of een beperkte openbare ruimte als nevendienst voor een andere activiteit die niet van dergelijke toegang afhankelijk is, zoals RLAN-hotspots die op dit plaats aan klanten van andere commerciële activiteiten of aan het algemene publiek beschikbaar worden gesteld, kan niet worden beschouwd als het aanbieden van elektronische communicatie.
  • (29) 
    Draadloze toegangspunten met laag vermogen en kort bereik bestaan uit zeer kleine en onopvallende apparatuur, vergelijkbaar met wifirouters in de huiskamer. De technische kenmerken, wat opstelling en gebruik in verschillende lokale contexten betreft, die onder een algemene machtiging vallen, moeten  op EU-niveau worden gespecificeerd zonder onrechtmatige beperkingen ten gevolge van individuele planologische of andere vergunningen. De evenredigheid van maatregelen waarbij de onder een algemene machtiging vallende technische kenmerken voor een dergelijk gebruik worden gespecificeerd, dient te worden gewaarborgd op basis van kenmerken die aanzienlijk restrictiever zijn dan de toepasselijke maximumdrempels in de EU-maatregelen die betrekking hebben op parameters zoals het uitgangsvermogen.
  • (30) 
    Lidstaten moeten ervoor zorgen dat andere lidstaten door het beheer van het radiospectrum op nationaal niveau niet worden belet het radiospectrum te gebruiken waar zij recht op hebben of om hun verplichtingen met betrekking tot de banden waarvan het gebruik op EU-niveau is geharmoniseerd, na te leven. Voortbouwend op de bestaande activiteiten van de Beleidsgroep radiospectrum (RSPG) is een coördinatiemechanisme nodig om te verzekeren dat iedere lidstaat billijke toegang tot radiospectrum heeft en dat de resultaten van de coördinatie samenhangend en afdwingbaar zijn.
  • (31) 
    Uit de ervaring met de tenuitvoerlegging van het regelgevingskader van de Unie blijkt dat de bestaande bepalingen die een samenhangende toepassing van regelgevende maatregelen vereisen en mee moeten bijdragen aan de ontwikkeling van de interne markt, niet genoeg stimulansen hebben gecreëerd om toegangsproducten te ontwerpen op basis van geharmoniseerde normen en processen, met name op het gebied van vaste netwerken. Wanneer zij in verschillende lidstaten werken, ondervinden aanbieders moeilijkheden om toegangsproducten met de juiste kwaliteit en netwerk- en diensteninteroperabiliteit te vinden en als deze inputs beschikbaar zijn, vertonen zij uiteenlopende technische kenmerken. Dit verhoogt de kosten en vormt een belemmering voor het aanbieden van grensoverschrijdende diensten.
  • (32) 
    De integratie van de interne markt voor elektronische communicatie wordt versneld indien een kader wordt vastgesteld waarin een aantal belangrijke Europese virtuele producten worden omschreven die voor aanbieders van elektronische-communicatiediensten van groot belang zijn voor het aanbieden van grensoverschrijdende diensten en waarin op basis van centrale parameters en minimumkenmerken een EU-brede strategie wordt opgesteld in een steeds sterker wordende IP-omgeving.
  • (33) 
    Voor de operationele behoeften waarop een aantal virtuele producten berusten, moet een oplossing worden geboden. In gevallen waarin een aanbieder met aanmerkelijke marktmacht op basis van de kaderrichtlijn en de toegangsrichtlijn ertoe wordt verplicht op een specifiek toegangspunt binnen zijn netwerk onder gereguleerde voorwaarden toegang te verlenen, moeten Europese virtuele breedbandtoegangsproducten beschikbaar zijn. Ten eerste moet efficiënte grensoverschrijdende toegang worden vergemakkelijkt door middel van geharmoniseerde producten waarmee grensoverschrijdende aanbieders hun eindgebruikers snel en met een voorspelbare en toereikende kwaliteit kunnen voorzien van initiële diensten, met inbegrip van diensten aan zakelijke klanten met meerdere locaties in verschillende lidstaten, wanneer dit op basis van een marktanalyse noodzakelijk en evenredig zou zijn. Deze geharmoniseerde producten moeten gedurende een toereikende periode beschikbaar zijn om toegang vragende ondernemingen en aanbieders in staat te stellen investeringen op middellange en lange termijn te plannen.
  • (34) 
    Ten tweede vormen verfijnde virtuele toegangsproducten die van toegang vragende ondernemingen een hoger investeringsniveau vergen en hen een hoger niveau van controle en differentiatie verschaffen, met name door toegang op een lager lokaal niveau te verschaffen, de sleutel tot het creëren van de voorwaarden voor een duurzame concurrentie op de interne markt. Derhalve moeten deze belangrijke wholesaleproducten voor toegang tot toegangsnetwerken van de nieuwe generatie (next-generation access, NGA) worden geharmoniseerd om grensoverschrijdende investeringen te vergemakkelijken. Dergelijke virtuele breedbandtoegangsproducten moeten zodanig zijn ontworpen dat zij gelijkwaardige functionaliteiten hebben als fysieke ontbundeling, zodat nationale regelgevende instanties op grond van de evenredigheidsbeoordeling overeenkomstig Richtlijn 2002/19/EG over een breder scala van potentiële corrigerende maatregelen op wholesaleniveau kunnen beschikken.
  • (35) 
    Ten derde is het eveneens noodzakelijk een wholesaletoegangsproduct voor afgevende segmenten van huurlijnen met verbeterde interfaces te harmoniseren, om voor de meest veeleisende zakelijke gebruikers grensoverschrijdende levering van bedrijfskritische connectiviteitsdiensten mogelijk te maken.
  • (36) 
    In de context van geleidelijke migratie naar ‘volledige IP-netwerken’ belemmert het gebrek aan beschikbaarheid van connectiviteitsproducten op basis van het IP-protocol voor verschillende klassen diensten met garandeerde kwaliteit van dienstverlening, die communicatiepaden tussen netwerkdomeinen en over netwerkgrenzen heen zowel binnen als tussen de lidstaten mogelijk maken, de ontwikkeling van applicaties die op toegang tot andere netwerken berusten, waardoor de technologische innovatie beperkt blijft. Bovendien verhindert deze situatie de verdere verspreiding van efficiëntiewinsten ten gevolge van het beheer en het aanbod van IP-netwerken en connectiviteitsproducten met gegarandeerde kwaliteit van dienstverlening, in het bijzonder betere beveiliging, betrouwbaarheid, flexibiliteit, kosteneffectiviteit en snellere termijnen voor productlevering, waar netwerkaanbieders, dienstverleners en eindgebruikers de vruchten van plukken. Het is daarom noodzakelijk de wijze waarop deze producten worden ontwerpen en beschikbaar worden gesteld, te harmoniseren en dit onder redelijke voorwaarden, waaronder indien daarom wordt gevraagd, de mogelijkheid voor de betrokken elektronische-communicatieondernemingen om kruisleveringen te verrichten.
  • (37) 
    De ontwikkeling van Europese virtuele breedbandtoegangsproducten overeenkomstig deze verordening moet haar weerslag krijgen in de wijze waarop de nationale regelgevende instanties de meest geschikte oplossingen inzake toegang tot netwerken van aanbieders met aanmerkelijke marktmacht beoordelen. Anderzijds moet overregulering worden vermeden door een onnodig groot aantal wholesaletoegangsproducten die op basis van een marktanalyse zouden worden opgelegd of onder andere voorwaarden worden geleverd. Met name mag de invoering van Europese virtuele toegangsproducten op zich er niet toe leiden dat een bepaalde aanbieder meer gereguleerde toegangsproducten krijgt opgelegd. Bovendien mag de noodzaak voor nationale regelgevende instanties om na de goedkeuring van deze verordening te onderzoeken of in plaats van de bestaande wholesaletoegangsproducten een Europees virtueel breedbandtoegangsproduct dient te worden opgelegd en om na te gaan of het passend is in het kader van een toekomstige marktanalyse waarin zij aanmerkelijke marktmacht zouden vaststellen, een Europees virtueel breedbandtoegangsproduct op te leggen, niet afdoen aan hun verantwoordelijkheid, namelijk dat zij overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn 2002/21/EG de meest passende en evenredige maatregel moeten aanwijzen om het vastgestelde concurrentieprobleem te verhelpen.
  • (38) 
    In het belang van de voorspelbaarheid van de regelgeving moeten belangrijke elementen van de evoluerende reguleringspraktijk onder het huidige wettelijke kader, die een invloed hebben op de wijze waarop wholesaletoegangsproducten  waaronder virtuele breedbandtoegangsproducten voor NGA-netwerken beschikbaar worden gesteld, ook in de wetgeving worden opgenomen. Het gaat hierbij om bepalingen die het belang duidelijk moeten maken, in de analyse van wholesaletoegangsproducten en in het bijzonder in de vraag of er behoefte is aan prijscontrole op deze toegang tot NGA-netwerken, van de relatie die bestaat tussen concurrentiedruk vanwege alternatieve vaste en draadloze infrastructuren, effectieve garanties voor niet-discriminerende toegang en het bestaande niveau van concurrentie in de retailhandel op het gebied van prijs, keuze en kwaliteit. Deze laatste afweging bepaalt uiteindelijk de voordelen voor de eindgebruikers. Bijvoorbeeld kunnen nationale regelgevende instanties bij het verrichten van hun individuele analyse overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn 2002/21/EG en onverminderd de vaststelling  van aanmerkelijke marktmacht en de toepassing van het EU-mededingingsrecht, van oordeel zijn dat waar er twee vaste NGA-netwerken bestaan, de marktomstandigheden voldoende concurrerend zijn om netwerken tot netwerkverbetering aan te zetten en om een ontwikkeling naar het aanbieden van ultrasnelle diensten in gang te zetten, hetgeen een van de belangrijke parameters is voor concurrentie op detailhandelniveau.
  • (39) 
    Het is te verwachten dat de toegenomen concurrentie binnen de interne markt na verloop van tijd zal leiden tot een vermindering van sectorspecifieke regulering op basis van marktanalyses. Een van de resultaten van de voltooiing van de interne markt is immers een grotere tendens naar daadwerkelijke mededinging op de relevante markten, met ex-posttoepassing van het mededingingsrecht dat in toenemende mate toereikend wordt geacht om de marktwerking te garanderen. Met het oog op juridische transparantie en voorspelbaarheid van grensoverschrijdende regelgeving moeten duidelijke en bindende criteria worden verstrekt over de manier waarop moet worden beoordeeld of een markt nog steeds het opleggen van ex-ante regelgevende verplichtingen rechtvaardigt, waarbij wordt verwezen naar het voortbestaan van knelpunten en het vooruitzicht op concurrentie, met name infrastructuurconcurrentie, en de concurrentieomstandigheden op retailniveau op basis van parameters als prijs, keuze en kwaliteit, wat uiteindelijk relevant is voor de eindgebruikers en voor het wereldwijde concurrentievermogen van de Europese economie. Dit moet de basis vormen voor opeenvolgende herzieningen van de lijst van markten die voor ex- ante regelgeving in aanmerking komen en moet nationale regelgevers helpen hun inspanningen te richten op gebieden waar de concurrentie nog niet effectief is en om dit op convergerende wijze te doen. De invoering van een echte interne markt voor elektronische communicatie kan bovendien van invloed zijn op de geografische omvang van de markten, zowel voor sectorspecifieke regelgeving op basis van concurrentiebeginselen als voor de toepassing van het mededingingsrecht zelf.
  • (40) 
    Verschillen in de nationale tenuitvoerlegging van sectorspecifieke regels voor bescherming van eindgebruikers vormen ernstige belemmeringen voor de interne digitale markt, met name in de vorm van hogere kosten voor naleving van regelgeving door aanbieders van elektronische communicatie die hun diensten ook in andere lidstaten willen aanbieden. Bovendien ondermijnt de fragmentatie en onzekerheid over het niveau van bescherming dat in de verschillende lidstaten wordt geboden, het vertrouwen van de eindgebruikers die afgeschrikt worden van de aankoop van elektronische-communicatiediensten in het buitenland. Om de doelstelling van de Unie inzake opheffing van belemmeringen voor de interne markt te bereiken moeten de bestaande, uiteenlopende nationale wettelijke maatregelen worden vervangen door een enkele en volledig geharmoniseerde reeks sectorspecifieke regels die een hoogwaardige bescherming van eindgebruikers creëert. Een dergelijke volledige harmonisatie van de wettelijke bepalingen mag de aanbieder van elektronische communicatie niet verhinderen de eindgebruiker contractuele regelingen aan te bieden die verder gaan dan dit niveau van bescherming.
  • (41) 
    Aangezien deze verordening slechts bepaalde sectorspecifieke regels harmoniseert, mag zij geen afbreuk doen aan de algemene regels inzake consumentenbescherming zoals vastgesteld door Uniewetgeving en ten uitvoer gelegd in nationale wetgeving.
  • (42) 
    Waar de bepalingen in de hoofdstukken 4 en 5 van deze verordening betrekking hebben op eindgebruikers, gelden deze bepalingen niet alleen voor consumenten maar ook voor andere categorieën van eindgebruikers, met name micro-ondernemingen. Op individueel verzoek moeten andere zakelijke eindgebruikers dan consumenten middels een individueel contract kunnen afwijken van bepaalde regels.
  • (43) 
    De voltooiing van de interne markt voor elektronische communicatie vereist tevens het wegnemen van belemmeringen voor eindgebruikers met betrekking tot de toegang tot elektronische-communicatiediensten binnen de Unie. Overheidsdiensten mogen daarom geen belemmeringen voor grensoverschrijdende aanschaf van deze diensten opwerpen of in stand houden. Aanbieders van elektronische-communicatiediensten aan het publiek mogen eindgebruikers de toegang niet ontzeggen of beperken of hen discrimineren op grond van hun nationaliteit of lidstaat van verblijf. Differentiatie moet echter mogelijk zijn op basis van objectief gerechtvaardigde verschillen in kosten, risico’s en marktomstandigheden zoals variaties binnen de vraag en prijsstelling van concurrenten.
  • (44) 
    Er blijven zeer aanzienlijke prijsverschillen bestaan, zowel voor vaste als mobiele communicatie, tussen spraak- en sms-communicatie in eigen land en communicatie die in een andere lidstaat wordt afgegeven. Hoewel er aanzienlijke verschillen bestaan tussen landen, aanbieders en tariefpakketten en tussen vaste en mobiele diensten, blijft dit zwakkere consumenten treffen en blijft dit de naadloze communicatie binnen de Unie hinderen. Dit gebeurt ondanks een zeer sterke daling en convergentie in absolute zin van afgiftetarieven in de verschillende lidstaten en de lage prijzen op de doorvoermarkten. Bovendien moet de overgang naar een volledige IP-omgeving voor elektronische communicatie te zijner tijd een extra kostenbesparing teweegbrengen. Elk belangrijk verschil in de retailtarieven tussen binnenlandse langeafstandscommunicatie, dit zijn andere gesprekken dan die welke plaatsvinden binnen een lokale zone zoals aangegeven door een geografische nummercode in het nationale nummerplan, en vaste communicatie  die in een ander lidstaat wordt afgegeven, moet daarom worden gerechtvaardigd op basis van objectieve criteria. De retailtarieven voor internationale mobiele communicatie mogen niet hoger liggen dan de Europese gereguleerde spraak- en sms-tarieven voor roaminggesprekken en sms-berichten, zoals beschreven in Verordening (EU) nr. 531/2012, behalve wanneer gerechtvaardigd op basis van objectieve criteria. Dergelijke criteria kunnen extra kosten en een redelijke marge hierop omvatten. Andere objectieve factoren kunnen betrekking hebben op verschillen in de desbetreffende prijselasticiteit en de gemakkelijke beschikbaarheid voor alle eindgebruikers van alternatieve tarieven van aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek, die tegen weinig of geen extra kosten grensoverschrijdende communicatie binnen de EU bieden, of van diensten van de informatiemaatschappij met vergelijkbare functies, op voorwaarde dat eindgebruikers door hun aanbieders actief over dergelijke alternatieven worden geïnformeerd.
  • (45) 
    De afgelopen decennia heeft het internet zich ontwikkeld tot een open platform voor innovatie met lage drempels voor eindgebruikers, aanbieders van inhoud en toepassingen en aanbieders van internettoegang. Het bestaande regelgevingskader is gericht op de bevordering van de mogelijkheden voor eindgebruikers om toegang te verkrijgen tot informatie en deze informatie te delen en toepassingen en diensten van hun keuze te gebruiken. Onlangs is uit het verslag van het Orgaan van regelgevende instanties voor elektronische communicatie (Berec) inzake verkeersbeheerpraktijken van mei 2012 en uit een studie in opdracht van het uitvoerend agentschap voor consumenten en gezondheid van december 2012 over de werking van de markt van internettoegang en het verstrekken van deze toegang uit het oogpunt van de consument echter gebleken dat een groot aantal eindgebruikers af te rekenen heeft met verkeersbeheerpraktijken die specifieke toepassingen blokkeren of vertragen. Deze trends vereisen duidelijke regels op EU-niveau om het open internet te handhaven en om fragmentatie als gevolg van uiteenlopende maatregelen van afzonderlijke lidstaten te voorkomen.
  • (46) 
    De vrijheid van eindgebruikers om toegang te verkrijgen tot informatie, wettige inhoud, toepassingen en diensten en om deze informatie te verspreiden, is afhankelijk van de naleving van het recht van de Unie en van overeenstemmende nationale wetgeving. Deze verordening bepaalt de limieten voor eventuele beperkingen van deze vrijheid door aanbieders van elektronische communicatie maar doet geen afbreuk aan andere wetgeving van de Unie, met inbegrip van auteursrechtelijke regels en Richtlijn 2000/31/EG.
  • (47) 
    Op een open internet mogen aanbieders van elektronische communicatie binnen contractueel overeengekomen begrenzingen op datavolume en snelheden voor internetdiensten bepaalde inhoud, applicaties of diensten of specifieke soorten daarvan niet blokkeren, vertragen, reduceren of discrimineren, met uitzondering van een beperkt aantal redelijke verkeersbeheersmaatregelen. Dergelijke maatregelen dienen transparant, evenredig en niet-discriminerend te zijn. Redelijk verkeersbeheer omvat de preventie of belemmering van ernstige misdrijven, waaronder vrijwillige acties van aanbieders om de toegang tot en de verspreiding van kinderporno te voorkomen. Het minimaliseren van de effecten van netwerkcongestie moet worden beschouwd als redelijk, op voorwaarde dat de netwerkcongestie slechts tijdelijk is of zich in uitzonderlijke omstandigheden voordoet.
  • (48) 
    Op volume gebaseerde tarieven moeten verenigbaar met het beginsel van het open internet worden geacht wanneer eindgebruikers een tarief kunnen kiezen dat met hun normale dataverbruik overeenstemt, en dit op basis van transparante informatie over de voorwaarden en de gevolgen van een dergelijke keuze. Tegelijkertijd moeten deze tarieven de aanbieders van elektronische communicatie in staat stellen de netwerkcapaciteit beter aan te passen aan de verwachte datavolumes. Het is essentieel dat de eindgebruikers volledig worden geïnformeerd alvorens in te stemmen met datavolume- of snelheidsbeperkingen en de toepasselijke tarieven, dat zij hun verbruik te allen tijde kunnen volgen en, indien gewenst, gemakkelijk uitbreidingen van de beschikbare datavolumes kunnen krijgen.
  • (49) 
    Onder eindgebruikers is ook vraag naar diensten en toepassingen die van aanbieders van elektronische communicatie of van de aanbieders van inhoud, toepassingen of diensten een hoger niveau van gegarandeerde kwaliteit van dienstverlening vergen. Dergelijke diensten kunnen onder meer bestaan uit het uitzenden van omroepprogramma’s via het internetprotocol (IP-TV), videoconferenties en bepaalde toepassingen binnen de gezondheidszorg. Eindgebruikers moeten daarom ook vrij zijn om met aanbieders van elektronische communicatie of aanbieders van inhoud, toepassingen of diensten overeenkomsten aan te gaan inzake het leveren van gespecialiseerde diensten met een verbeterde kwaliteit van dienstverlening.
  • (50) 
    Verders is er vraag van aanbieders van inhoud, toepassingen en diensten naar levering van doorgiftediensten op basis van flexibele kwaliteitsparameters, met inbegrip van lagere niveaus van voorrang voor niet-tijdsgevoelig verkeer. De mogelijkheid dat aanbieders van inhoud, toepassingen en diensten met aanbieders van elektronische communicatie over een dergelijke flexibiliteit van de dienstniveaus kunnen onderhandelen, is noodzakelijk  om gespecialiseerde diensten te kunnen leveren en zal naar verwachting een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van nieuwe diensten zoals M2M-communicatie (machine-to-machine). Tegelijkertijd moeten deze regelingen aanbieders van elektronische communicatie in staat stellen een beter evenwicht in het verkeer te bereiken en netwerkcongestie te voorkomen. Aanbieders van inhoud, toepassingen en diensten en aanbieders van elektronische communicatie moeten daarom vrij zijn om gespecialiseerde dienstverleningsovereenkomsten met vastgestelde kwaliteitsniveaus te sluiten, zolang deze overeenkomsten de algemene kwaliteit van internettoegangsdiensten niet in wezen schaden.
  • (51) 
    Nationale regelgevende instanties spelen een essentiële rol om te waarborgen dat eindgebruikers deze vrijheid van open internettoegang  daadwerkelijk kunnen uitoefenen. Daartoe moeten regelgevende instanties toezicht- en rapportageverplichtingen hebben en moeten zij verzekeren dat aanbieders van elektronische communicatie hun verplichtingen naleven en niet-discriminerende, hoogwaardige internettoegangsdiensten beschikbaar stellen, zonder dat deze worden aangetast door gespecialiseerde diensten. Wanneer zij oordelen over de mogelijke algemene aantasting van internettoegangsdiensten, moeten nationale regelgevende instanties rekening houden met kwaliteitsparameters als timing en betrouwbaarheid (wachttijden of “latency”, spreiding in tijdsvertraging of "jitter", pakketverlies), niveau en gevolgen van netwerkcongestie, reële snelheden ten opzichte van geadverteerde snelheden, performantie van internettoegangsdiensten in vergelijking met gespecialiseerde diensten en kwaliteit zoals ervaren door eindgebruikers. Nationale regelgevende instanties moeten de bevoegdheid krijgen om aanbieders van elektronische communicatie gezamenlijk of individueel minimumeisen voor kwaliteit van dienstverlening op te leggen als dit nodig is om algemene aantasting/verslechtering van de kwaliteit van de internettoegangsdiensten te voorkomen.
  • (52) 
    Maatregelen om een betere transparantie en vergelijkbaarheid te verzekeren van prijzen, tarieven, voorwaarden en parameters voor kwaliteit van dienstverlening, waaronder de elementen die specifiek zijn voor internettoegangsdiensten, moeten de eindgebruikers beter in staat stellen hun keuze van aanbieders te optimaliseren en aldus volledig profijt te hebben van de concurrentie.
  • (53) 
    Eindgebruikers moeten adequaat worden geïnformeerd over de prijs en het soort aangeboden dienst voordat zij een dienst aankopen. Deze informatie moet tevens onmiddellijk voordat de verbinding van het gesprek tot stand komt, duidelijk worden vermeld indien een oproep naar een specifiek nummer of dienst gebonden is aan bepaalde prijsvoorwaarden, zoals in het geval van betaalnummers die vaak een speciaal tarief hebben. Wanneer deze verplichting voor de dienstverlener onevenredig is ten aanzien van de duur en de kostprijs van de tariefinformatie in vergelijking met de gemiddelde gespreksduur en het prijsrisico voor de eindgebruiker, kan de nationale regelgevende instantie een afwijking verlenen. Eindgebruikers moeten tevens worden geïnformeerd wanneer een gratis telefoonnummer extra kosten meebrengt.
  • (54) 
    Aanbieders van elektronische-communicatiediensten moeten hun eindgebruikers onder andere adequaat informeren over hun diensten en tarieven, parameters voor de kwaliteit van dienstverlening, toegang tot noodhulpdiensten en eventuele beperkingen, en de keuze van diensten en producten voor gehandicapten. Deze informatie moet op een duidelijke en transparante manier worden aangeboden en afgestemd zijn op de lidstaten waar de diensten worden verricht, en moet worden geactualiseerd in geval van wijzigingen. Aanbieders moeten van deze informatieverplichtingen worden vrijgesteld voor aanbiedingen waarover individueel   wordt onderhandeld.
  • (55) 
    Beschikbaarheid van vergelijkbare informatie over producten en diensten is cruciaal om eindgebruikers in staat te stellen een onafhankelijke beoordeling van de offertes te maken. De ervaring leert dat de beschikbaarheid van betrouwbare en vergelijkbare informatie het vertrouwen van de eindgebruiker in het gebruik van de diensten verhoogt en leidt tot een grotere bereidheid tot het maken van een keuze.
  • (56) 
    Contracten zijn een belangrijk middel om eindgebruikers een hoge mate van transparantie en rechtszekerheid te geven. Aanbieders van elektronische communicatie moeten eindgebruikers duidelijke en begrijpelijke informatie bieden over alle essentiële elementen van het contract, voordat de eindgebruiker aan dit contract gebonden is. Deze informatie is verplicht en mag niet worden gewijzigd, behalve na latere instemming van zowel de eindgebruiker als de aanbieder. De Commissie en een aantal nationale regelgevende instanties hebben onlangs aanzienlijke verschillen geconstateerd tussen de geadverteerde snelheid van internettoegangsdiensten en de snelheid die uiteindelijk beschikbaar is voor de eindgebruikers. Aanbieders van elektronische communicatiediensten moeten eindgebruikers daarom vóór het sluiten van het contract informeren over de snelheid en andere kwaliteitsparameters die zij op de hoofdlocatie van de eindgebruiker realistisch kunnen leveren.
  • (57) 
    Met betrekking tot de eindapparatuur moeten contracten eventuele beperkingen vermelden die door de aanbieder van elektronische communicatie worden opgelegd inzake het gebruik van de apparatuur, bijvoorbeeld door middel van de vergrendeling van de sim-kaart van mobiele apparaten (“sim-locking”) en andere kosten bij de opzegging van het contract vóór de overeengekomen einddatum. Er mogen geen kosten worden aangerekend na het verstrijken van de overeengekomen contractduur.
  • (58) 
    Om zeer hoge rekeningen te voorkomen moeten eindgebruikers maximumbedragen kunnen vaststellen voor hun verbruikskosten voor gesprekken en internettoegangsdiensten. Deze faciliteit dient gratis te zijn, en er moet een passende melding zijn bij het naderen van de limiet, die nadien opnieuw kan worden geraadpleegd. Bij het bereiken van de limiet kunnen de eindgebruikers niet langer diensten ontvangen of daarvoor kosten aangerekend krijgen, tenzij dit uitdrukkelijk met de leverancier overeenkomen is en zij om verdere levering verzoeken.
  • (59) 
    Uit de ervaringen van de lidstaten en uit een recente studie in opdracht van het uitvoerend agentschap voor consumenten en gezondheid is gebleken dat lange contractperioden en automatische of stilzwijgende verlengingen van contracten een ernstige belemmering vormen voor het overstappen naar een andere aanbieder. Het is dus wenselijk dat eindgebruikers hun contract zes maanden na de sluiting kosteloos kunnen opzeggen. In een dergelijk geval kan de eindgebruiker worden verzocht om de aanbieder te compenseren voor de restwaarde van gesubsidieerde eindapparatuur of de waarde pro rata temporis van andere promoties. Contracten die stilzwijgend zijn verlengd, moeten met één maand opzegtermijn kunnen worden beëindigd.
  • (60) 
    Elke belangrijke wijziging van de door de aanbieder opgelegde contractvoorwaarden ten nadele van de eindgebruiker, bijvoorbeeld met betrekking tot kosten, tarieven, datavolumebeperkingen, datasnelheden, dekking of verwerking van persoonsgegevens, moet de eindgebruiker het recht geven om het contract kosteloos op te zeggen.
  • (61) 
    Bundels bestaande uit elektronische communicatie en andere diensten, zoals lineaire omroepdiensten, komen steeds vaker voor en vormen een belangrijk onderdeel van de concurrentie. Wanneer uiteenlopende contractregels voor de opzegging van de overeenkomst van toepassing zijn op de verschillende diensten van deze bundels, worden de eindgebruikers effectief verhinderd om naar concurrerende aanbiedingen voor de hele bundel of delen hiervan over te stappen. De bepalingen van deze verordening met betrekking tot het opzeggen van de overeenkomst en het overstappen moet daarom op alle onderdelen van een dergelijke bundel van toepassing zijn.
  • (62) 
    Om volledig van de concurrerende omgeving te profiteren, moeten eindgebruikers in staat zijn om weloverwogen keuzes te maken en op een andere aanbieder over kunnen stappen wanneer dit in hun belang is. Eindgebruikers moeten dan ook kunnen overstappen zonder gehinderd te worden door juridische, technische of procedurele belemmeringen, zoals contractvoorwaarden en kosten. Nummeroverdraagbaarheid leidt tot aanzienlijk meer keuzevrijheid voor de consument en tot effectieve concurrentie. De operatie moet zo snel mogelijk worden uitgevoerd zodat het nummer binnen één werkdag na de sluiting van de overeenkomst tot overdracht van het nummer      daadwerkelijk wordt geactiveerd. Vereffening van openstaande facturen mag geen voorwaarde zijn om een verzoek om overdracht uit te voeren.
  • (63) 
    Om de toepassing van one-stopshops te bevorderen en om de ervaring van een naadloze overstap voor eindgebruikers te vergemakkelijken, moet het overstapproces door de ontvangende aanbieder van elektronische communicatie worden geleid. De overdragende aanbieder van elektronische communicatie mag het overdrachtsproces niet vertragen of hinderen. Er moet op zo groot mogelijke schaal gebruik worden gemaakt van geautomatiseerde processen en een hoog niveau van bescherming van persoonsgegevens moet worden gewaarborgd. Beschikbaarheid van transparante, accurate en tijdige informatie over de overstap moet het vertrouwen van de eindgebruiker in de overstap verhogen en zijn bereidheid verhogen om actief deel te nemen aan de concurrentie.
  • (64) 
    Contracten met overdragende aanbieders van elektronische communicatie moeten na de overstap automatisch, zonder bijkomende stappen vanwege de eindgebruiker, worden geannuleerd. In geval van prepaid-diensten moet het niet uitgegeven creditsaldo aan de overstappende consument worden terugbetaald.
  • (65) 
    Eindgebruikers moeten continuïteit ervaren wanneer belangrijke identificatiemiddelen zoals e-mailadressen veranderen. Voor dit doel en om ervoor te zorgen dat e-mailberichten niet verloren gaan, moeten eindgebruikers de mogelijkheid hebben om kosteloos te kiezen voor een e-maildoorstuurfaciliteit, aangeboden door de aanbieder van internettoegangsdiensten, ingeval de eindgebruiker een e-mailadres via de overdragende aanbieder heeft.
  • (66) 
    De bevoegde nationale autoriteiten kunnen de algemene processen voor nummeroverdraagbaarheid en overstappen bepalen, rekening houdend met de technologische ontwikkeling en de behoefte aan een snel, efficiënt en consumentvriendelijk overstapproces. De bevoegde nationale autoriteiten moeten de mogelijkheid hebben evenredige maatregelen te nemen om de eindgebruikers tijdens het overstapproces op een adequate manier te beschermen, met inbegrip van passende sancties om risico’s van misbruik of vertragingen waarbij eindgebruikers zonder hun instemming naar een andere aanbieder worden overgeschakeld, te minimaliseren. Zij moeten in dergelijke gevallen eveneens een mechanisme voor automatische vergoeding van de eindgebruiker kunnen instellen.
  • (67) 
    De nationale regelgevende instanties moeten doeltreffende maatregelen kunnen nemen om toe te zien op de naleving van deze verordening en om deze te handhaven en zij moeten ook bevoegdheid krijgen om financiële of administratieve sancties op te leggen in geval van schending van de verordening.
  • (68) 
    Om rekening te kunnen houden met markt- en technische ontwikkelingen dient aan de Commissie de bevoegdheid te worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie  handelingen vast te stellen met betrekking tot de aanpassing van de bijlagen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens de voorbereiding passend overleg pleegt, onder meer met deskundigen. Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen dient de Commissie erop toe te zien dat de desbetreffende documenten gelijktijdig, tijdig en op passende wijze bij het Europees Parlement en de Raad worden ingediend.
  • (69) 
    Om eenvormige omstandigheden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, dienen aan de Commissie de uitvoerende bevoegdheden worden overgedragen met betrekking tot het besluit waarbij lidstaten ertoe worden verplicht hun plannen voor naleving aan te passen aan een gemeenschappelijk tijdrooster voor het verlenen van gebruiksrechten en het toestaan van daadwerkelijk gebruik.
  • (70) 
    De uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot de harmonisatie en coördinatie met betrekking tot vergunning van het radiospectrum, kenmerken van draadloze toegangspunten met een klein bereik, coördinatie tussen lidstaten voor wat betreft de toewijzing van radiospectrum en methodologische regels met betrekking tot Europese virtuele toegangsproducten en de vrijwaring van internettoegang en redelijk verkeersbeheer en kwaliteit van dienstverlening, moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad[25].
  • (71) 
    Om de samenhang tussen het doel en de benodigde maatregelen om de interne markt voor elektronische communicatie op grond van deze verordening en een aantal specifieke bestaande wettelijke bepalingen te waarborgen en om belangrijke elementen van de evoluerende reguleringspraktijk te weerspiegelen, moeten Richtlijn 2002/21/EG, Richtlijnen 2002/20/EG en 2002/22/EG en Verordening nr. 531/2012 worden aangepast. Dit houdt het voorschrift in dat Richtlijn 2002/21/EG en de bijbehorende richtlijnen in overeenstemming met deze verordening moeten worden gelezen, alsmede de introductie van versterkte bevoegdheden van de Commissie om de samenhang van corrigerende maatregelen voor Europese aanbieders van elektronische communicatie met aanmerkelijke marktmacht in de context van het Europese raadplegingsmechanisme te waarborgen, de harmonisatie van de criteria die gebruikt worden bij de definitie van de relevante markten en bij de beoordeling van de concurrentie, de aanpassing van het kennisgevingssysteem uit hoofde van Richtlijn 2002/20/EG in het licht van de EU-machtiging alsook de intrekking van bepalingen betreffende de voorwaarden inzake minimale harmonisatie van de eindgebruikersrechten waarin Richtlijn 2002/22/EG voorziet, die redundant zijn geworden vanwege de volledige harmonisatie waarin deze verordening voorziet.
  • (72) 
    De mobiele communicatiemarkt binnen de Unie blijft gefragmenteerd, zonder mobiel netwerk dat alle lidstaten dekt. Als gevolg daarvan moeten roamingaanbieders van een aanbieder in de bezochte lidstaat roamingdiensten afnemen wanneer zij aan hun binnen de Unie reizende binnenlandse klanten mobiele communicatiediensten willen aanbieden. Deze wholesaletarieven vormen een aanzienlijke belemmering voor het aanbieden van roamingdiensten op een prijsniveau dat met binnenlandse mobiele diensten overeenstemt. Daarom moeten verdere maatregelen worden genomen om het verlagen van deze kosten te vergemakkelijken. Commerciële of technische overeenkomsten tussen roamingaanbieders die een virtuele uitbreiding van hun netwerkdekking over de gehele Unie mogelijk maken, bieden de mogelijkheid om de wholesalekosten te internaliseren. Om passende stimulansen te bieden moeten een aantal wettelijke verplichtingen zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 531/2012 van het Europees Parlement en de Raad[26] worden aangepast. Met name de verplichting van binnenlandse aanbieders om hun klanten in staat te stellen spraak-, sms-, en dataroamingdiensten via een alternatieve roamingaanbieder af te nemen, mag niet op deze aanbieders van toepassing zijn wanneer roamingaanbieders door hun eigen netwerken of door middel van bilaterale of multilaterale roamingovereenkomsten ervoor zorgen dat hun klanten in de Unie automatisch roamingtarieven tegen het niveau van binnenlandse tarieven aangeboden, onder voorbehoud van een overgangsperiode waarin deze toegang reeds is verleend.
  • (73) 
    Met bilaterale of multilaterale roamingovereenkomsten kan een mobiele aanbieder roaming van zijn binnenlandse klanten op netwerken van partners behandelen als diensten die in aanzienlijke mate evenwaardig zijn aan de levering van diensten aan deze klanten op zijn eigen netwerken, hetgeen een merkbare weerslag heeft op zijn retailprijzen voor een dergelijke virtuele on-netdekking in de EU. Een dergelijke regeling op wholesaleniveau kan de ontwikkeling van nieuwe roamingproducten mogelijk maken, waardoor de keuze en concurrentie op retailniveau toeneemt.
  • (74) 
    De Digitale Agenda voor Europa en Verordening nr. 531/2012 stellen als beleidsdoel dat het verschil tussen roaming- en binnenlandse tarieven nul moet benaderen. In de praktijk vereist dit dat consumenten die in een van de breed waarneembare categorieën van binnenlandse consumptie vallen, geïdentificeerd aan de hand van diverse in de binnenlandse detailhandel aangeboden pakketten van een van de partijen, in volle vertrouwen het typische binnenlandse consumptiepatroon dat verbonden is aan hun respectieve binnenlandse verbruikspakket, moeten kunnen voortzetten wanneer zij van tijd tot tijd binnen de Unie reizen, zonder dat er extra kosten boven op hun binnenlands verbruik komen. Deze brede categorieën kunnen worden geïdentificeerd aan de hand van de bestaande handelspraktijk, bijvoorbeeld door verwijzing naar het onderscheid in de binnenlandse detailhandel tussen prepaid- en postpaid-klanten, GSM only-pakketten (die gesprekken en tekstberichten inhouden); pakketten die aangepast zijn aan verschillende consumptievolumes; pakketten voor zakelijk gebruik en voor consumenten; pakketten in de kleinhandel die prijzen per verbruikte eenheid (bijvoorbeeld belminuten, megabytes aan data) hanteren of die een hoeveelheid eenheden aanbieden (bijvoorbeeld gespreksminuten, megabytes van dataverkeer) en ongeacht het werkelijke verbruik in een forfaitaire vergoeding voorzien. De diversiteit van de tariefschema's en -pakketten in de detailhandel waarover de klanten op de binnenlandse mobiele markten in de Unie beschikken, voldoet aan de wisselende behoeften van de eindgebruiker binnen een concurrerende markt. Deze flexibiliteit op de binnenlandse markten moet tevens haar weerslag vinden op de roamingmarkt binnen de Unie, waarbij rekening moet worden gehouden met het feit dat de vraag van roamingaanbieders naar wholesale-inputs van onafhankelijke netwerkaanbieders in verschillende lidstaten nog steeds een reden kan zijn om limieten inzake redelijk gebruik op te leggen indien voor dit verbruik van roamingdiensten binnenlandse tarieven worden toegepast.
  • (75) 
    Hoewel het in de eerste plaats aan de roamingaanbieders zelf is om het redelijke karakter te bepalen van de volumes van de gesprekken, sms en data in roamingverkeer die onder het binnenlandse tarief vallen, moeten de nationale regelgevende instanties de toepassing van deze redelijke gebruikslimieten door de roamingaanbieders controleren en moeten zij ervoor zorgen dat deze limieten in de contracten uitdrukkelijk worden gedefinieerd aan de hand van gedetailleerde kwantitatieve informatie, in termen die begrijpelijk en transparant zijn voor de klanten. Daarbij moeten de regelgevende instanties zoveel mogelijk rekening houden met de desbetreffende richtsnoeren van Berec. In zijn richtsnoeren moet Berec de verschillende gebruikspatronen identificeren, gebaseerd op de achterliggende trends in spraak-, data- en sms-verkeer op EU-niveau en de evolutie van de verwachtingen ten aanzien van met name het draadloze dataverbruik.
  • (76) 
    Voorts moet het dankzij de aanzienlijke daling in het recente verleden van de mobiele afgiftetarieven  in de Unie nu mogelijk worden de extra roamingkosten voor inkomende gesprekken af te schaffen.
  • (77) 
    Om de activiteiten van Berec stabiliteit en strategisch leiderschap te verlenen, moet de raad van regelgevers vertegenwoordigd worden door een voltijdse voorzitter, die door de raad van regelgevers wordt benoemd op basis van zijn verdiensten, vaardigheden, kennis van de elektronische-communicatiemarkten en de spelers daarvan, en zijn ervaring op het gebied van toezicht en regulering, na een open selectieprocedure die door de raad van regelgevers wordt georganiseerd en beheerd met bijstand van de Commissie. Voor de aanwijzing van de eerste voorzitter van de raad van regelgevers moet de Commissie onder meer een lijst van kandidaten opstellen op basis van verdiensten, vaardigheden, kennis van de elektronische-communicatiemarkten en de spelers hiervan, en ervaring op het gebied van toezicht en regulering. Voor de daaropvolgende aanwijzingen moet de mogelijkheid voor de Commissie om deze lijst op te stellen worden geëvalueerd in een verslag dat opgemaakt dient te worden overeenkomstig deze verordening. Het Bureau van Berec moet derhalve bestaan uit de voorzitter van de raad van regelgevers, een comité van beheer en een administratief directeur.
  • (78) 
    Richtlijnen 2002/20/EG, 2002/21/EG en 2002/22/EG en Verordening (EG) nr.1211/2009 en Verordening (EU) nr. 531/2012 moeten zodoende dienovereenkomstig worden gewijzigd.
  • (79) 
    De Commissie kan Berec in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1211/2009 altijd om advies verzoeken wanneer zij dit nodig acht voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van deze verordening.
  • (80) 
    Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en respecteert de rechten en beginselen van het handvest van fundamentele rechten van de Europese Unie, in het bijzonder artikel 8 (bescherming van persoonsgegevens), artikel 11 (vrijheid van meningsuiting en informatie), artikel 16 (vrijheid om een bedrijf te voeren), artikel 21 (non-discriminatie) en artikel 38 (consumentenbescherming).
  • (81) 
    Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk het vaststellen van wettelijke beginselen en gedetailleerde regels voor de voltooiing van een interne Europese markt voor elektronische communicatie, niet voldoende door de lidstaten kan worden gerealiseerd en derhalve, gelet op de omvang en de gevolgen ervan, beter verwezenlijkt kan worden op het niveau van de Unie, kan de Unie in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel als vervat in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 – Doel en toepassingsgebied

  • 1. 
    Deze verordening stelt de regelgevingsbeginselen en nadere regels vast die nodig zijn voor de voltooiing van een Europese interne markt voor elektronische communicatie waarin:

(a) aanbieders van elektronische-communicatiediensten en -netwerken het recht, de mogelijkheid en de stimulans krijgen om hun netwerken te ontwikkelen, uit te breiden en te exploiteren en om diensten aan te bieden, ongeacht waar de aanbieder is gevestigd en ongeacht of zijn klanten zich in de Unie bevinden,

(b) burgers en bedrijven het recht en de mogelijkheid hebben om toegang te verkrijgen tot concurrerende, veilige en betrouwbare communicatiediensten, ongeacht of deze diensten binnen de Unie worden aangeboden, zonder te worden gehinderd door grensoverschrijdende beperkingen of ongerechtvaardigde extra kosten.

  • 2. 
    Deze verordening stelt in het bijzonder regelgevingsbeginselen vast op grond waarvan het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (Berec) en de nationale bevoegde autoriteiten, elk binnen zijn eigen bevoegdheden, in samenhang met de bepalingen van de Richtlijnen 2002/19/EG, 2002/20/EG, 2002/21/EG en 2002/22/EG handelen:
  • a) 
    om vereenvoudigde, voorspelbare en convergente regelgevende voorwaarden met betrekking tot belangrijke administratieve en commerciële parameters te verzekeren, met inbegrip van de evenredigheid van individuele verplichtingen die op grond van een marktanalyse kunnen worden opgelegd;
  • b) 
    om duurzame concurrentie binnen de interne markt en het mondiale concurrentievermogen van de Unie te bevorderen en om sectorspecifieke marktregulering overeenkomstig te verminderen als en wanneer deze doelstellingen worden bereikt;
  • c) 
    om investeringen en innovatie te bevorderen in nieuwe en verbeterde infrastructuren met hoge capaciteit die de gehele Unie kunnen bereiken en kunnen inspelen op de veranderende vraag van eindgebruikers;
  • d) 
    om innovatieve en hoogwaardige dienstverlening te vergemakkelijken;
  • e) 
    om de beschikbaarheid en het zo efficiënt mogelijke gebruik van radiospectrum te verzekeren, ongeacht hiervoor een algemene machtiging dan wel individuele gebruiksrechten vereist zijn, voor draadloze breedbanddiensten ter ondersteuning van innovatie, investeringen, banen en voordelen voor de eindgebruiker;
  • f) 
    om de belangen van de burgers en eindgebruikers met betrekking tot connectiviteitsmogelijkheden te dienen, door het investeringsklimaat te bevorderen voor een verbetering van de keuze en de kwaliteit van de toegang tot het netwerk en van de dienstverlening, en door de mobiliteit binnen de gehele Unie en zowel sociale als territoriale inclusie te vergemakkelijken.
  • 3. 
    Om de uitvoering van de algemene beginselen van lid 2 te waarborgen, voorziet deze verordening voorts in de nodige nadere bepalingen voor:

(a) een EU-machtiging voor Europese aanbieders van elektronische communicatie;

(b) verdere convergentie van de regelgeving wat betreft de noodzaak en evenredigheid van de maatregelen die door de nationale regelgevende instanties aan de Europese aanbieders van elektronische communicatie worden opgelegd;

(c) het geharmoniseerde aanbod op EU-niveau van bepaalde groothandelsproducten voor breedband onder convergente reglementaire voorwaarden;

(d) een gecoördineerd Europees kader voor de toewijzing van geharmoniseerd radiospectrum voor draadloze breedbandcommunicatiediensten, waardoor een Europese draadloze ruimte tot stand kan worden gebracht;

(e) de harmonisatie van regels met betrekking tot de rechten van eindgebruikers en de bevordering van effectieve concurrentie op de detailhandelsmarkten, waardoor een Europese consumentenruimte tot stand kan worden gebracht;

(f) de afschaffing van ongerechtvaardigde toeslagen voor communicatie binnen de Unie en voor roamingverkeer in de Unie.

Artikel 2 – Definities 

Voor het doel van deze verordening zullen de definities zoals opgenomen in de Richtlijnen 2002/19/EG, 2002/20/EG, 2002/21/EG, 2002/22/EG en 2002/77/EG van toepassing zijn.

De volgende definities zijn ook van toepassing:

  • (1) 
    "Europese aanbieder van elektronische communicatie": een in de Unie gevestigde onderneming die elektronische-communicatienetwerken of -diensten aanbiedt of voornemens is dit te doen, rechtstreeks dan wel door middel van een of meerdere dochterondernemingen, gericht op meer dan één lidstaat en die niet kan worden beschouwd als een dochteronderneming van een andere aanbieder van elektronische communicatie;
  • (2) 
    "aanbieder van elektronische communicatie aan het publiek": een onderneming die openbare elektronische-communicatienetwerken of openbare elektronische-communicatiediensten aanbiedt;
  • (3) 
    "dochteronderneming": een onderneming waarin een andere onderneming direct of indirect:

(i) de bevoegdheid heeft om meer dan de helft van de stemrechten uit te oefenen, of

(ii) de bevoegdheid heeft om meer dan de helft van de leden van de raad van toezicht, raad van bestuur of ondernemingen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen, te benoemen, of

(iii) het recht heeft om de zaken van de onderneming te leiden;

  • (4) 
    "EU-machtiging": het wettelijke kader van een Europese aanbieder van elektronische communicatie in de Unie, op basis van de algemene machtiging in de lidstaat van herkomst en in overeenstemming met deze verordening;
  • (5) 
    "lidstaat van herkomst": de lidstaat waar de Europese aanbieder van elektronische communicatie zijn hoofdvestiging heeft;
  • (6) 
    "hoofdvestiging": de plaats van vestiging in de lidstaat waar de belangrijkste beslissingen met betrekking tot de investeringen en het aanbieden van elektronische-communicatiediensten of -netwerken binnen de Unie worden genomen;
  • (7) 
    "lidstaat van ontvangst": elke andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst waar een Europese aanbieder van elektronische communicatie elektronische-communicatienetwerken of -diensten aanbiedt;
  • (8) 
    "geharmoniseerd radiospectrum voor draadloze breedbandcommunicatie": radiospectrum waarvoor de voorwaarden voor beschikbaarheid en efficiënt gebruik op EU-niveau worden geharmoniseerd, voornamelijk op grond van Beschikking 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad,[27] en dat bestemd is voor elektronische-communicatiediensten uitgezonderd omroep;  
  • (9) 
    "draadloos toegangspunt met een klein bereik": draadloze netwerktoegangsapparatuur met laag vermogen van kleine omvang die binnen een klein bereik werkt en al dan niet deel uitmaakt van een openbaar, terrestrisch mobiel communicatienetwerk, en is uitgerust met een of meerdere antennes met lage visuele impact, waarmee aan het publiek toegang tot elektronische-communicatienetwerken wordt verleend, ongeacht de onderliggende netwerktopologie;
  • (10) 
    "Radio Local Area Network" (RLAN): een draadloos toegangssysteem met laag vermogen dat binnen een klein bereik werkt, met een laag risico op interferentie met andere dergelijke systemen die in de nabijheid door andere gebruikers zijn opgesteld, dat spectrum op niet-exclusieve basis gebruikt waarvan de voorwaarden voor beschikbaarheid en efficiënt gebruik op EU-niveau zijn geharmoniseerd;
  • (11) 
    "virtuele breedbandtoegang": een vorm van groothandelstoegang tot breedbandnetwerken bestaande uit een virtuele toegangslink naar de lokalen van de klant over elke toegangsnetwerkarchitectuur, met uitzondering van fysieke ontbundeling, samen met een transmissiedienst naar een bepaalde reeks overdrachtspunten en met inbegrip van specifieke netwerkelementen, specifieke netwerkfunctionaliteiten en ondersteunende IT-systemen;
  • (12) 
    "connectiviteitsproduct met gegarandeerde servicekwaliteit (ASQ)": een product dat  op de internet protocol exchange (IP-exchange) ter beschikking wordt gesteld waarmee klanten een IP-communicatieverbinding kunnen opzetten tussen een punt van interconnectie en een of meerdere aansluitpunten op het vaste netwerk, en waarmee gedefinieerde niveaus van end-to-end-netwerkprestaties mogelijk zijn om aan eindgebruikers specifieke diensten te bieden op basis van de levering van een vastgestelde kwaliteit van dienstverlening, gebaseerd op specifieke parameters;
  • (13) 
    "langeafstandscommunicatie": stem- of berichtendiensten die worden afgegeven buiten de plaatselijke centrale en regionale tariefzones zoals geïdentificeerd met een geografische gebiedscode in het nationale nummerplan;
  • (14) 
    "internettoegangsdienst": een openbare elektronische-communicatiedienst die aansluiting op het internet biedt en derhalve connectiviteit tussen vrijwel alle eindpunten die met het internet verbonden zijn, ongeacht de gebruikte netwerktechnologie;
  • (15) 
    "gespecialiseerde dienst": een elektronische-communicatiedienst of enig andere dienst die de mogelijkheid biedt om toegang te verkrijgen tot specifieke inhoud, toepassingen of diensten of een combinatie hiervan en waarvan de technische kenmerken end-to-end zijn gecontroleerd of die de mogelijkheid biedt gegevens van of naar een bepaald aantal partijen of eindpunten te verzenden respectievelijk te ontvangen, die niet op de markt wordt aangeboden of niet op grote schaal wordt gebruikt als vervanging voor internettoegangsdiensten;
  • (16) 
    "ontvangende aanbieder van elektronische communicatie aan het publiek": de aanbieder van elektronische communicatie aan het publiek waarnaar het telefoonnummer of de dienst wordt overgedragen;
  • (17) 
    "overdragende aanbieder van elektronische communicatie aan het publiek": de aanbieder van elektronische communicatie aan het publiek vanwaar het telefoonnummer of de dienst wordt overgedragen.

Hoofdstuk II EU-machtiging

Artikel 3 - De vrijheid om elektronische communicatie aan te bieden binnen de Unie

  • 1. 
    Een Europese aanbieder van elektronische communicatie heeft het recht om binnen de Unie netwerken en diensten voor elektronische communicatie aan te bieden en de rechten uit te oefenen die verbonden zijn met het aanbieden van dergelijke netwerken en diensten in elke lidstaat waar hij actief is op grond van een EU-machtiging, die uitsluitend is onderworpen aan de in artikel 4 bedoelde kennisgevingsvereisten.
  • 2. 
    De Europese aanbieder van elektronische communicatie is onderworpen aan de regels en voorwaarden die in elke betrokken lidstaat gelden overeenkomstig het EU-recht, tenzij anders is bepaald in deze verordening en onverminderd het bepaalde in Verordening (EU) nr. 531/2012.
  • 3. 
    In afwijking van artikel 12 van Richtlijn 2002/20/EG kan een Europese aanbieder van elektronische communicatie alleen aan in de lidstaat van ontvangst toepasselijke administratieve kosten worden onderworpen wanneer de aanbieder in die lidstaat een jaaromzet voor elektronische communicatiediensten heeft die meer bedraagt dan 0,5% van de totale nationale omzet voor elektronische communicatie. Bij het opleggen van deze kosten wordt uitsluitend rekening gehouden met de omzet voor elektronische-communicatiediensten in de betrokken lidstaat.
  • 4. 
    In afwijking van artikel 13, lid 1, onder b, van Richtlijn 2002/22/EG kan een Europese aanbieder van elektronische communicatie alleen aan de in de lidstaat van ontvangst verplichte bijdragen voor de netto kosten van universele dienstverplichtingen worden onderworpen wanneer de aanbieder in die lidstaat een jaaromzet voor elektronische-communicatiediensten heeft die meer bedraagt dan 3% van de totale nationale omzet voor elektronische communicatie. Bij het opleggen van dergelijke bijdragen wordt uitsluitend rekening gehouden met de omzet in de betrokken lidstaat.
  • 5. 
    Een Europese aanbieder van elektronische communicatie heeft het recht op gelijke behandeling door de nationale regelgevende instanties van verschillende lidstaten in objectief vergelijkbare situaties.
  • 6. 
    In het geval van een geschil tussen ondernemingen waarbij een Europese aanbieder van elektronische communicatie betrokken is en dat betrekking heeft op verplichtingen die overeenkomstig Richtlijnen 2002/19/EG, 2002/20/EG, 2002/21/EG en 2002/22/EG, deze verordening of Verordening (EU) nr. 531/2012 van toepassing zijn in een lidstaat van ontvangst, mag de aanbieder van elektronische communicatie de nationale regelgevende instantie in de lidstaat van herkomst raadplegen, en die kan een advies geven om ervoor te zorgen dat de regelgevende praktijken consistent worden ontwikkeld. De nationale regelgevende instantie in de lidstaat van ontvangst houdt bij de beslechting van het geschil zoveel mogelijk rekening met het advies van de nationale regelgevende instantie van de lidstaat van herkomst.
  • 7. 
    Europese aanbieders van elektronische communicatie die op de datum van inwerkingtreding van deze verordening het recht hebben om in meer dan één lidstaat elektronische-communicatienetwerken en -diensten aan te bieden, doen de in artikel 4 bedoelde kennisgeving uiterlijk op 1 juli 2016.

Artikel 4 - Kennisgevingsprocedure voor Europese aanbieders van elektronische communicatie

  • 1. 
    Alvorens in ten minste één lidstaat activiteiten op te starten, dient een Europese aanbieder van elektronische communicatie overeenkomstig deze verordening één enkele kennisgeving in bij de regelgevende instantie van de lidstaat van herkomst.
  • 2. 
    De kennisgeving bevat een verklaring betreffende het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken en -diensten of betreffende de intentie om deze aan te bieden, en gaat uitsluitend vergezeld van de volgende gegevens:

(a) de naam van de aanbieder, zijn rechtspositie en rechtsvorm, registratienummer, de plaats waar de aanbieder in het handelsregister of een vergelijkbaar openbaar register staat ingeschreven, het geografische adres van de hoofdvestiging, een contactpersoon, een korte beschrijving van de aangeboden/aan te bieden netwerken of diensten, met inbegrip van de aanwijzing van de lidstaat van herkomst;

(b) de lidsta(a)t(en) van ontvangst waar de diensten en netwerken rechtstreeks of via een dochtermaatschappij worden aangeboden of zullen worden aangeboden, en in het laatstgenoemde geval, de naam, rechtspositie en rechtsvorm, het geografisch adres, het registratienummer, de plaats waar de aanbieder in het handelsregister of een vergelijkbaar openbaar register van de lidstaat van ontvangst staat ingeschreven en een contactpunt voor alle betrokken dochtermaatschappijen en hun respectieve werkingsgebieden. Wanneer een dochtermaatschappij gezamenlijk wordt gecontroleerd door twee of meer aanbieders van elektronische communicatie met hoofdvestigingen in verschillende lidstaten, wijst de dochtermaatschappij voor de toepassing van deze verordening onder de lidstaten van de moedermaatschappijen de relevante lidstaat van herkomst aan, en de moedermaatschappij in die lidstaat van herkomst geeft daarvan dienovereenkomstig kennis.

De kennisgeving wordt ingediend in de taal of talen die van toepassing zijn in de lidstaat van herkomst en in de lidstaten van ontvangst.

  • 3. 
    Elke wijziging van de overeenkomstig lid 2 ingediende informatie wordt binnen één maand na de wijziging ter beschikking gesteld van de nationale regelgevende instantie van de lidstaat van herkomst. Wanneer de te melden wijziging betrekking heeft op het voornemen om elektronische-communicatienetwerken of -diensten aan te bieden in een lidstaat van ontvangst die niet onder een eerdere kennisgeving valt, kan de Europese aanbieder van elektronische communicatie bij kennisgeving de activiteiten in die lidstaat van ontvangst opstarten.
  • 4. 
    De niet-naleving van de in dit artikel bedoelde kennisgevingsverplichting is een inbreuk op de gemeenschappelijke voorwaarden die in de lidstaat van herkomst voor de Europese aanbieder van elektronische communicatie gelden.
  • 5. 
    De nationale regelgevende instantie van de lidstaat van herkomst stuurt de overeenkomstig lid 2 ontvangen informatie en alle overeenkomstig lid 3 ontvangen wijzigingen van die informatie binnen één week na ontvangst van de informatie of wijziging door naar de nationale regelgevende instanties van de betrokken lidstaten van ontvangst en het BEREC-bureau.

Het BEREC-bureau onderhoudt een publiek toegankelijk register van kennisgevingen die overeenkomstig deze verordening zijn ingediend.

  • 6. 
    Op verzoek van een Europese aanbieder van elektronische communicatie levert de nationale regelgevende instantie van de lidstaat van herkomst overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2002/20/EG een verklaring af waaruit blijkt dat de betrokken onderneming aan de EU-machtiging is onderworpen.
  • 7. 
    Wanneer een of meerdere nationale regelgevende instanties in verschillende lidstaten van mening zijn dat de aanwijzing van de lidstaat van herkomst in een overeenkomstig lid 2 ingediende kennisgeving of in een overeenkomstig lid 3 aangemelde wijziging van de verstrekte informatie, niet of niet langer overeenstemt met de hoofdvestiging van de onderneming overeenkomstig deze verordening, verwijzen zij de kwestie naar de Commissie, met opgave van de redenen waarop de beoordeling is gebaseerd. Een kopie van deze verwijzing wordt ter informatie naar het BEREC-bureau gestuurd. Nadat de Commissie de betrokken Europese aanbieder van elektronische communicatie en de nationale regelgevende instantie van de betwiste lidstaat van herkomst in de gelegenheid heeft gesteld om hun standpunten kenbaar te maken, neemt zij binnen drie maanden na de verwijzing van de kwestie een besluit om de lidstaat van herkomst van de betrokken onderneming aan te wijzen overeenkomstig deze verordening.

Artikel 5 –Naleving van de EU-machtiging

  • 1. 
    Overeenkomstig haar nationale wetgeving ter uitvoering van de in artikel 10 van Richtlijn 2002/20/EG bedoelde procedures ziet de nationale regelgevende instantie van elke betrokken lidstaat erop toe en zorgt zij ervoor dat Europese aanbieders van elektronische communicatie de regels en voorwaarden naleven die overeenkomstig artikel 3 op hun grondgebied gelden.
  • 2. 
    De nationale regelgevende instantie van een lidstaat van ontvangst geeft aan de nationale regelgevende instantie van de lidstaat van herkomst alle relevante informatie door met betrekking tot individuele maatregelen die ten aanzien van een Europese aanbieder van elektronische communicatie zijn genomen met het oog op de naleving van de regels en voorwaarden die overeenkomstig artikel 3 op haar grondgebied gelden.

Artikel 6 –Opschorting en intrekking van de rechten van Europese aanbieders van elektronische communicatie om elektronische communicatie aan te bieden

  • 1. 
    Onverminderd maatregelen betreffende de opschorting of intrekking van gebruiksrechten voor spectrum of nummers die door een betrokken lidstaat zijn toegekend en onverminderd overeenkomstig lid 3 genomen voorlopige maatregelen, kan alleen de nationale regelgevende instantie van de lidstaat van herkomst de rechten van een Europese aanbieder van elektronische communicatie om elektronische communicatie aan te bieden in de Unie of een deel ervan, opschorten of intrekken overeenkomstig de nationale wetgeving ter uitvoering van artikel 10, lid 5, van Richtlijn 2002/20/EG.
  • 2. 
    Wanneer er sprake is van ernstige of herhaalde inbreuken op de regels en voorwaarden die overeenkomstig artikel 3 in een lidstaat van ontvangst gelden en de maatregelen die de nationale regelgevende instantie van de lidstaat van ontvangst met het oog op de naleving heeft genomen, hebben gefaald, informeert zij de nationale regelgevende instantie van de lidstaat van herkomst en verzoekt zij haar de in lid 1 bedoelde maatregelen te nemen.
  • 3. 
    Zolang de nationale regelgevende instantie van de lidstaat van herkomst geen definitief besluit over een overeenkomstig lid 2 ingediend verzoek heeft genomen, kan de nationale regelgevende instantie van de lidstaat van ontvangst overeenkomstig de nationale wetgeving ter uitvoering van artikel 10, lid 6, van Richtlijn 2002/20/EG, dringende voorlopige maatregelen nemen wanneer zij over bewijs beschikt dat de overeenkomstig artikel 3 op haar grondgebied geldende regels en voorwaarden zijn overtreden. In afwijking van de termijn van drie maanden waarin artikel 10, lid 6, van Richtlijn 2002/20/EG voorziet, kunnen deze voorlopige maatregelen blijven gelden totdat de nationale regelgevende instantie van de lidstaat van herkomst een definitief besluit neemt.

De Commissie, het BEREC en de nationale regelgevende instanties van de lidstaat van herkomst en andere lidstaten van ontvangst worden tijdig van de genomen voorlopige maatregel in kennis gesteld.

  • 4. 
    Wanneer de nationale regelgevende instantie van de lidstaat van herkomst voornemens is een besluit te nemen om overeenkomstig lid 1 de rechten van een Europese aanbieder van elektronische communicatie op te schorten of in te trekken, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van een lidstaat van ontvangst, brengt zij haar voornemen ter kennis van de nationale regelgevende instanties van de lidstaten die door dat besluit zouden worden geraakt. De nationale regelgevende instantie van een lidstaat van ontvangst kan binnen een maand een standpunt formuleren.
  • 5. 
    De nationale regelgevende instantie van de lidstaat van herkomst neemt een definitief besluit, zoveel mogelijk rekening houdend met eventuele standpunten van de nationale regelgevende instanties van de betrokken lidstaten van ontvangst, en brengt dit binnen een week na de aanneming ervan ter kennis van de Commissie, het BEREC en de nationale regelgevende instanties van de lidstaten van ontvangst die door het besluit worden geraakt.
  • 6. 
    Wanneer de nationale regelgevende instantie van de lidstaat van herkomst heeft besloten de rechten van een Europese aanbieder van elektronische communicatie overeenkomstig lid 1 op te schorten of in te trekken, neemt de nationale regelgevende instantie van elke betrokken lidstaat van ontvangst passende maatregelen om te voorkomen dat de Europese aanbieder van elektronische communicatie op haar grondgebied de diensten of netwerken waarop het besluit betrekking heeft, blijft aanbieden.

Artikel 7 – Coördinatie van handhavingsmaatregelen

  • 1. 
    Bij de toepassing van artikel 6 neemt de nationale regelgevende instantie van de lidstaat van herkomst met dezelfde zorgvuldigheid toezichts- of handhavingsmaatregelen met betrekking tot een elektronische-communicatiedienst of -netwerk die in een andere lidstaat wordt aangeboden of daar schade heeft veroorzaakt, als wanneer de betrokken elektronische-communicatiedienst of -netwerk in de lidstaat van herkomst zou worden aangeboden.
  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de juridische documenten betreffende de krachtens de artikelen 5 en 6 genomen maatregelen op hun grondgebied kunnen worden betekend.

Hoofdstuk III Europese inbreng

Afdeling 1 - Coördinatie van het gebruik van het radiospectrum binnen de eengemaakte markt

Artikel 8 - Toepassingsgebied en algemene bepalingen

  • 1. 
    Deze afdeling is van toepassing op het geharmoniseerde radiospectrum voor draadloze breedbandcommunicatie.
  • 2. 
    Deze afdeling doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om gebruik te maken van opgelegde vergoedingen om het optimale gebruik van radiospectrumbronnen overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2002/20/EG te waarborgen en hun radiospectrum te organiseren en te gebruiken ten behoeve van de openbare orde, openbare veiligheid en defensie.
  • 3. 
    Bij de uitoefening van de in deze afdeling verleende bevoegdheden houdt de Commissie zo veel mogelijk rekening met het relevante advies van de Beleidsgroep Radiospectrum (BRS), opgericht op grond van Besluit 2002/622/EG van de Commissie[28].

Artikel 9 – Gebruik van het radiospectrum voor draadloze breedbandcommunicatie: regelgevingsbeginselen

  • 1. 
    De voor het radiospectrum bevoegde nationale autoriteiten dragen bij aan de ontwikkeling van een draadloze omgeving waarin investeringen en concurrerende voorwaarden voor draadloze hogesnelheidsbreedbandcommunicatie convergeren, en die de planning en exploitatie van geïntegreerde multiterritoriale netwerken en diensten mogelijk maakt en tot schaalvoordelen leidt, waardoor innovatie, economische groei en het langetermijnvoordeel voor de eindgebruikers worden bevorderd.

De nationale bevoegde autoriteiten onthouden zich van de toepassing van procedures of het opleggen van voorwaarden voor het gebruik van het radiospectrum die Europese aanbieders van elektronische communicatie onnodig kunnen hinderen bij het verstrekken van geïntegreerde elektronische-communicatienetwerken en -diensten in meerdere lidstaten of in de hele EU.

  • 2. 
    De nationale bevoegde autoriteiten passen de minst belastende machtigingsprocedure toe voor het toestaan van het gebruik van het radiospectrum, op basis van objectieve, transparante, niet-discriminerende en evenredige criteria, op een zodanige wijze dat de flexibiliteit en de efficiëntie van het gebruik van het radiospectrum worden geoptimaliseerd en dat in de hele EU vergelijkbare omstandigheden worden bevorderd voor geïntegreerde multiterritoriale investeringen en activiteiten van Europese aanbieders van elektronische communicatie.
  • 3. 
    Bij de vaststelling van de machtigingsvoorwaarden en -procedures voor het gebruik van het radiospectrum moeten de nationale bevoegde autoriteiten met name rekening houden met de gelijke behandeling van bestaande en potentiële aanbieders en van Europese aanbieders van elektronische communicatie en andere ondernemingen.
  • 4. 
    Onverminderd het in lid 5 bepaalde moeten de nationale bevoegde autoriteiten rekening houden met de volgende regelgevingsbeginselen en deze, waar nodig, verenigen bij het vaststellen van de machtigingsvoorwaarden en -procedures voor gebruiksrechten van het radiospectrum:
  • a) 
    het optimaliseren van het belang van de eindgebruiker, met inbegrip van het belang dat eindgebruikers hebben bij doeltreffende langetermijninvesteringen en innovatie op het gebied van draadloze netwerken en diensten en bij effectieve concurrentie;
  • b) 
    het waarborgen van het meest efficiënte gebruik en meest effectieve beheer van het radiospectrum;
  • c) 
    het waarborgen van voorspelbare en vergelijkbare voorwaarden om de planning van netwerkinvesteringen en -diensten op een multiterritoriale basis te bevorderen en schaalvoordelen te behalen;
  • d) 
    het waarborgen van de noodzakelijkheid en evenredigheid van de opgelegde voorwaarden, onder meer middels een objectieve beoordeling van de vraag of het gerechtvaardigd is om aanvullende voorwaarden op te leggen die ten gunste of in het nadeel van bepaalde aanbieders kunnen uitvallen;
  • e) 
    het waarborgen van een brede territoriale dekking van draadloze breedbandnetwerken met hoge snelheid en een hoge mate van penetratie en consumptie van aanverwante diensten.
  • 5. 
    Bij de afweging om een van de in artikel 10 bedoelde specifieke voorwaarden met betrekking tot gebruiksrechten van het radiospectrum op te leggen, moeten de nationale bevoegde autoriteiten met name rekening houden met de criteria die in dat artikel zijn vastgelegd.

Artikel 10 – Relevante criteria voor het gebruik van het radiospectrum

  • 1. 
    Bij het bepalen van de hoeveelheid en soort radiospectrum dat toegewezen dient te worden in een bepaalde procedure voor het verlenen van gebruiksrechten voor het radiospectrum, moeten de nationale bevoegde autoriteiten rekening houden met:

(a) de technische kenmerken van de diverse beschikbare radiospectrumbanden;

(b) de mogelijke combinatie van complementaire banden binnen één enkele procedure; en

(c) de relevantie van coherente portefeuilles van gebruiksrechten voor het radiospectrum in verschillende lidstaten voor het aanbieden van netwerken of diensten binnen de gehele EU-markt of een aanzienlijk deel ervan.

  • 2. 
    Bij het bepalen of er een minimale of maximale belasting van het radiospectrum moet worden gespecificeerd, wat ten aanzien van een gebruiksrecht binnen een bepaalde band of combinatie van complementaire banden zou worden bepaald, zullen de nationale bevoegde autoriteiten het volgende waarborgen:

(a) het meest efficiënte gebruik van het radiospectrum in overeenstemming met artikel 9, lid 4, onder b, rekening houdend met de kenmerken van de betrokken band of banden;

(b) efficiënte netwerkinvesteringen overeenkomstig artikel 9, lid 4, onder a.

Dit lid doet geen afbreuk aan de toepassing van lid 5 ten aanzien van de voorschriften betreffende de maximale belasting van het radiospectrum.

  • 3. 
    De nationale bevoegde autoriteiten zullen ervoor zorgen dat de vergoedingen voor het gebruiksrecht van het radiospectrum in voorkomend geval:

(a) een deugdelijke afspiegeling zijn van de sociale en economische waarde van het radiospectrum, met inbegrip van gunstige externe effecten;

(b) onderbenutting vermijden en investeringen in de capaciteit, dekking en kwaliteit van het netwerk en de diensten bevorderen;

(c) discriminatie vermijden en gelijke kansen tussen aanbieders, met inbegrip van bestaande en potentiële aanbieders, bevorderen;

(d) een optimale verdeling tussen directe en eventuele periodieke betalingen bereiken, vooral gelet op de noodzaak om een snelle verdeling van netwerken en benutting van het radiospectrum overeenkomstig artikel 9, lid 4, onder b) en e), te bevorderen.

Dit lid doet geen afbreuk aan de toepassing van lid 5 ten aanzien van de omstandigheden die leiden tot verschillende tarieven tussen de aanbieders, die met het oog op het bevorderen van de effectieve concurrentie worden vastgelegd.

  • 4. 
    De nationale bevoegde autoriteiten mogen alleen verplichtingen opleggen om een minimale territoriale dekking te bereiken wanneer deze overeenkomstig artikel 9, lid 4, onder d), noodzakelijk en evenredig zijn om specifieke doelstellingen van algemeen belang op nationaal niveau te bereiken. Bij het opleggen van dergelijke verplichtingen moeten de nationale bevoegde autoriteiten rekening houden met:

(a) de reeds bestaande dekking van het nationale grondgebied door de bevoegde diensten of andere elektronische communicatiediensten;

(b) het minimaliseren van het aantal aanbieders die mogelijk aan deze verplichtingen onderworpen zijn;

(c) de mogelijkheid van lastenverdeling en wederkerigheid tussen de verschillende aanbieders, waaronder aanbieders van andere elektronische communicatiediensten;

(d) de benodigde investeringen om deze dekking te bereiken en de noodzaak om deze investeringen in de van toepassing zijnde vergoedingen weer te geven;

(e) de technische geschiktheid van de desbetreffende banden voor efficiënte levering van brede territoriale dekking.

  • 5. 
    Indien moet worden bepaald of een van de maatregelen ter bevordering van effectieve concurrentie zoals uiteengezet in artikel 5, lid 2, van Besluit nr. 243/2012/EG van het Europees Parlement en de Raad,[29] moeten worden opgelegd, moeten de nationale bevoegde autoriteiten hun besluit baseren op een objectieve, prospectieve beoordeling van het volgende, rekening houdend met marktomstandigheden en beschikbare benchmarks:

(a) de vraag of effectieve concurrentie al dan niet bij het ontbreken van dergelijke maatregelen zal worden gehandhaafd of bereikt, en

(b) de waarschijnlijke gevolgen van dergelijke tijdelijke maatregelen op de bestaande en toekomstige investeringen door marktdeelnemers.

  • 6. 
    De nationale bevoegde autoriteiten moeten bepalen onder welke voorwaarden ondernemingen een deel of het geheel van hun individuele gebruiksrechten voor het radiospectrum aan andere ondernemingen mogen overdragen of verhuren, met inbegrip van het delen van het radiospectrum. Bij het opleggen van dergelijke verplichtingen moeten de nationale bevoegde autoriteiten rekening houden met:

(a) het optimaliseren van het efficiënt gebruik van het radiospectrum overeenkomstig artikel 9, lid 4, onder b);

(b) het mogelijk maken van exploitatie van gunstige deelmogelijkheden;

(c) het verenigen van de belangen van bestaande en potentiële rechthebbenden;

(d) het creëren van een beter functionerende en meer liquide markt voor toegang tot het radiospectrum.

Dit lid doet geen afbreuk aan de toepassing van mededingingsregels op ondernemingen.

  • 7. 
    De nationale bevoegde autoriteiten staan het delen van passieve en actieve infrastructuur en de gezamenlijke verdeling van infrastructuur van draadloze breedbandcommunicatie toe, rekening houdend met:

(a) de toestand van de op infrastructuur gebaseerde concurrentie en eventuele op aanvullende diensten gebaseerde concurrentie;

(b) de vereisten van het efficiënt gebruik van het radiospectrum;

(c) verhoogde keuzemogelijkheden en een hoogwaardigere dienstverlening voor eindgebruikers;

(d) technologische innovatie.

Dit lid doet geen afbreuk aan de toepassing van mededingingsregels op ondernemingen.

Artikel 11 - Aanvullende bepalingen met betrekking tot de voorwaarden voor het gebruik van het radiospectrum

  • 1. 
    Wanneer de technische voorwaarden voor de beschikbaarheid en het efficiënte gebruik van het geharmoniseerde radiospectrum voor draadloze breedbandcommunicatie het mogelijk maken om het relevante radiospectrum onder een algemene regeling te gebruiken, vermijden de nationale bevoegde autoriteiten dat bijkomende voorwaarden worden opgelegd en voorkomen zij alternatief gebruik ten gevolge van de belemmering van de effectieve toepassing van een dergelijke harmoniseerde regeling.
  • 2. 
    De nationale bevoegde autoriteiten stellen machtigingsvoorwaarden vast volgens welke een individuele machtiging of een individueel gebruiksrecht kan worden geannuleerd of ingetrokken in het geval permanent verzuimd wordt gebruik te maken van het relevante radiospectrum. Voor de intrekking of annulering kan een passende vergoeding worden geboden wanneer het verzuim om het radiospectrum te gebruiken, te wijten is aan redenen die buiten de invloedssfeer van de aanbieder liggen en die objectief gerechtvaardigd kunnen worden.
  • 3. 
    In overeenstemming met de mededingingsregels en met het oog op het tijdig vrijmaken of delen van voldoende geharmoniseerd radiospectrum binnen kostenefficiënte banden voor draadloze breedbanddiensten met een hoge capaciteit, houden de nationale bevoegde autoriteiten rekening met de noodzaak om te voorzien in:

(a) passende vergoedingen of aanmoedigingspremies voor bestaande gebruikers van radiospectrum, of houders van een gebruiksrecht daarop, onder andere door deze op te nemen in het biedsysteem of middels een vast bedrag voor gebruiksrechten; of in

(b) aanmoedigingspremies die door de bestaande houders van het gebruiksrecht van het radiospectrum worden betaald.

  • 4. 
    De nationale bevoegde autoriteiten houden rekening met de noodzaak om overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Besluit nr. 243/2012/EG de passende minimale technologische prestatieniveaus voor verschillende banden aan te passen met het oog op de verbetering van de spectrale efficiëntie en onverminderd de krachtens Besluit nr. 676/2002 genomen maatregelen.

Bij de vaststelling van deze niveaus dienen zij met name:

(a) rekening te houden met de cycli van de technologische ontwikkeling en vernieuwing van de apparatuur, in het bijzonder eindapparatuur; en

(b) het principe van technologische neutraliteit toe te passen om het gespecificeerde prestatieniveau te bereiken overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2002/21/EG.

Artikel 12 - Harmonisatie van bepaalde machtigingsvoorwaarden op het gebied van draadloze breedbandcommunicatie

  • 1. 
    De nationale bevoegde autoriteiten stellen een tijdschema op voor de toekenning van gebruiksrechten of de verlenging van deze rechten overeenkomstig de voorwaarden van de bestaande rechten, die van toepassing zijn op het geharmoniseerde radiospectrum voor draadloze breedbandcommunicatie.

De duur van het gebruiksrecht of de data voor opeenvolgende vernieuwingen worden lang voorafgaand aan de relevante procedure opgenomen in het tijdschema zoals bedoeld in de eerste alinea. Bij de opstelling van de tijdsschema’s, duur en hernieuwingscycli wordt rekening gehouden met de noodzaak voor een voorspelbaar investeringsklimaat, de effectieve mogelijkheid om alle relevante nieuwe radiospectrumbanden vrij te geven die voor draadloze breedbandcommunicatie zijn geharmoniseerd en de periode voor de afschrijving van investeringen tegen concurrerende voorwaarden.

  • 2. 
    Met het oog op het waarborgen van een coherente uitvoering van lid 1 in de gehele Unie en vooral het in staat stellen van de gesynchroniseerde beschikbaarheid van draadloze diensten binnen de Unie, kan de Commissie, door middel van uitvoeringshandelingen:

(a) een gemeenschappelijk schema opstellen voor de Unie als geheel, of aangepast aan de omstandigheden van verschillende categorieën lidstaten, de datum of data waarop de gebruiksrechten voor een geharmoniseerde band of een combinatie van complementaire geharmoniseerde banden zullen worden verleend en het feitelijk gebruik van het radiospectrum zal worden toegestaan voor exclusieve of gedeeltelijke levering van draadloze breedbandcommunicatie in de gehele Unie;

(b) een minimale duur voor de toegewezen rechten binnen de geharmoniseerde banden bepalen;

(c) een gesynchroniseerde verval- of hernieuwingsdatum voor de gehele Unie bepalen in het geval van toegewezen rechten die niet voor onbepaalde tijd zijn;

(d) de vervaldatum van de bestaande gebruiksrechten van geharmoniseerde banden buiten die voor draadloze breedbandcommunicatie bepalen, of, in het geval van rechten van onbepaalde duur, de datum waarop het gebruiksrecht zal worden aangepast, om het aanbieden van draadloze breedbandcommunicatie toe te staan.

Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 33, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

  • 3. 
    De Commissie kan tevens uitvoeringshandelingen vaststellen die de vervaldatum of vernieuwingsdatum van individuele gebruiksrechten voor het radiospectrum voor draadloze breedbandcommunicatie in geharmoniseerde banden harmoniseert, die reeds bestaan op de datum van vaststelling van deze handelingen, met het oog op de synchronisatie van de vernieuwingsdatum of de herplaatsing van de gebruiksrechten voor dergelijke banden, met inbegrip van mogelijke synchronisatie met de datum van verlenging of herschikking van andere banden die middels uitvoeringsmaatregelen overeenkomstig lid 2 of dit lid zijn geharmoniseerd. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 33, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Wanneer in dit lid bedoelde uitvoeringshandelingen een geharmoniseerde datum voor vernieuwing of herschikking van de gebruiksrechten voor het radiospectrum definiëren die na de vervaldatum of vernieuwingsdatum van bestaande individuele gebruiksrechten van het radiospectrum in een van de lidstaten valt, verlengen de nationale bevoegde autoriteiten de bestaande rechten tot de geharmoniseerde datum onder dezelfde voorheen geldende materiële machtigingsvoorwaarden, met inbegrip van de toepasselijke periodieke vergoedingen.

Wanneer de overeenkomstig de tweede alinea toegekende verlenging significant is ten opzichte van de oorspronkelijke duur van het gebruiksrecht, mag de nationale bevoegde instantie de verlenging van de gebruiksrechten onderwerpen aan enige aanpassing van de voorheen geldende machtigingsvoorwaarden die in het licht van de gewijzigde omstandigheden noodzakelijk zijn, met inbegrip van het opleggen van extra kosten. Deze extra kosten worden gebaseerd op een pro rata temporis toepassing op de initiële vergoeding voor de oorspronkelijke gebruiksrechten die uitdrukkelijk op basis van de oorspronkelijk geplande duur werd berekend.

De in dit lid bedoelde uitvoeringshandelingen vereisen geen verkorting van de duur van de bestaande gebruiksrechten binnen een lidstaat, behalve overeenkomstig artikel 14, lid 2, van Richtlijn 2002/20/EG en zijn niet van toepassing op bestaande rechten van onbepaalde duur.

Wanneer de Commissie overeenkomstig lid 2 een uitvoeringshandeling aanneemt, kan zij de bepalingen van dit lid mutatis mutandis toepassen op de eventuele gebruiksrechten van de betrokken geharmoniseerde band voor draadloze breedband.

  • 4. 
    Bij het aannemen van de in de leden 2 en 3 bedoelde uitvoeringshandelingen houdt de Commissie rekening met:

(a) de in artikel 9 bedoelde regelgevingsbeginselen;

(b) objectieve verschillen binnen de Unie met betrekking tot de behoefte aan extra radiospectrum voor het aanbieden van draadloze breedband, rekening houdend met het gemeenschappelijke radiospectrum dat nodig is voor geïntegreerde netwerken met dekking over meerdere lidstaten;

(c) de voorspelbaarheid van de exploitatievoorwaarden voor bestaande gebruikers van het radiospectrum;

(d) de oppak-, ontwikkelings- en investeringscycli van opeenvolgende generaties draadloze breedbandtechnologieën;

(e) de vraag onder eindgebruikers naar draadloze breedbandcommunicatie met een hoge capaciteit.

Bij de bepaling van de tijdschema’s voor verschillende categorieën lidstaten die nog geen individuele gebruiksrechten hebben verleend en gebruik van de geharmoniseerde band in kwestie reeds hebben toegestaan, houdt de Commissie rekening met eventuele opmerkingen van de lidstaten met betrekking tot de wijze waarop de radiospectrumrechten historisch zijn toegekend, de gronden van beperking zoals bedoeld in artikel 9, leden 3 en 4, van Richtlijn 2002/21/EG, de mogelijke noodzaak om de band in kwestie te ontruimen, de effecten op het gebied van concurrentie of geografische of technische beperkingen, rekening houdend met het effect op de interne markt. De Commissie zorgt ervoor dat de uitvoering niet onnodig wordt uitgesteld en dat alle variaties in de tijdschema’s tussen de lidstaten niet leidt tot te grote verschillen in de concurrentiepositie of regelgeving tussen de lidstaten.

  • 5. 
    Het in lid 2 bepaalde doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om gebruiksrechten te verlenen en daadwerkelijk gebruik van een geharmoniseerde band voorafgaand aan het aannemen van een uitvoeringhandeling met betrekking tot deze band toe te staan, met inachtneming van de tweede alinea van dit lid, of voorafgaand aan de geharmoniseerde datum voor een uitvoeringshandeling voor deze band.

Wanneer nationale bevoegde autoriteiten voorafgaand aan de vaststelling van uitvoeringshandelingen gebruiksrechten verlenen voor geharmoniseerde banden stellen zij voorwaarden op voor een dergelijke toekenning en met name voorwaarden met betrekking tot de duur, op een zodanige wijze dat de belanghebbenden van deze gebruiksrechten er op worden gewezen dat de Commissie uitvoeringshandelingen in overeenstemming met lid 2 tot vaststelling van een minimale duur van dergelijke rechten of een gesynchroniseerde afloop- of verleningscyclus voor de gehele Unie heeft aangenomen. Deze alinea is niet van toepassing op het verlenen van rechten van onbepaalde duur.

  • 6. 
    Voor de geharmoniseerde banden waarvoor een gemeenschappelijk tijdschema voor het verlenen van gebruiksrechten en het daadwerkelijke gebruik is opgenomen in een uitvoeringshandeling in overeenstemming met lid 2, verstrekken de nationale bevoegde autoriteiten tijdig voldoende gedetailleerde informatie aan de Commissie om de naleving te waarborgen. De Commissie kan uitvoeringshandelingen aannemen waarin het formaat en de procedures voor het verstrekken van dergelijke informatie worden vastgesteld. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 33, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Wanneer de Commissie, na de herziening van dergelijke gedetailleerde plannen die door een lidstaat zijn verstrekt, van oordeel is dat het onwaarschijnlijk is dat de betreffende lidstaat in staat is om aan het van toepassing zijnde tijdschema te voldoen, kan de Commissie een besluit nemen om middels een uitvoeringhandeling de lidstaat te verplichten zijn plannen op een passende manier aan te passen om de naleving te waarborgen.

Artikel 13 –Coördinatie van de machtigingsprocedures en -voorwaarden voor het gebruik van het radiospectrum voor draadloos breedband in de interne markt

  • 1. 
    Wanneer een nationale bevoegde autoriteit voornemens is het gebruik van het radiospectrum te onderwerpen aan een algemene machtiging of individuele gebruiksrechten voor het radiospectrum te verlenen, of om overeenkomstig artikel 14 van Richtlijn 2002/20/EG verplichtingen met betrekking tot het gebruik van het radiospectrum vast te stellen, stelt zij haar ontwerpmaatregel, samen met de motivering ervan, ter beschikking van de Commissie en van de voor het radiospectrum bevoegde autoriteiten van andere lidstaten, in voorkomend geval na het afronden van de in artikel 6 van Richtlijn 2002/21/EG bedoelde openbare raadpleging en in ieder geval pas in een stadium van de voorbereiding die het mogelijk maakt de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten voldoende en stabiele informatie over alle relevante kwesties te verstrekken.

De nationale bevoegde autoriteit verstrekt informatie waarin, indien van toepassing, ten minste de volgende zaken staan beschreven:

(a) type machtigingsproces;

(b) timing van het machtigingsproces;

(c) duur van de gebruiksrechten;

(d) type en hoeveelheid beschikbaar radiospectrum, als geheel of voor een bepaalde onderneming;

(e) bedrag en structuur van de te betalen vergoedingen;

(f) compensatie of prikkels met betrekking tot de ontruiming of het delen van het radiospectrum door bestaande gebruikers;

(g) dekkingsverplichtingen;

(h) groothandelstoegang, nationale of regionale roamingvereisten;

(i) reservering van radiospectrum voor bepaalde soorten aanbieders, of de uitsluiting van bepaalde soorten aanbieders;

(j) voorwaarden met betrekking tot de toewijzing, overdracht of accumulatie van gebruiksrechten;

(k) mogelijkheden om radiospectrum op een gedeelde basis te gebruiken;

(l) delen van infrastructuur;

(m) minimale technologische prestatieniveaus;

(n) toegepaste beperkingen overeenkomstig artikel 9, leden 3 en 4, van Richtlijn 2002/21/EG;

(o) herroeping of intrekking van één of meerdere gebruiksrechten of een wijziging van de gebruiksrechten of voorwaarden verbonden aan dergelijke rechten die niet als minimaal kunnen worden gezien in de zin van artikel 14, lid 1, van Richtlijn 2002/20/EG.

  • 2. 
    De nationale bevoegde autoriteiten en de Commissie kunnen binnen een termijn van twee maanden opmerkingen indienen bij de bevoegde instantie. Deze termijn van twee maanden wordt niet verlengd.

Bij de in dit artikel bedoelde beoordeling van de ontwerpmaatregel houdt de Commissie in het bijzonder rekening met:

(a) de voorwaarden van Richtlijnen 2002/20/EG en 2002/21/EG en Besluit nr. 243/2012/EG;

(b) de in artikel 9 bedoelde regelgevingsbeginselen;

(c) de relevante criteria voor bepaalde specifieke voorwaarden uiteengezet in artikel 10 en de aanvullende voorwaarden uiteengezet in artikel 11;

(d) eventuele uitvoeringshandelingen die overeenkomstig artikel 12 zijn vastgesteld;

(e) samenhang met recente, lopende of geplande procedures in andere lidstaten en mogelijke gevolgen voor de handel tussen de lidstaten.

Indien de Commissie de bevoegde instantie er binnen deze termijn van op de hoogte stelt dat de ontwerpmaatregel een belemmering vormt voor de interne markt of dat zij ernstige twijfels heeft over de verenigbaarheid met het Unierecht, wordt de aanneming van de ontwerpmaatregel nog twee maanden langer uitgesteld. De Commissie informeert in dat geval ook de bevoegde instanties van de andere lidstaten over haar standpunt ten aanzien van de ontwerpmaatregel.

  • 3. 
    Binnen de in lid 2 vastgelegde aanvullende termijn van twee maanden werken de Commissie en de desbetreffende bevoegde instantie nauw samen om de meest geschikte en effectieve maatregel in het licht van de in lid 2 vastgestelde criteria te vinden, rekening houdend met het standpunt van marktdeelnemers en de noodzaak om de ontwikkeling van een consistente regelgevende praktijk te waarborgen.
  • 4. 
    De bevoegde instantie kan in elke fase van de procedure haar ontwerpmaatregel wijzigen, zoveel mogelijk rekening houdend met de in lid 2 bedoelde opmerkingen van de Commissie.
  • 5. 
    Binnen de in lid 2 bedoelde aanvullende periode van twee maanden kan de Commissie:
  • a) 
    een ontwerpbesluit aan het communicatiecomité presenteren waarin verzocht wordt de ontwerpmaatregel van de bevoegde instantie in te trekken. Het ontwerpbesluit gaat vergezeld van een gedetailleerde en objectieve analyse van de redenen waarom de Commissie van mening is dat de aangemelde ontwerpmaatregel niet moet worden aangenomen, samen met specifieke voorstellen tot wijziging van de ontwerpmaatregel; of
  • b) 
    een besluit nemen haar standpunt ten aanzien van de betrokken ontwerpmaatregel te wijzigen.
  • 6. 
    Indien de Commissie geen ontwerpbesluit zoals bedoeld in lid 5, onder a), heeft voorgelegd of een beslissing neemt zoals omschreven in lid 5, onder b), kan de betrokken bevoegde autoriteit de ontwerpmaatregel aannemen.

Indien de Commissie een ontwerpbesluit zoals bedoeld in lid 5, onder a), heeft voorgelegd, mag de ontwerpmaatregel voor een periode van ten hoogste van zes maanden na de kennisgeving overeenkomstig lid 2, niet door de bevoegde instantie worden aangenomen.

De Commissie kan besluiten om haar standpunt ten opzichte van de betrokken ontwerpmaatregel gedurende elk stadium van de procedure te wijzigen, ook na de indiening van een ontwerpbesluit aan het communicatiecomité.

  • 7. 
    De Commissie neemt elk besluit om de bevoegde instantie te verplichten haar ontwerpmaatregel in te trekken, door middel van uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 33, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
  • 8. 
    Wanneer de Commissie overeenkomstig lid 7 een besluit heeft genomen, wijzigt de bevoegde instantie de ontwerpmaatregel of trekt zij deze in binnen zes maanden na de datum van kennisgeving van het besluit van de Commissie. Wanneer de ontwerpmaatregel wordt gewijzigd, organiseert de bevoegde instantie, indien nodig, een openbare raadpleging en stelt zij de gewijzigde ontwerpmaatregel overeenkomstig lid 1 ter beschikking van de Commissie.
  • 9. 
    De betrokken bevoegde instantie houdt zoveel mogelijk rekening met eventuele opmerkingen van de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie en kan, behalve in gevallen bedoeld in lid 2, derde alinea, lid 6, tweede alinea en lid 7, de uiteindelijke ontwerpmaatregel aannemen en de Commissie hiervan op de hoogte stellen.
  • 10. 
    De bevoegde instantie brengt de Commissie op de hoogte van de resultaten van de procedure waarop haar maatregel betrekking heeft zodra deze procedure is afgerond.

Artikel 14 – Toegang tot lokale radionetwerken

  • 1. 
    De nationale bevoegde autoriteiten maken het mogelijk dat het publiek via lokale radionetwerken toegang krijgt tot het netwerk van een aanbieder van elektronische communicatie en maken ook het gebruik van het geharmoniseerde radiospectrum voor dergelijke toegang mogelijk, hetgeen uitsluitend aan een algemene machtiging kan worden onderworpen.
  • 2. 
    De nationale bevoegde autoriteiten belemmeren de aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek niet toegang tot hun netwerken te verlenen via lokale radionetwerken die zich mogelijk op terreinen of in gebouwen van een eindgebruiker bevinden, mits de algemene machtigingsvoorwaarden worden nageleefd en de eindgebruiker hiervoor uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven.
  • 3. 
    Aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek mogen de volgende rechten niet eenzijdig beperken:
  • a) 
    het recht van de eindgebruikers om toe te treden tot de lokale radionetwerken van hun keuze, aangeboden door derden;
  • b) 
    het recht van de eindgebruikers om wederzijds of meer in het algemeen andere eindgebruikers toegang te verlenen tot de netwerken van dergelijke aanbieders via lokale radionetwerken, onder meer op basis van initiatieven van derde partijen die de lokale radionetwerken van verschillende eindgebruikers samenbrengen en openbaar toegankelijk maken.
  • 4. 
    De nationale bevoegde autoriteiten mogen het recht van de eindgebruikers om wederzijds of meer in het algemeen andere eindgebruikers toegang te verlenen tot de netwerken van dergelijke aanbieders via lokale radionetwerken, onder meer op basis van initiatieven van derde partijen die de lokale radionetwerken van verschillende eindgebruikers samenbrengen en openbaar toegankelijk maken, niet beperken.
  • 5. 
    De nationale bevoegde autoriteiten mogen het verlenen van publieke toegang tot lokale radionetwerken niet beperken:

(a) door overheidsinstanties op of in de onmiddellijke nabijheid van terreinen of gebouwen waar die overheidsinstanties gevestigd zijn, wanneer dit ondergeschikt is aan de openbare diensten die daar worden aangeboden;

(b) door initiatieven van niet-gouvernementele organisaties of overheden om de lokale radionetwerken van verschillende eindgebruikers samen te brengen en onderling of meer algemeen toegankelijk te maken, met inbegrip van, indien van toepassing, de lokale radionetwerken waartoe publieke toegang wordt verleend zoals bedoeld onder a).

  • 6. 
    Een onderneming, overheidsinstantie of andere eindgebruiker wordt niet geacht een aanbieder van elektronische communicatie voor het publiek te zijn louter op grond van het feit dat publieke toegang tot lokale radionetwerken wordt verleend, wanneer dat niet commercieel van aard is of ondergeschikt is aan een andere commerciële activiteit of openbare dienst die niet afhankelijk is van de overdracht van signalen via dergelijke netwerken.

Artikel 15 – Implementatie en exploitatie van draadloze toegangspunten met klein bereik

  • 1. 
    De nationale bevoegde autoriteiten staan de implementatie, aansluiting en exploitatie van discrete draadloze toegangspunten met klein bereik onder de algemene machtiging toe en belemmeren de implementatie, aansluiting en exploitatie niet onnodig middels individuele stedenbouwkundige vergunningen of op een andere manier wanneer dit gebruik in overeenstemming is met de overeenkomstig lid 2 aangenomen uitvoeringsmaatregelen.

Dit lid doet geen afbreuk aan het machtigingsstelsel voor het radiospectrum om draadloze toegangspunten met klein bereik te bedienen.

  • 2. 
    Voor de toepassing van een uniforme uitvoering van het algemene machtigingsproces voor de implementatie, aansluiting en exploitatie van draadloze toegangspunten met klein bereik op grond van lid 1, kan de Commissie, door middel van een uitvoeringshandeling, technische kenmerken voor het ontwerp, implementatie en exploitatie van draadloze toegangspunten met klein bereik specificeren. Als deze technische specificaties worden nageleefd zal het discrete karakter bij gebruik binnen verschillende lokale contexten worden gewaarborgd. De Commissie specificeert deze technische kenmerken aan de hand van de maximale grootte, kracht en elektromagnetische eigenschappen, evenals de visuele impact van de ingezette draadloze toegangspunten met klein bereik. Deze technische kenmerken voor het gebruik van draadloze toegangspunten met klein bereik moeten ten minste voldoen aan de eisen van Richtlijn 2013/35/EU[30] en aan de drempels zoals uiteengezet in Aanbeveling 1999/519/EG van de Raad.[31]

De gespecificeerde kenmerken voor de implementatie, aansluiting en exploitatie van draadloze toegangspunten met klein bereik die kunnen profiteren van lid 1, doen geen afbreuk aan de essentiële vereisten van Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van dergelijke producten.[32]

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 33, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 16 – Radiospectrum-coördinatie tussen de lidstaten

  • 1. 
    Onverminderd hun verplichting uit hoofde van de internationale overeenkomsten, waaronder ITU-radioregulering, verzekeren de nationale bevoegde autoriteiten dat het gebruik van het radiospectrum op hun grondgebied is georganiseerd en nemen zij met name alle nodige maatregelen inzake radiospectrumtoewijzing opdat geen enkele andere lidstaat wordt belemmerd in het toestaan van gespecificeerde geharmoniseerde banden op haar grondgebied in overeenstemming met de EU-wetgeving.
  • 2. 
    Lidstaten werken nauw met elkaar samen op het gebied van grensoverschrijdende coördinatie van het gebruik van het radiospectrum om de naleving van lid 1 te waarborgen en te verzekeren dat geen enkele lidstaat een billijke toegang tot het radiospectrum wordt ontzegd.
  • 3. 
    Elke betrokken lidstaat kan de beleidsgroep radiospectrum verzoeken om van haar goede diensten gebruik te maken om zich en andere lidstaten te laten bijstaan bij de naleving van dit artikel.

De Commissie kan uitvoeringsmaatregelen aannemen om te verzekeren dat de gecoördineerde resultaten aan het voorschrift van gelijke toegang tot het radiospectrum tussen de betrokken lidstaten voldoen, om de praktische inconsistenties tussen de verschillende gecoördineerde resultaten tussen de verschillende lidstaten op te lossen of om de handhaving van de gecoördineerde oplossingen onder de EU-wetgeving uit te voeren. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 33, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Afdeling 2 – Europese virtuele toegangsproducten

Artikel 17 – Europese virtuele breedbandtoegangsproducten

  • 1. 
    De verstrekking van een virtueel breedbandtoegangsproduct opgelegd in overeenstemming met de artikelen 8 en 12 van Richtlijn 2002/19/EG wordt beschouwd als de verstrekking van een Europees virtueel breedbandtoegangsproduct als het wordt verstrekt overeenkomstig de minimale parameters die zijn opgenomen voor de in bijlage 1 genoemde  aanbiedingen  en cumulatief aan de volgende inhoudelijke vereisten voldoet:

(a) potentieel om als een hoogwaardig product in de Unie te worden verkocht;

(b) maximale mate van netwerk- en dienstinteroperabiliteit en non-discriminerend netwerkbeheer tussen aanbieders, consistent met netwerktopologie;

(c) capaciteit om eindgebruikers te dienen tegen concurrerende voorwaarden;

(d) kostenefficiëntie, rekening houdend met de capaciteit om op bestaande en nieuwe netwerken te worden uitgevoerd en samen te gaan met andere toegangsproducten die op dezelfde netwerkinfrastructuur worden verstrekt;

(e) operationele effectiviteit, in het bijzonder ten aanzien van, voor zover mogelijk, het beperken van implementatie-obstakels en kosten voor virtuele breedbandtoegangsaanbieders en virtuele breedbandtoegangszoekers;

(f) ten aanzien van de regels voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, persoonsgegevens, beveiliging en integriteit en transparantie van netwerken in overeenstemming met het Unierecht.

  • 2. 
    De Commissie wordt gemachtigd om gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 32 om bijlage I in het licht van de markt en technologische ontwikkelingen aan te passen, om te kunnen blijven voldoen aan de in lid 1 genoemde inhoudelijke vereisten.

Artikel 18 – Regelgevende voorwaarden met betrekking tot Europese virtuele breedbandtoegangsproducten

  • 1. 
    Een nationale regelgevende instantie die eerder overeenkomstig de artikelen 8 en 12 van die richtlijn aan een aanbieder enige verplichting heeft opgelegd om groothandeltoegang te verlenen aan een nieuwe-generatienetwerk, gaat na of het passend en evenredig zou zijn om in de plaats daarvan een verplichting op te leggen om een Europees virtueel breedbandtoegangsproduct te leveren dat minimaal gelijkwaardige functionaliteiten biedt als het eerder opgelegde groothandeltoegangsproduct.

De nationale regelgevende instanties zoals bedoeld in de eerste alinea, verrichten de vereiste beoordeling van bestaande groothandeltoegangsoplossingen zo snel mogelijk na de inwerkingtreding van deze verordening, ongeacht het tijdstip van de analyse van de relevante markten overeenkomstig artikel 16, lid 6, van Richtlijn 2002/21/EG.

Wanneer een nationale regelgevende instantie die eerder de verplichting tot de verstrekking van virtuele breedbandtoegang heeft opgelegd na haar beoordeling overeenkomstig de eerste alinea van mening is dat een Europees breedbandtoegangsproduct niet geschikt is voor de specifieke omstandigheden, neemt zij volgens de procedure van de artikelen 6 en 7 van Richtlijn 2002/21/EG een beargumenteerde verklaring op in haar ontwerpmaatregel.

  • 2. 
    Wanneer een nationale regelgevende instantie voornemens is om een verplichting om overeenkomstig artikelen 8 en 12 van Richtlijn 2002/19/EG groothandelstoegang te verstrekken aan een netwerk van de nieuwe generatie aan de aanbieder op te leggen, houdt zij, naast de in artikel 12, lid 2, van deze richtlijn genoemde factoren, met name rekening met de respectieve verdiensten van het opleggen van

(i) een passieve groothandelsinvoer zoals fysieke ontbundelde toegang tot het lokale aansluitnetwerk of het sub-netwerk;

(ii) een niet-fysieke of virtuele groothandelsinvoer die vergelijkbare functionaliteiten biedt en met name een Europees virtueel breedbandtoegangsproduct dat aan de materiële voorwaarden en parameters voldoet zoals uiteengezet in artikel 17, lid 1, en bijlage I, punt 1, van deze verordening.

  • 3. 
    In afwijking van artikel 12, lid 3, van Richtlijn 2002/19/EG legt een nationale regelgevende instantie, wanneer zij voornemens is om een aanbieder te verplichten om overeenkomstig de artikelen 8 en 12 van die richtlijn een virtuele breedbandtoegang te verstrekken, de verplichting op om een Europees virtueel breedbandtoegangsproduct te verstrekken dat de meest relevante functionaliteiten heeft om aan de in de beoordeling vastgestelde regelgevingsbehoeften te voldoen. Wanneer een nationale regelgevende instantie van mening is dat een Europees virtueel breedbandtoegangsproduct niet geschikt is voor de specifieke omstandigheden, neemt zij volgens de in de artikelen 6 en 7 van Richtlijn 2002/21/EG bedoelde procedure een beargumenteerde verklaring op in haar ontwerpmaatregel.
  • 4. 
    Tijdens de uit hoofde van leden 1, 2 of 3 noodzakelijke beoordeling of er een verplichting tot het verstrekken van een Europees breedbandtoegangsproduct moet worden opgelegd of niet, houdt de nationale regelgevende instantie rekening met het belang van convergente reglementaire voorwaarden voor groothandelstoegangsoplossingen voor de gehele Unie, de huidige en toekomstige staat van de op infrastructuur gebaseerde concurrentie en de evolutie van marktomstandigheden ten aanzien van de verstrekking van concurrerende nieuwe- generatienetwerken, investeringen respectievelijk gedaan door ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht en de toegangszoekers, en de afschrijvingsperiode voor dergelijke investeringen.

De nationale regelgevende instantie stelt zo nodig een overgangsperiode in voor de vervanging van een bestaand groothandelstoegangsproduct door een Europees virtueel toegangsproduct.

  • 5. 
    In afwijking van artikel 9, lid 3, van Richtlijn 2002/19/EG zorgen de nationale regelgevende instanties ervoor dat, wanneer een aanbieder de verplichting heeft onder artikelen 8 en 12 van deze richtlijn om een Europees virtueel breedbandtoegangsproduct te verstrekken, een referentie-offerte wordt gepubliceerd die ten minste de elementen bevat die zijn opgenomen in bijlage I, punten 1, 2 en 3, afhankelijk van welk punt van toepassing is.
  • 6. 
    In afwijking van artikel 16, lid 3, van Richtlijn 2002/21/EG legt een nationale regelgevende instantie geen verplichte opzegtermijn op voor het intrekken van een eerder opgelegde verplichting om een Europees virtueel breedbandtoegangsproduct te verstrekken dat voldoet aan de materiële verplichtingen en parameters overeenkomstig artikel 17, lid 1, en bijlage I, punt 2, van deze verordening, als de betrokken aanbieder dit product op verzoek van derde partijen vrijwillig onder eerlijke en redelijke voorwaarden voor een verdere periode van drie jaar beschikbaar stelt.
  • 7. 
    Wanneer een nationale regelgevende instantie, in het kader van een beoordeling overeenkomstig lid 2 of 3, afweegt of zij prijscontroles moet opleggen of handhaven overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2002/19/EG voor groothandelstoegang aan netwerken van een nieuwe generatie, hetzij middels een van de Europese virtuele breedbandtoegangsproducten of anderszins, houdt zij rekening met de stand van de concurrentie met betrekking tot de prijzen, keuze en kwaliteit van de producten op kleinhandelsniveau. Zij houdt rekening met de doeltreffendheid van de bescherming tegen discriminatie op groothandelsniveau en de stand van de op infrastructuur gebaseerde concurrentie van andere vaste lijnen of draadloze netwerken, en geeft daarbij het nodige gewicht aan de rol van de bestaande op infrastructuur gebaseerde concurrentie tussen nieuwe generatie netwerken bij het bereiken van verdere verbeteringen voor eindgebruikers, om te bepalen of de prijscontroles voor groothandelstoegang in dit specifieke geval niet noodzakelijk of evenredig zijn.

Artikel 19 – Connectiviteitsproduct met gegarandeerde kwaliteit van dienst (ASQ)

  • 1. 
    Elke aanbieder heeft het recht om een Europees connectiviteitsproduct met ASQ te verstrekken als omschreven in lid 4.
  • 2. 
    Zoals gespecificeerd in lid 4 moet elke aanbieder elk redelijk verzoek voor de verstrekking van een Europees connectiviteitsproduct met ASQ schriftelijk ingediend door een erkende aanbieder van elektronische communicatiediensten, honoreren. Elke weigering om een Europees ASQ product te verstrekken, moet op objectieve criteria worden gebaseerd. De aanbieder deelt binnen één maand na het schriftelijk verzoek de redenen voor een eventuele afwijzing mee.

Het feit dat de partij die om de levering van een Europees connectiviteitsproduct met ASQ verzoekt, niet in staat is of niet bereid is, hetzij binnen de Unie, hetzij in een derde land, onder redelijke voorwaarden een Europees connectiviteitsproduct met ASQ ter beschikking te stellen van de aangezochte partij, wordt geacht een objectieve weigeringsgrond te zijn.

  • 3. 
    Indien het verzoek wordt afgewezen of wanneer er binnen twee maanden na het schriftelijk verzoek geen overeenkomst wordt bereikt over specifieke voorwaarden met inbegrip van de prijs, hebben beide partijen overeenkomstig artikel 20 van Richtlijn 2002/21/EG het recht om de kwestie aan de betrokken nationale regelgevende instantie voor te leggen. In een dergelijk geval kan artikel 3, lid 6, van deze verordening van toepassing zijn.
  • 4. 
    De verstrekking van een connectiviteitsproduct zal als de verstrekking van een Europees connectiviteitsproduct met ASQ worden beschouwd wanneer het product overeenkomstig de minimale parameters in bijlage II wordt verstrekt en cumulatief aan de volgende inhoudelijke eisen voldoet:

(a) potentieel om als een hoogwaardig product in de Unie te worden verkocht;

(b) het in staat stellen van dienstverleners om aan de behoeften van hun eindgebruikers te voldoen;

(c) kosteneffectiviteit met inachtneming van bestaande oplossingen die op dezelfde netwerken kunnen worden verstrekt;

(d) operationele effectiviteit, met name ten aanzien van, voor zover mogelijk, het beperken van implementatie-obstakels en ontwikkelingskosten voor klanten; en

(e) het waarborgen van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, persoonsgegevens, beveiliging en integriteit en transparantie van netwerken in overeenstemming met het Unierecht.

  • 5. 
    De Commissie wordt gemachtigd om gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 32 om bijlage II in het licht van de markt en technologische ontwikkelingen aan te passen, om te kunnen blijven voldoen aan de in lid 4 genoemde inhoudelijke eisen.

Artikel 20 – Maatregelen met betrekking tot Europese toegangsproducten

  • 1. 
    Uiterlijk op 1 januari 2016 neemt de Commissie uitvoeringshandelingen aan die de uniforme technische en methodologische voorwaarden voor de implementatie van een Europees virtueel breedbandtoegangsproduct zoals bedoeld in artikel 17 en bijlage I, punt 1, vastleggen in overeenstemming met de criteria en parameters die daarin zijn gespecificeerd en die de gelijkwaardigheid waarborgen van de functionaliteit van een dergelijk virtueel groothandeltoegangsproduct voor nieuwe-generatienetwerken met die van fysiek ontbundelde toegangsproducten. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 33, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
  • 2. 
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met uniforme technische en methodologische regels voor de implementatie voor één of meerdere Europese toegangsproducten in de zin van artikelen 17 en 19 en bijlage I, punten 2 en 3, en bijlage II, overeenkomstig de daarin gespecificeerde criteria en parameters. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 33, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Hoofdstuk IV Geharmoniseerde rechten van eindgebruikers

Artikel 21 – Afschaffing van beperkingen en discriminatie

  • 1. 
    De vrijheid van eindgebruikers om openbare elektronische-communicatienetwerken of openbare elektronische-communicatiediensten te gebruiken die door een onderneming in een andere lidstaat worden aangeboden, wordt niet door overheidsinstanties beperkt.
  • 2. 
    Aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek mogen eindgebruikers geen discriminerende eisen of voorwaarden opleggen op basis van de nationaliteit of verblijfplaats van de eindgebruikers voor de toegang of het gebruik, tenzij dit objectief gerechtvaardigd is.
  • 3. 
    Tenzij dat objectief gerechtvaardigd is, rekenen aanbieders van elektronische-communicatiediensten aan het publiek geen tarieven aan voor intra-EU-communicatie die in een andere lidstaat eindigt, die hoger zijn dan:
  • a) 
    wat vaste communicatie betreft, de tarieven voor binnenlandse lange-afstandscommunicatie;
  • b) 
    wat mobiele communicatie betreft, de euro-tarieven voor gereguleerde spraak- en SMS-roaming, respectievelijk vastgesteld in Verordening (EG) nr. 531/2012.

Artikel 22 - Grensoverschrijdende geschillenbeslechting

  • 1. 
    De buitengerechtelijke procedures die overeenkomstig artikel 34, lid 1, van Richtlijn 2002/22/EG zijn vastgesteld, zijn ook van toepassing op geschillen over contracten tussen consumenten en andere eindgebruikers, voor zover deze buitengerechtelijke procedures ook voor hen openstaan, en aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek die in een andere lidstaat gevestigd zijn. Op geschillen die binnen de werkingssfeer van Richtlijn 2013/11/EU[33] vallen, zijn de bepalingen van deze richtlijn van toepassing.

Artikel 23 – Vrij aanbieden en gebruiken van open internettoegang en redelijk verkeersbeheer

  • 1. 
    Eindgebruikers zijn vrij om toegang te krijgen tot informatie en inhoud en deze te delen, toepassingen uit te voeren en de diensten van hun keuze via hun dienst voor internettoegang te gebruiken.

Eindgebruikers zijn vrij om met aanbieders van internettoegangsdiensten overeenkomsten te sluiten over datavolumes en snelheden, en overeenkomstig dergelijke overeenkomsten over datavolumes, gebruik te maken van aanbiedingen van aanbieders van internetinhoud, toepassingen en diensten.

  • 2. 
    Eindgebruikers zijn ook vrij om met aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek of met aanbieders van inhoud, toepassingen en diensten, overeenkomsten te sluiten voor het leveren van gespecialiseerde diensten met een verbeterde kwaliteit.

Om eindgebruikers gespecialiseerde diensten te kunnen aanbieden, kunnen aanbieders van inhoud, toepassingen en diensten en aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek, met elkaar overeenkomsten sluiten over de levering van de gerelateerde datavolumes of verkeer als speciale diensten van een bepaalde kwaliteit of met een toepassingsspecifieke capaciteit. Het verlenen van gespecialiseerde diensten mag de kwaliteit van de diensten inzake internettoegang niet herhaaldelijk of voortdurend verzwakken.

  • 3. 
    Dit artikel doet geen afbreuk aan de Unie- of nationale wetgeving met betrekking tot de rechtmatigheid van de verspreide informatie, inhoud, toepassingen of diensten.
  • 4. 
    Het uitoefenen van de vrijheden zoals beschreven in de leden 1 en 2 wordt vergemakkelijkt door het verstrekken van volledige informatie overeenkomstig artikel 25, lid 1, artikel 26, lid 2, en artikel 27, leden 1 en 2.
  • 5. 
    Binnen de grenzen van contractueel overeengekomen datavolumes en snelheden mogen aanbieders van internettoegangsdiensten de vrijheden zoals beschreven in lid 1 niet belemmeren door specifieke inhoud, toepassingen, diensten of specifieke klassen daarvan te blokkeren, vertragen, degraderen of discrimineren, behalve in gevallen waarin het noodzakelijk is om redelijke verkeersbeheermaatregelen te nemen. Redelijke verkeersbeheermaatregelen moeten transparant, niet-discriminerend, evenredig en noodzakelijk zijn om:
  • a) 
    de uitvoering van een wettelijke bepaling of een rechterlijke uitspraak te implementeren of ernstige misdrijven te voorkomen of te verhinderen;
  • b) 
    de integriteit en de veiligheid van het netwerk, de diensten die via dit netwerk worden aangeboden en de terminals van de eindgebruikers te beschermen;
  • c) 
    de overdracht van ongevraagde communicatie aan eindgebruikers te voorkomen, die vooraf toestemming hebben gegeven voor dergelijke beperkende maatregelen;
  • d) 
    de effecten van de tijdelijke of uitzonderlijke overbelasting van het netwerk te minimaliseren, mits gelijkwaardige soorten verkeer gelijk worden behandeld.

Redelijk verkeersbeheer brengt uitsluitend de gegevensverwerking met zich die noodzakelijk en evenredig is om de in dit lid vermelde doelstellingen te bereiken.

Artikel 24 - Waarborgen voor de kwaliteit van de dienstverlening

  • 1. 
    De nationale regelgevende instanties zien er strikt op toe en zorgen ervoor dat de eindgebruikers effectief kunnen profiteren van de vrijheden zoals beschreven in artikel 23, leden 1 en 2, dat artikel 23, lid 5, wordt nageleefd en dat niet-discriminerende internettoegangsdiensten voortdurend beschikbaar zijn en dat deze een kwaliteitsniveau hebben dat de technologische vooruitgang weerspiegelt en niet door gespecialiseerde diensten wordt belemmerd. Zij zien in samenwerking met andere bevoegde nationale instanties ook toe op de gevolgen van gespecialiseerde diensten voor culturele diversiteit en innovatie. De nationale regelgevende instanties brengen jaarlijks verslag uit aan de Commissie en het BEREC over hun toezicht en hun bevindingen.
  • 2. 
    Om de algemene achteruitgang van de kwaliteit van de dienstverlening inzake internettoegangsdiensten te voorkomen of om ervoor te zorgen dat eindgebruikers toegang krijgen tot inhoud of informatie en deze kunnen delen of de applicaties en diensten van hun keuze te kunnen toepassen, beschikken de nationale regelgevende instanties over de bevoegdheid om minimale kwaliteitsvereisten op te leggen aan de aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek.

De nationale regelgevende instanties verstrekken de Commissie geruime tijd voordat zij dergelijke vereisten opleggen, een samenvatting van de gronden om op te treden, de voorgenomen vereisten en de voorgestelde aanpak. Deze informatie wordt tevens ter beschikking gesteld van het BEREC. De Commissie kan, na die informatie te hebben onderzocht, opmerkingen of aanbevelingen hieromtrent formuleren, met name om ervoor te zorgen dat de voorgenomen vereisten geen negatieve invloed hebben op de werking van de interne markt. De voorgenomen vereisten worden niet opgelegd binnen twee maanden nadat de Commissie de volledige informatie heeft ontvangen, tenzij de Commissie en de nationale regelgevende instantie anders zijn overeengekomen, of wanneer de Commissie de regelgevende instantie op de hoogte heeft gesteld van een verkorte onderzoeksperiode, of wanneer de Commissie opmerkingen of aanbevelingen heeft geformuleerd. De nationale regelgevende instanties houden zoveel mogelijk rekening met de opmerkingen en aanbevelingen van de Commissie en informeren de Commissie en het BEREC over de opgelegde vereisten.

  • 3. 
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin uniforme voorwaarden worden bepaald voor de implementatie van de in dit artikel bedoelde verplichtingen van de nationale bevoegde autoriteiten. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 33, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 25 - Transparantie en publicatie van informatie

  • 1. 
    Tenzij over aanbiedingen individueel is onderhandeld, publiceren aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek transparante, vergelijkbare, toereikende en actuele informatie over:
  • a) 
    hun naam, adres en contactgegevens;
  • b) 
    voor elk tariefplan van de geboden diensten en de relevante kwaliteit van de dienstverleningsparameters, de geldende prijzen (voor consumenten, met inbegrip van belastingen) en andere toepasselijke kosten (toegang, gebruik, onderhoud en eventuele extra kosten), evenals de kosten met betrekking tot eindapparatuur;
  • c) 
    geldende tarieven voor elk nummer of dienst waarvoor bijzondere tariefvoorwaarden gelden;
  • d) 
    de kwaliteit van hun diensten, overeenkomstig de uitvoeringshandelingen als bedoeld in lid 2;
  • e) 
    internettoegangsdiensten, waar aangeboden, met vermelding van het volgende:

(i) daadwerkelijk beschikbare datasnelheid voor downloads en uploads in de lidstaat van de gebruiker, met inbegrip van de piekuren;

(ii) het niveau van de geldende datavolumebeperkingen, indien van toepassing, de prijzen voor het verhogen van het beschikbare datavolume op ad hoc of duurzame basis, de beschikbare datasnelheden na volledige consumptie van het toepasselijke datavolume en de hieraan verbonden kosten en de middelen voor eindgebruikers om te allen tijde hun consumptieniveau te controleren;

(iii) een duidelijke en begrijpelijke uitleg over hoe datavolumebeperkingen, de werkelijk beschikbare snelheid en andere kwaliteitsparameters en het gelijktijdige gebruik van gespecialiseerde diensten met verbeterde kwaliteit praktisch het gebruik van inhoud, toepassingen en diensten beïnvloeden.

(iv) informatie over de procedures die door de aanbieder zijn vastgesteld om het verkeer te meten en te vormen om congestie van het netwerk te voorkomen en de wijze waarop deze procedures de kwaliteit van de diensten en de bescherming van persoonsgegevens kunnen beïnvloeden;

  • f) 
    genomen maatregelen om de gelijkwaardigheid van toegang voor gehandicapte eindgebruikers te waarborgen, met inbegrip van regelmatig bijgewerkte informatie over de details van de producten en diensten die voor hen ontworpen zijn;
  • g) 
    hun standaard contractvoorwaarden en criteria, met inbegrip van de minimumcontractduur, de voorwaarden voor en alle kosten die van toepassing zijn bij de vroegtijdige beëindiging van een contract, de procedures en directe kosten die verband houden met overstappen en mobiliteit van nummers en andere identificatoren en compensatieregelingen voor vertraging of misbruik van overstapregelingen;
  • h) 
    toegang tot noodhulpdiensten en locatiegegevens van de beller voor alle aangeboden diensten, eventuele beperkingen van de geboden noodhulpdiensten overeenkomstig artikel 26 van Richtlijn 2002/22/EG, en eventuele wijzigingen daarvan;
  • i) 
    de rechten met betrekking tot de universele dienstverlening, met inbegrip van, indien van toepassing, de faciliteiten en diensten zoals uiteengezet in bijlage I bij Richtlijn 2002/22/EG.

De informatie wordt op een heldere, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke vorm in de officiële taal van de lidstaat waar de dienst wordt aangeboden, gepubliceerd en regelmatig geactualiseerd. Op verzoek wordt de informatie voorafgaand aan de publicatie aan de relevante nationale instanties overgelegd. Elk verschil tussen de voorwaarden voor consumenten en andere eindgebruikers wordt expliciet vermeld.

  • 2. 
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vastleggen waarin de methoden voor het meten van de snelheid van de internettoegangsdiensten, de kwaliteit van de diensten en de methoden om deze te meten en de inhoud, vorm en wijze van de te publiceren informatie worden gespecificeerd, met inbegrip van de mogelijke kwaliteitscertificeringsregelingen. De Commissie houdt rekening met de parameters, definities en meetmethoden zoals beschreven in bijlage III bij Richtlijn 2002/22/EG. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 33, lid 2,  bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
  • 3. 
    Eindgebruikers dienen toegang te hebben tot onafhankelijke beoordelingsinstrumenten waarmee zij de prestaties van de toegang tot een elektronische-communicatienetwerk en diensten en de kosten van alternatieve gebruikspatronen kunnen vergelijken. Daartoe stellen de lidstaten een vrijwillige certificeringsregeling vast voor interactieve websites, gidsen of soortgelijke instrumenten. De certificering vindts plaats op basis van objectieve, transparante en evenredige criteria, met name de onafhankelijkheid van de aanbieder van elektronische communicatie aan het publiek, het gebruik van duidelijke taal, het verstrekken van volledige en actuele informatie, en een werkende, doeltreffende procedure voor klachtenbehandeling.  Wanneer gecertificeerde vergelijkingsfaciliteiten niet gratis of tegen een redelijke prijs op de markt beschikbaar zijn, stellen de nationale regelgevende instanties of andere bevoegde nationale instanties dergelijke faciliteiten zelf of via derde partijen beschikbaar overeenkomstig de certificeringsvereisten. De informatie die door aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek wordt gepubliceerd, is kosteloos toegankelijk voor doeleinden in verband met het beschikbaar stellen van vergelijkingsfaciliteiten.
  • 4. 
    Op verzoek van de bevoegde overheden verstrekken aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek, in voorkomend geval kosteloos informatie van algemeen belang aan de eindgebruikers, met dezelfde middelen die normaal door hen worden gebruikt in de communicatie met eindgebruikers. In een dergelijk geval wordt deze informatie door de relevante overheden aan de aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek in een gestandaardiseerd formaat verstrekt en kan deze onder meer op de volgende onderwerpen betrekking hebben:

(a) de meest voorkomende vormen van elektronische communicatiediensten voor onwettige activiteiten of de verspreiding van schadelijke inhoud, in het bijzonder wanneer dit het respect voor de rechten en vrijheden van anderen in gevaar brengt, met inbegrip van schendingen van gegevensbescherming, auteursrechten en andere gerelateerde rechten en de juridische gevolgen hiervan; en

(b) de beschermingsmaatregelen tegen risico’s voor de persoonlijke veiligheid en onrechtmatige toegang tot persoonsgegevens bij het gebruik van elektronische communicatiediensten.

Artikel 26 - Informatievereisten voor contracten

  • 1. 
    Voordat een contract betreffende de verstrekking van een aansluiting op een openbaar elektronisch netwerk of openbare elektronische communicatiediensten bindend wordt, moeten de aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek minimaal de volgende informatie verstrekken aan de consumenten en andere eindgebruikers, tenzij uitdrukkelijk anders overeengekomen:

(a) de identiteit, het adres en de contactgegevens van de aanbieder en, indien verschillend, het adres en de contactinformatie voor eventuele klachten;

(b) de belangrijkste kenmerken van de geleverde diensten, waaronder voornamelijk:

(i) voor elk tariefplan de soorten aangeboden diensten, de opgenomen communicatievolumes en alle relevante parameters voor de kwaliteit van de dienstverlening, inclusief de tijd voor de eerste aansluiting;

(ii) of en in welke lidstaten de toegang tot noodhulpdiensten en locatiegegevens van de bellers wordt aangeboden en eventuele beperkingen van de geboden noodhulpdiensten overeenkomstig artikel 26 van Richtlijn 2002/22/EG;

(iii) de vormen aftersalesdiensten, onderhoudsdiensten en klantenondersteuningsdiensten die worden aangeboden, de voorwaarden en kosten voor deze diensten en de wijze waarop met deze diensten contact kan worden opgenomen;

(iv) eventuele beperkingen opgelegd door de aanbieder voor het gebruik van de geleverde eindapparatuur, met inbegrip van informatie over de ontsluiting van de eindapparatuur en eventuele kosten bij het opzeggen van de overeenkomst voor het einde van de contractperiode;

(c) details over prijzen en tarieven (voor consumenten inclusief belastingen en mogelijke extra kosten die nog moeten worden betaald) en de middelen waarmee geactualiseerde informatie over alle van toepassing zijnde tarieven en kosten beschikbaar wordt gesteld;

(d) aangeboden betalingsmethoden en eventuele kosten die aan deze betalingsmethoden verbonden zijn en beschikbare faciliteiten om de transparantie van de factuur te waarborgen en toe te zien op de omvang van het verbruik;

(e) de duur van het contract en de voorwaarden voor verlenging en opzegging, met inbegrip van:

(i) minimumverbruik of -duur die nodig is om van speciale aanbiedingen te profiteren;

(ii) eventuele kosten met betrekking tot omschakeling en overdraagbaarheid van nummers en andere identificatoren, inclusief compensatieregelingen voor vertraging of misbruik van het recht om over te stappen;

  • iii) 
    eventuele kosten verbonden aan de vroegtijdige beëindiging van het contract, met inbegrip van de terugvordering van kosten met betrekking tot de eindapparatuur (op een pro rata temporis basis);

(f) eventuele vergoedingen en terugbetalingsregelingen met inbegrip van een expliciete verwijzing naar de wettelijke rechten van de eindgebruiker die gelden indien de contractuele kwaliteitsniveaus van de diensten niet worden behaald;

(g) in het geval van een bestaande verplichting op grond van artikel 25 van Richtlijn 2002/22/EG, de opties van de eindgebruikers om al dan niet hun persoonlijke gegevens in een map te kunnen bewaren en de betrokken gegevens;

(h) details van de producten en diensten die voor gehandicapte eindgebruikers ontworpen zijn;

(i) de wijze waarop de procedures voor de beslechting van geschillen worden uitgevoerd, met inbegrip van grensoverschrijdende geschillen, overeenkomstig artikel 34 van Richtlijn 2002/22/EG en artikel 22 van deze verordening;

(j) de aard van de maatregelen die door de aanbieder genomen kunnen worden als reactie op beveiligings- en integriteitsincidenten of bedreigingen en kwetsbaarheden.

  • 2. 
    In aanvulling op lid 1 dienen de aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek de eindgebruikers, tenzij uitdrukkelijk anders overeengekomen door een eindgebruiker die geen consument is, de volgende informatie met betrekking tot hun internettoegangsdiensten te verstrekken:

(a) het niveau van de geldende datavolumebeperkingen, indien van toepassing, de prijzen voor het verhogen van het beschikbare datavolume op ad hoc of duurzame basis, de beschikbare datasnelheden na volledige consumptie van het toepasselijke datavolume en de hieraan verbonden kosten en de middelen voor eindgebruikers om te allen tijde hun consumptieniveau te controleren;

(b) de werkelijk beschikbare datasnelheid voor downloads en uploads op de hoofdlocatie van de eindgebruiker, inclusief werkelijke snelheidsvariabelen, gemiddelde snelheden en de snelheid tijdens piekuren en inclusief de mogelijke gevolgen van het toestaan van toegang via een lokaal radionetwerk van derden;

(c) andere dienstkwaliteitsparameters;

(d) informatie over de procedures die door de aanbieder zijn vastgesteld om het verkeer te meten en te vormen om congestie van het netwerk te voorkomen en welke gevolgen deze procedures kunnen hebben voor de kwaliteit van de diensten en de bescherming van persoonsgegevens;

(e) een duidelijke en begrijpelijke uitleg over hoe datavolumebeperkingen, de werkelijk beschikbare snelheid en andere kwaliteitsparameters en het gelijktijdige gebruik van gespecialiseerde diensten met verbeterde kwaliteit praktisch van invloed zijn op het gebruik van inhoud, toepassingen en diensten.

  • 3. 
    De in de leden 1 en 2 bedoelde informatie wordt op heldere, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke wijze en in de officiële taal van de lidstaat van de eindgebruiker verstrekt en wordt regelmatig geactualiseerd. Ze vormt een integraal onderdeel van de overeenkomst en wordt niet gewijzigd, tenzij de partijen uitdrukkelijk anders overeengekomen zijn. De eindgebruiker ontvangt een schriftelijke kopie van de overeenkomst.
  • 4. 
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin de details van de in lid 2 genoemde informatievereisten worden gespecificeerd. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 33, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
  • 5. 
    Het contract bevat tevens, op verzoek van de bevoegde overheden, alle informatie die door deze overheden wordt verstrekt met betrekking tot het gebruik van elektronische-communicatienetwerken en -diensten voor onwettige activiteiten of de verspreiding van schadelijke inhoud en de bescherming tegen risico’s voor de persoonlijke veiligheid en de onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens zoals bedoeld in artikel 25, lid 4, en die relevant zijn voor de aangeboden dienst.

Artikel 27 – Controle van het verbruik

  • 1. 
    Aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek bieden eindgebruikers de mogelijkheid om kosteloos te kiezen voor een faciliteit die informatie verschaft over het geaccumuleerde verbruik van verschillende elektronische-communicatiediensten, uitgedrukt in de valuta waarin de eindgebruiker wordt gefactureerd. Een dergelijke faciliteit garandeert dat, zonder toestemming van de eindgebruiker, de totale uitgaven gedurende een bepaalde periode van gebruik een door de eindgebruiker in te stellen bepaald maximumbedrag niet overschrijden.
  • 2. 
    Aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek zorgen ervoor dat er een passende kennisgeving aan de eindgebruiker wordt gestuurd als, het verbruik van de diensten 80% van de overeenkomstig lid 1 ingestelde financiële limiet heeft bereikt. De kennisgeving vermeldt de procedure die gevolgd moet worden om de levering van de diensten voort te zetten, inclusief de kosten hiervoor. De aanbieder stopt de levering en facturering van de diensten aan de eindgebruiker als de financiële limiet dreigt te worden overschreden, tenzij en totdat de eindgebruiker verzoekt om voortzetting of hervatting van de levering van deze diensten. Als de financiële limiet wordt bereikt, blijft de eindgebruiker tot het einde van de overeengekomen factureringsperiode in staat om oproepen en sms-berichten te ontvangen, gratis telefoonnummers te bellen en noodoproepen te doen door te bellen naar het gratis toegankelijke Europese alarmnummer 112.
  • 3. 
    Aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek stellen, onmiddellijk voorafgaand aan de doorschakeling van het gesprek, de eindgebruiker in staat om gemakkelijk en kosteloos informatie op te vragen over de van toepassing zijnde tarieven voor telefoonnummers of diensten waarvoor bijzondere tariefvoorwaarden gelden, tenzij de nationale regelgevende instantie op basis van proportionaliteit een voorafgaande afwijking van deze voorwaarde heeft verleend. Dergelijke informatie wordt op een vergelijkbare wijze voor al deze telefoonnummers of diensten verstrekt.
  • 4. 
    Aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek bieden eindgebruikers de mogelijkheid om kosteloos voor gespecificeerde facturen te kiezen.

Artikel 28 – Beëindiging van het contract

  • 1. 
    Tussen consumenten en aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek gesloten overeenkomsten voorzien niet in een minimale looptijd van meer dan 24 maanden. Aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek bieden eindgebruikers de mogelijkheid om een contract met een looptijd van maximaal 12 maanden af te sluiten.
  • 2. 
    Consumenten en andere eindgebruikers hebben, tenzij zij anders zijn overeengekomen, het recht om het contract met een opzegtermijn van één maand te beëindigen, mits er zes maanden of meer zijn verstreken sinds de sluiting van het contract. Er is geen vergoeding verschuldigd, anders dan voor de restwaarde van gesubsidieerde apparatuur die met het contract gebundeld was op het moment van het sluiten van het contract en een pro rata temporis-vergoeding voor andere promotionele voordelen die als zodanig waren aangegeven op het moment van de sluiting van het contract. Eventuele beperkingen van het gebruik van eindapparatuur op andere netwerken worden kosteloos door de aanbieder opgeheven, ten laatste bij de betaling van een dergelijke vergoeding.
  • 3. 
    Indien de contracten of de nationale wetgeving voorzien in stilzwijgende verlenging van de looptijd van contracten, stelt de aanbieder van elektronische communicatie aan het publiek de eindgebruiker hiervan tijdig in kennis, zodat de eindgebruiker ten minste één maand de tijd heeft om zich tegen de stilzwijgende verlenging te verzetten. Als de eindgebruiker geen bezwaar indient, wordt het contract beschouwd als een contract van onbepaalde duur dat te allen tijde met één maand opzegtermijn kosteloos door de eindgebruiker kan worden opgezegd.
  • 4. 
    Eindgebruikers hebben het recht om hun contract kosteloos op te zeggen na kennisgeving van wijzigingen in de contractuele voorwaarden zoals voorgesteld door de aanbieder van elektronische communicatie aan het publiek, tenzij de voorgestelde wijzigingen uitsluitend in het voordeel van de eindgebruiker zijn. De aanbieders stellen de eindgebruikers tijdig, ten minste één maand van tevoren, van dergelijke wijzigingen op de hoogte en informeren hen tegelijkertijd over hun recht om hun contract kosteloos op te zeggen indien zij de nieuwe voorwaarden niet aanvaarden. Lid 2 is van overeenkomstige toepassing.
  • 5. 
    Elke significante en niet-tijdelijke discrepantie tussen de werkelijke prestaties ten aanzien van snelheid of andere kwaliteitsparameters en de prestaties die de aanbieder van elektronische communicatie aan het publiek overeenkomstig artikel 26 heeft aangegeven, wordt als niet-overeenstemming beschouwd met het oog op de bepaling van de rechtsmiddelen voor eindgebruikers overeenkomstig de nationale wetgeving.
  • 6. 
    Een abonnement op aanvullende diensten die door dezelfde aanbieder van elektronische communicatie aan het publiek worden verstrekt, leidt niet tot herstart van de oorspronkelijke contractduur, tenzij de prijs van de aanvullende dienst(en) significant hoger is dan die van de oorspronkelijke diensten of wanneer de aanvullende diensten tegen een speciale actieprijs gekoppeld aan de vernieuwing van het bestaande contract worden aangeboden.
  • 7. 
    Aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek passen geen voorwaarden en procedures voor contractbeëindiging toe die de overstap naar een andere dienstenaanbieder belemmeren of ontmoedigen.

Artikel 29 – Gebundelde aanbiedingen

Als een dienstenbundel die aan de consument wordt aangeboden ten minste een verbinding met een elektronisch communicatienetwerk of een elektronische-communicatiedienst omvat, zijn de artikelen 28 en 30 van deze verordening op alle onderdelen van de bundel van toepassing.

Hoofdstuk V Overstappen tussen aanbieders vergemakkelijken

Artikel 30 – Schakelen tussen en overdraagbaarheid van nummers

  • 1. 
    Alle eindgebruikers met nummers van een nationaal telefoonnummerplan die daarom verzoeken, hebben het recht om hun nummer(s) te behouden, ongeacht de aanbieder van elektronische communicatie aan het publiek die de diensten aanbiedt, overeenkomstig het bepaalde in bijlage I, deel C, van Richtlijn 2002/22/EG, mits de aanbieder een aanbieder van elektronische communicatie is in de lidstaat waarop het nationale nummerplan betrekking heeft, of een Europese aanbieder van elektronische communicatie die de bevoegde regelgevende autoriteit van de lidstaat van herkomst ervan in kennis heeft gesteld dat hij deze diensten aanbiedt of voornemens is aan te bieden in de lidstaat waarop het nationale nummerplan betrekking heeft.
  • 2. 
    De prijsstelling tussen aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek met betrekking tot het aanbieden van nummeroverdraagbaarheid is gebaseerd op de kosten ervan; de eventuele rechtstreekse kosten voor de eindgebruiker mogen geen ontmoedigend effect hebben op eindgebruikers die naar een andere aanbieder willen overstappen.
  • 3. 
    De overdracht van nummers en de activering ervan worden binnen zo kort mogelijke tijd uitgevoerd. Voor eindgebruikers die een overeenkomst hebben gesloten om een nummer over te dragen naar een nieuwe aanbieder, vindt de activering van dit nummer binnen één dag na het sluiten van een dergelijke overeenkomst plaats. Tijdens het overdrachtsproces mag de dienst niet langer dan één werkdag worden onderbroken.
  • 4. 
    De ontvangende aanbieder van elektronische communicatie aan het publiek leidt het overstap- en overdrachtsproces. De eindgebruikers worden voldoende geïnformeerd over de overstap voor en tijdens het overstapproces en onmiddellijk erna. Eindgebruikers mogen niet tegen hun wil naar een andere aanbieder worden overgeschakeld.
  • 5. 
    Het contracten van de eindgebruiker met de overdragende aanbieder van elektronische communicatie aan het publiek wordt na het voltooien van de overstap automatisch beëindigd. De overdragende aanbieder van elektronische communicatie aan het publiek betaalt eventueel resterend krediet terug aan de consument die gebruikmaakt van prepaid-diensten.
  • 6. 
    Aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek die de overstap vertragen of misbruiken, door bijvoorbeeld de noodzakelijke informatie voor de overdracht niet tijdig beschikbaar te stellen, worden verplicht tot compensatie van hierdoor gedupeerde eindgebruikers.
  • 7. 
    Indien een eindgebruiker die naar een nieuwe aanbieder van internettoegangsdiensten overstapt in het bezit is van een e-mailadres dat door de overdragende aanbieder is toegewezen, stuurt laatstgenoemde, op verzoek van de eindgebruiker, gedurende twaalf maanden kosteloos alle aan het eerdere e-mailadres van de eindgebruiker gerichte e‑mailcommunicatie door naar een door de eindgebruiker opgegeven nieuw e-mailadres. Deze e-maildoorstuurdienst omvat een automatisch antwoordbericht naar alle e-mailafzenders, waarmee zij van het nieuwe e-mailadres van de eindgebruiker op de hoogte worden gesteld. De eindgebruiker heeft de mogelijkheid om te verzoeken dat het nieuwe e‑mailadres niet in het automatische antwoordbericht bekend wordt gemaakt.

Na de eerste periode van twaalf maanden biedt de overdragende aanbieder van elektronische communicatie aan het publiek de eindgebruiker de mogelijkheid om de e‑maildoorstuurdienst, zo nodig tegen vergoeding, te verlengen. De overdragende aanbieder van elektronische communicatie aan het publiek wijst het e-mailadres van de eindgebruiker voor een periode van ten minste twee jaar, en in ieder geval tijdens de periode waarmee de e‑maildoorstuurdienst is verlengd, niet aan een andere eindgebruiker toe.

  • 8. 
    De bevoegde nationale autoriteiten kunnen de algemene procedures voor het overschakelen en aansluiten vaststellen, met inbegrip van passende sancties voor aanbieders en compensatie voor eindgebruikers. Zij houden rekening met de noodzakelijke bescherming van de eindgebruikers gedurende het overstapproces en de noodzaak om de efficiëntie van een dergelijke werkwijze te waarborgen.

Hoofdstuk VI Organisatorische en slotbepalingen

Artikel 31 – Sancties

De lidstaten stellen de regels vast betreffende de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening en treffen alle nodige maatregelen om de daadwerkelijke toepassing van die sancties te garanderen. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 1 juli 2016 in kennis van die bepalingen en delen eventuele latere wijzigingen daarop zo spoedig mogelijk mee.

Met betrekking tot Europese aanbieders van elektronische communicatie worden sancties opgelegd overeenkomstig hoofdstuk II met betrekking tot de respectieve bevoegdheden van de nationale regelgevende instanties in de lidstaten van herkomst en ontvangst.

Artikel 32 – Overdracht van bevoegdheden

  • 1. 
    De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend onder de in dit artikel gestelde voorwaarden.
  • 2. 
    De in artikel 17, lid 2, en artikel 19, lid 5, bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de [datum van inwerkingtreding van deze richtlijn].
  • 3. 
    Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 17, lid 2 en artikel 19, lid 5, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad  van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
  • 4. 
    Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.
  • 5. 
    Een overeenkomstig artikel 17, lid 2, en artikel 19, lid 5, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt die periode met twee maanden verlengd.

Artikel 33 – Comitéprocedure

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 22, lid 1 van Richtlijn 2002/21/EG ingestelde communicatiecomité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr.182/2011 van toepassing.

Artikel 34 – Wijziging van Richtlijn 2002/20/EG

Artikel 3, lid 2, tweede alinea, wordt geschrapt.

Artikel 35 – Wijziging van Richtlijn 2002/21/EG

Richtlijn 2002/21/EG wordt als volgt gewijzigd:

  • (1) 
    Aan artikel 1 wordt het volgende lid 6 toegevoegd:

“Deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen worden uitgelegd en uitgevoerd in samenhang met de bepalingen van Verordening nr. [XX/2014].”.

  • (2) 
    Artikel 7 bis wordt als volgt gewijzigd:
  • – 
    a) de eerste alinea van lid 1 komt als volgt te luiden:

ʻ1. Indien een voorgenomen maatregel als bedoeld in artikel 7, lid 3, bedoeld is om een verplichting voor een exploitant op te leggen, te wijzigen of in te trekken in toepassing van artikel 16 van deze richtlijn in samenhang met artikel 5 en de artikelen 9 tot en met 13 van Richtlijn 2002/19/EG (toegangsrichtlijn) en artikel 17 van Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn), kan de Commissie binnen de periode van één maand zoals bepaald in artikel 7, lid 3, van deze richtlijn, de betrokken nationale regelgevende instantie en het Berec in kennis stellen van haar redenen om aan te nemen dat de ontwerpmaatregel een belemmering vormt voor de interne markt of van haar ernstige twijfels over de verenigbaarheid met het Gemeenschapsrecht, rekening houdende met eventuele uit hoofde van artikel 19, lid 1, van deze richtlijn vastgestelde aanbevelingen met betrekking tot de geharmoniseerde toepassing van specifieke bepalingen van deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen. In een dergelijk geval wordt het vaststellen van de maatregel uitgesteld tot drie maanden na de kennisgeving van de Commissie.”;

  • – 
    b) lid 2 komt als volgt te luiden:

ʻ2. Binnen de in lid 1 bedoelde periode van drie maanden werken de Commissie, het Berec  en de betreffende nationale regelgevende instantie nauw samen om de meest geschikte en effectieve maatregel vast te stellen in het licht van de doelstellingen van artikel 8, waarbij rekening wordt gehouden met de standpunten van marktdeelnemers en de noodzaak om de ontwikkeling van een consequente regelgevingspraktijk te waarborgen. Wanneer de beoogde maatregel gericht is op het opleggen, wijzigen of het intrekken van een verplichting voor een Europese aanbieder van elektronische communicatie in de zin van Verordening nr. [XXX/2014] in een lidstaat van ontvangst, mag de nationale regelgevende instantie van de lidstaat van herkomst ook aan het samenwerkingsproces deelnemen.”;

  • – 
    c) in lid 5 wordt het volgende punt aa) ingevoegd:

“aa) een besluit nemen waarbij de betrokken nationale regelgevende instantie verzocht wordt de ontwerpmaatregel samen met de specifieke voorstellen tot wijziging ervan in te trekken, wanneer de voorgenomen maatregel bedoeld is om een verplichting voor een Europese aanbieder van elektronische communicaties in de zin van Verordening nr. [XXX/2014] op te leggen, te wijzigen of in te trekken.”;

  • – 
    d) in lid 6 wordt het volgende lid ingevoegd:

“Artikel 7, lid 6, is van toepassing wanneer de Commissie een besluit neemt overeenkomstig lid 5, onder aa).” .

  • (3) 
    Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
  • – 
    a) tussen de eerste en de tweede alinea van lid 1 wordt de volgende alinea ingevoegd:

“Om te beoordelen of een bepaalde markt kenmerken heeft die het opleggen van ex-ante regulerende verplichtingen rechtvaardigen en daarom in de aanbeveling moeten worden opgenomen, houdt de Commissie in het bijzonder rekening met de behoefte aan convergente regelgeving binnen de EU, de noodzaak om efficiënte investeringen en innovatie in het belang van de eindgebruikers en de mondiale concurrentiepositie van de economie van de Unie te stimuleren, en de relevantie van de betrokken markt, naast andere factoren, zoals de bestaande op infrastructuur gebaseerde concurrentie op detailhandelsniveau, en de concurrentie op het gebied van prijzen, keuze en kwaliteit van de producten die aan de eindgebruikers worden aangeboden. De Commissie houdt rekening met alle relevante concurrentiedruk, ongeacht of de netwerken, diensten of toepassingen die een dergelijke druk teweegbrengen worden aangemerkt als elektronische-communicatienetwerken, elektronische-communicatiediensten of andere soorten diensten of toepassingen die vanuit het perspectief van de eindgebruiker gelijkwaardig zijn, teneinde te bepalen of aan de volgende drie criteria in het algemeen binnen de Unie of een aanzienlijk deel daarvan cumulatief wordt voldaan:

  • a) 
    de aanwezigheid van hoge en niet-voorbijgaande toetredingsdrempels van structurele, wettelijke of regelgevingsaard;
  • b) 
    de marktstructuur neigt niet naar daadwerkelijke mededinging binnen de relevante tijdshorizon, gezien de toestand van de op infrastructuur gebaseerde en andere concurrentie na de toetredingsdrempels;
  • c) 
    het mededingingsrecht alleen is niet voldoende om het vastgestelde marktfalen op adequate wijze aan te pakken.”;
  • – 
    b) aan lid 3 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Bij de uitoefening van haar bevoegdheden op grond van artikel 7 gaat de Commissie na of aan de drie criteria van lid 1 cumulatief worden voldaan, wanneer zij de verenigbaarheid met het Unierecht beoordeelt van een ontwerpmaatregel waarin wordt geconcludeerd:

  • a) 
    dat een bepaalde markt die niet in de aanbeveling wordt genoemd kenmerken heeft die het opleggen van wettelijke verplichtingen in de specifieke nationale omstandigheden rechtvaardigen; of
  • b) 
    dat een in de aanbeveling genoemde markt in de specifieke nationale omstandigheden geen regelgeving vereist.”.
  • (4) 
    Artikel 19, lid 1, komt als volgt te luiden:

“Wanneer de Commissie vaststelt dat verschillen bij de tenuitvoerlegging door de nationale regelgevende instanties van de in deze richtlijn, de bijzondere richtlijnen en Verordening nr. [XX/2014] gespecificeerde taken obstakels opwerpen voor de interne markt, kan zij, onverminderd artikel 9 van deze richtlijn en de artikelen 6 en 8 van Richtlijn 2002/20/EG (machtigingsrichtlijn), zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van het Berec, een aanbeveling doen of een besluit vaststellen inzake de geharmoniseerde toepassing van de bepalingen van deze richtlijn, de bijzondere richtlijnen en Verordening nr. [XX/2014] bij de verwezenlijking van de in artikel 8 bepaalde doelstellingen.”.

Artikel 36 – Wijziging van Richtlijn 2002/22/EG

  • 1. 
    Met ingang van 1 juli 2016 wordt Richtlijn 2002/22/EG als volgt gewijzigd:
  • (1) 
    In artikel 1, lid 3, wordt de eerste zin geschrapt.
  • (2) 
    De artikelen 20, 21, 22 en 30 worden geschrapt.
  • 2. 
    De lidstaten handhaven tot 1 juli 2016 alle maatregelen tot omzetting van de in lid 1 bedoelde bepalingen.

Artikel 37 – Wijziging van Verordening (EU) nr. 531/2012

Verordening (EU) nr. 531/2012 wordt als volgt gewijzigd:

  • (1) 
    Aan artikel 1, lid 1, wordt de volgende derde alinea toegevoegd:

“Deze verordening is van toepassing op roamingdiensten die binnen de Unie worden aangeboden aan eindgebruikers wier binnenlandse aanbieder een aanbieder van elektronische communicatie aan het publiek in een lidstaat is.”.

  • (2) 
    Aan artikel 2, lid 2, wordt het volgende punt r) toegevoegd:

“r) “bilaterale of multilaterale roamingovereenkomst”: één of meer commerciële of technische overeenkomsten tussen roamingaanbieders, waardoor de virtuele uitbreiding van de dekking van het thuisnetwerk en de duurzame verstrekking, door elke roamingaanbieder, van gereguleerde retailroamingdiensten op hetzelfde prijsniveau als zijn respectieve binnenlandse mobielecommunicatiediensten mogelijk wordt gemaakt.”.

  • (3) 
    Aan artikel 4 wordt het volgende lid 7 toegevoegd:

“7. Dit artikel is niet van toepassing op roamingaanbieders die gereguleerde retailroamingdiensten als bedoeld in artikel 4 bis aanbieden.”.

  • (4) 
    Het volgende artikel 4 bis wordt toegevoegd:

“Artikel 4 bis

  • 1. 
    Dit artikel is van toepassing op roamingaanbieders die:
  • a) 
    voor al hun respectieve retailpakketten die gereguleerde roamingdiensten omvatten, in de gehele Unie automatisch het geldende binnenlandsediensttarief toepassen op zowel binnenlandse diensten als gereguleerde roamingdiensten, alsof de gereguleerde roamingdiensten op het thuisnetwerk worden afgenomen, en
  • b) 
    ervoor zorgen, hetzij via hun eigen netwerken, hetzij door middel van bilaterale of multilaterale roamingovereenkomsten met andere roamingaanbieders, dat het bepaalde onder a) in alle lidstaten door ten minste één roamingaanbieder wordt nageleefd.
  • 2. 
    De leden 1, 6 en 7 vormen geen beletsel voor een roamingaanbieder om het verbruik van gereguleerde retailroamingdiensten tegen het geldende binnenlandsediensttarief te beperken op basis van een redelijkgebruikcriterium. Redelijkgebruikcriteria worden op zodanige wijze toegepast dat consumenten die van de verschillende binnenlandse retailpakketten van de roamingaanbieder gebruikmaken in alle vertrouwen hun gebruikelijk binnenlands consumptiepatroon dat bij hun respectief binnenlands retailpakket hoort, tijdens periodieke reizen binnen de Unie kunnen voortzetten. Een roamingaanbieder die van deze mogelijkheid gebruikmaakt, publiceert overeenkomstig artikel 25, lid 1, onder b) van Verordening nr. XX/2014 gedetailleerde gekwantificeerde informatie over de wijze waarop het redelijkgebruikcriterium wordt toegepast, door verwijzing naar de belangrijkste prijs-, volume- of andere parameters van het desbetreffende retailpakket, en neemt deze informatie overeenkomstig artikel 26, lid 1, onder b) en c) van die verordening op in zijn contracten.

Uiterlijk op 31 december 2014 stelt het Berec, na raadpleging van de belanghebbenden en in nauwe samenwerking met de Commissie, algemene richtsnoeren vast voor de toepassing van redelijkgebruikcriteria in de retailcontracten die worden aangeboden door roamingaanbieders die van de bepalingen van dit artikel gebruikmaken. Het Berec werkt deze richtsnoeren uit op basis van de algemene doelstelling zoals beschreven in de eerste alinea, en houdt in het bijzonder rekening met de ontwikkeling van de prijs- en consumptiepatronen in de lidstaten, met de mate van convergentie van de binnenlandse prijsniveaus binnen de EU, met de eventuele waarneembare gevolgen van roaming tegen het binnenlandsediensttarief voor de ontwikkeling van dat tarief, en met de evolutie van de wholesaleroamingtarieven voor ongelijk verkeer tussen roamingaanbieders.

De bevoegde nationale regelgevende instantie ziet strikt toe op de toepassing van de redelijkgebruikcriteria, waarbij zij zoveel mogelijk rekening houdt met de algemene richtsnoeren van het Berec, zodra die zijn vastgesteld, en ervoor zorgt dat er geen onredelijke voorwaarden worden toegepast.

  • 3. 
    Individuele eindgebruikers die klant zijn van een roamingaanbieder die van dit artikel gebruikmaakt, mogen op eigen verzoek de bewuste en expliciete keuze maken om af te zien van het voordeel van de toepassing van het binnenlandsediensttarief op gereguleerde roamingdiensten in het kader van een bepaald retailpakket, in ruil voor andere voordelen die door die aanbieder worden geboden. De roamingaanbieder wijst deze eindgebruikers op de aard van de roamingvoordelen die daardoor verloren gaan. De nationale regelgevende instanties letten er in het bijzonder op of roamingaanbieders die van dit artikel gebruikmaken zakelijke praktijken toepassen die neerkomen op ontduiking van de standaardregeling.
  • 4. 
    De retailtarieven voor gereguleerde roamingdiensten, zoals vastgesteld in de artikelen 8, 10 en 13, zijn niet van toepassing op roamingdiensten die door een van dit artikel gebruikmakende  roamingaanbieder worden aangeboden, voor zover deze tegen het geldende binnenlandsediensttarief worden gefactureerd.

Indien een roamingaanbieder die van dit artikel gebruikmaakt kosten in rekening brengt die afwijken van het geldende binnenlandsediensttarief voor het gebruik van gereguleerde roamingdiensten die verder gaan dan het redelijke gebruik van dergelijke diensten overeenkomstig lid 2, of wanneer een individuele eindgebruiker uitdrukkelijk afziet van het voordeel van de toepassing van binnenlandsediensttarieven op gereguleerde roamingdiensten overeenkomstig lid 3, mogen de kosten van deze gereguleerde roamingdiensten de retailroamingtarieven zoals bepaald in de artikelen 8, 10 en 13 niet overschrijden.

  • 5. 
    Een roamingaanbieder die van dit artikel gebruik wenst te maken, stelt het Bureau van het Berec in kennis van zijn eigen verklaring en van de bilaterale of multilaterale overeenkomsten op grond waarvan hij aan de voorwaarden van lid 1 voldoet, alsook van alle wijzigingen daarvan. De kennisgevende roamingaanbieder verstrekt bij zijn kennisgeving het bewijs dat zijn contractuele partners die partij zijn bij de bilaterale of multilaterale roamingovereenkomsten waarvan hij kennisgeving doet, met die kennisgeving instemmen.
  • 6. 
    Van 1 juli 2014 tot en met 30 juni 2016 is dit artikel van toepassing op roamingaanbieders die niet voldoen aan de voorwaarden van lid 1, wanneer zij de volgende voorwaarden in acht nemen:
  • a) 
    de roamingaanbieder stelt het Bureau van het Berec overeenkomstig lid 5 in kennis van zijn eigen verklaring en elke relevante bilaterale of multilaterale roamingovereenkomst, met specifieke verwijzing naar dit lid;
  • b) 
    de roamingaanbieder zorgt ervoor, hetzij via zijn eigen netwerken, hetzij door middel van bilaterale of multilaterale roamingovereenkomsten met andere roamingaanbieders, dat aan de onder c), d) en e) vermelde voorwaarden wordt voldaan in ten minste 17 lidstaten die ten minste 70 % van de bevolking van de Unie vertegenwoordigen.
  • c) 
    de roamingaanbieder en al zijn contractuele partners als bedoeld onder b) verbinden zich ertoe vanaf ten laatste 1 juli 2014 of vanaf de datum van de kennisgeving, als dat later is, ten minste één retailpakket beschikbaar te stellen en actief aan te bieden met een tariefoptie waarbij het geldende binnenlandsediensttarief wordt toegepast op zowel binnenlandse diensten als gereguleerde roamingdiensten binnen de gehele Unie, alsof deze gereguleerde roamingdiensten op het thuisnetwerk worden verbruikt;
  • d) 
    de roamingaanbieder en al zijn contractuele partners als bedoeld onder b) verbinden zich ertoe vanaf ten laatste 1 juli 2015 of vanaf de datum van de kennisgeving, als dat later is, dergelijke tariefopties beschikbaar te stellen en actief aan te bieden binnen retailpakketten die op 1 januari van dat jaar door ten minste 50 % van hun respectieve klantenbestand werden gebruikt;
  • e) 
    de roamingaanbieder en al zijn contractuele partners als bedoeld onder b) verbinden zich ertoe vanaf ten laatste 1 juli 2016 met al hun retailpakketten aan lid 1, onder b), te voldoen.

In plaats van de onder d) bedoelde verbintenis kunnen roamingaanbieders die van dit artikel gebruikmaken en al hun contractuele partners als bedoeld onder b), zich er vanaf 1 juli 2015 of vanaf de datum van de kennisgeving, als dat later is, toe verbinden dat eventuele roamingkosten die in rekening worden gebracht naast het geldende binnenlandsediensttarief in hun diverse retailpakketten, vanaf 1 januari 2015 in totaal niet meer dan 50 % van de kosten binnen die pakketten bedragen, ongeacht of dergelijke toeslagen worden berekend op basis van eenheden als belminuten of megabytes of perioden als roamingdagen of  weken, of op een andere wijze of een combinatie daarvan. Roamingaanbieders die een beroep doen op dit punt, dienen voor de nationale regelgevende instantie aan te tonen dat zij aan de voorwaarde van een reductie van 50 % voldoen en ter staving daarvan desgevraagd alle noodzakelijke bewijsstukken over te leggen.

Wanneer de roamingaanbieder die van dit artikel gebruikmaakt het Bureau van het Berec overeenkomstig de eerste alinea, onder a), in kennis stelt van zijn eigen verklaring en van alle relevante bilaterale of multilaterale roamingovereenkomsten, en daardoor onder het bepaalde in dit lid valt, zijn de kennisgevende roamingaanbieder en al zijn contractuele partners als bedoeld onder b) tot en met in ieder geval 1 juli 2018 gehouden tot naleving van hun respectieve verbintenissen overeenkomstig de eerste alinea, onder c), d) en e), met inbegrip van eventuele alternatieve verbintenissen zoals bedoeld in die alinea, onder d).

  • 7. 
    Van 1 juli 2014 tot en met 30 juni 2016 is dit artikel van toepassing op roamingaanbieders die niet voldoen aan de voorwaarden van lid 1, wanneer zij de volgende voorwaarden in acht nemen:
  • a) 
    de roamingaanbieder stelt het Bureau van het Berec overeenkomstig lid 5 in kennis van zijn eigen verklaring en elke relevante bilaterale of multilaterale roamingovereenkomst, met specifieke verwijzing naar dit lid;
  • b) 
    de roamingaanbieder zorgt ervoor, hetzij via zijn eigen netwerken, hetzij door middel van bilaterale of multilaterale roamingovereenkomsten met andere roamingaanbieders, dat ten laatste op 1 juli 2014, of vanaf de datum van de kennisgeving, als dat later is, aan de in lid 1, onder a), vermelde voorwaarden wordt voldaan in ten minste 10 lidstaten die ten minste 30 % van de bevolking van de Unie vertegenwoordigen.
  • c) 
    de roamingaanbieder zorgt ervoor, hetzij via zijn eigen netwerken, hetzij door middel van bilaterale of multilaterale roamingovereenkomsten met andere roamingaanbieders, dat ten laatste op 1 juli 2015, of vanaf de datum van de kennisgeving, als dat later is, aan de in lid 1, onder a), vermelde voorwaarden wordt voldaan in ten minste 14 lidstaten die ten minste 50 % van de bevolking van de Unie vertegenwoordigen.
  • d) 
    de roamingaanbieder zorgt ervoor, hetzij via zijn eigen netwerken, hetzij door middel van bilaterale of multilaterale roamingovereenkomsten met andere roamingaanbieders, dat ten laatste op 1 juli 2016 aan de in lid 1, onder a), vermelde voorwaarden wordt voldaan in ten minste 17 lidstaten die ten minste 70 % van de bevolking van de Unie vertegenwoordigen.

Wanneer een roamingaanbieder die van dit artikel gebruikmaakt het Bureau van het Berec overeenkomstig de eerste alinea, onder a), in kennis stelt van zijn eigen verklaring en van alle relevante bilaterale of multilaterale roamingovereenkomsten, en daardoor onder het bepaalde in dit lid valt, zijn de kennisgevende roamingaanbieder en al zijn contractuele partners als bedoeld onder b) tot en met in ieder geval 1 juli 2018 gehouden tot naleving van hun respectieve verbintenissen overeenkomstig lid 1, onder a).

  • 8. 
    Roamingaanbieders onderhandelen in goed vertrouwen over de regelingen voor de totstandbrenging van bilaterale of multilaterale roamingovereenkomsten, op billijke en redelijke voorwaarden, gelet op de doelstelling dat dergelijke overeenkomsten met andere roamingaanbieders de virtuele uitbreiding van de dekking van het thuisnetwerk en de duurzame verstrekking, door elk van roamingaanbieders die van dit artikel gebruikmaken, van gereguleerde retailroamingdiensten tegen hetzelfde prijsniveau als hun respectieve binnenlandse mobielecommunicatiediensten mogelijk moeten maken.
  • 9. 
    Bij wijze van uitzondering op lid 1 is dit artikel na 1 juli 2016 van toepassing op roamingaanbieders die van dit artikel gebruikmaken, wanneer deze roamingaanbieders aantonen dat zij in goed vertrouwen een bilaterale of multilaterale roamingovereenkomst aan wilden gaan of verlengen op basis van billijke en redelijke voorwaarden in alle lidstaten, indien zij nog niet aan de vereisten van lid 1 voldoen en niet in staat zijn geweest een bilaterale of multilaterale roamingovereenkomst met een roamingaanbieder in een of meer lidstaten aan te gaan, mits zij voldoen aan de in lid 6, onder b) bedoelde minimumdekking en alle andere relevante bepalingen van dit artikel. In dergelijke gevallen moeten de van dit artikel gebruikmakende roamingaanbieders blijven streven naar de totstandkoming van redelijke voorwaarden voor de sluiting van een roamingovereenkomst met een roamingaanbieder uit een niet-vertegenwoordigde lidstaat.
  • 10. 
    Indien een alternatieve roamingaanbieder op grond van artikel 4, lid 1 reeds toegang heeft verkregen tot de klanten van een binnenlandse aanbieder en de nodige investeringen heeft gedaan om deze klanten te bedienen, is artikel 4, lid 7, gedurende een overgangsperiode van drie jaar niet op een dergelijke binnenlandse aanbieder van toepassing. De overgangsperiode doet niet af aan de noodzaak om een met de alternatieve roamingaanbieder overeengekomen mogelijk langere contractuele periode te respecteren.
  • 11. 
    Dit artikel doet geen afbreuk aan de toepassing van de mededingingsregels van de Unie op bilaterale en multilaterale roamingovereenkomsten.”.
  • (5) 
    Artikel 8, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:
  • a) 
    de eerste alinea wordt vervangen door:

“2. Met ingang van 1 juli 2013 kan het retailtarief, exclusief btw, van een eurogesprekstarief dat een roamende aanbieder zijn roamende klant in rekening mag brengen voor de levering van een gereguleerd roaminggesprek, voor elk roaminggesprek verschillend zijn, maar mag het niet hoger liggen dan 0,24 EUR per minuut voor elke geïnitieerde oproep en 0,07 EUR per minuut voor elke ontvangen oproep. Het maximale retailtarief voor geïnitieerde oproepen wordt op 1 juli 2014 verlaagd tot 0,19 EUR. Vanaf 1 juli 2014 brengen roamingaanbieders hun klanten geen kosten in rekening voor ontvangen oproepen, onverminderd de maatregelen die zijn genomen om afwijkend of frauduleus gebruik te voorkomen. Onverminderd artikel 19 blijven deze maximale retailtarieven voor eurogesprekken tot 30 juni 2017 van kracht.”;

  • b) 
    de derde alinea wordt vervangen door:

“De levering van aan een eurogesprekstarief onderworpen gereguleerde roaminggesprekken wordt door roamingaanbieders aan hun roamende klanten per seconde gefactureerd.”.

  • (6) 
    Aan artikel 14 wordt het volgende lid 1 bis toegevoegd:

“1 bis. Wanneer het verbruik van gereguleerde retailroamingdiensten tegen het geldende binnenlandsediensttarief overeenkomstig artikel 4 bis, lid 2, op basis van een redelijkgebruikcriterium wordt beperkt, stellen roamingaanbieders hun roamende klanten op de hoogte wanneer het verbruik van roamingoproepen en sms-berichten de redelijkgebruikslimiet heeft bereikt en bieden zij de roamende klanten tegelijkertijd gepersonaliseerde basisprijsinformatie aan over de roamingtarieven voor oproepen en sms-berichten buiten het binnenlandsediensttarief of -pakket, overeenkomstig lid 1, tweede, vierde en vijfde alinea, van dit artikel.”.

  • (7) 
    Aan artikel 15 wordt het volgende lid 2 bis toegevoegd:

“2 bis. Wanneer het verbruik van gereguleerde retailroamingdiensten tegen het geldende binnenlandsediensttarief overeenkomstig artikel 4 bis, lid 2, op basis van een redelijkgebruikcriterium wordt beperkt, stellen roamingaanbieders hun roamende klanten op de hoogte wanneer het verbruik van dataroamingdiensten de redelijkgebruikslimiet heeft bereikt en bieden zij de roamende klanten tegelijkertijd gepersonaliseerde basisprijsinformatie aan over de geldende roamingtarieven voor dataroaming buiten het binnenlandsediensttarief of -pakket, overeenkomstig lid 2 van dit artikel. Lid 3 van dit artikel is van toepassing op dataroamingdiensten die zijn verbruikt buiten de in artikel 4 bis, lid 2, bedoelde binnenlandsediensttarieven of  pakketten.”.

  • (8) 
    Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
  • a) 
    lid 1 wordt als volgt gewijzigd:
  • i) 
    de eerste zin wordt vervangen door:

“De Commissie evalueert de werking van deze verordening en brengt daarover, na een openbare raadpleging, uiterlijk op 31 december 2016 verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad.”;

  • ii) 
    punt g) wordt vervangen door:

“g) de mate waarin de uitvoering van de structurele maatregelen zoals bedoeld in artikelen 3 en 4 en van de alternatieve regeling waarin artikel 4 bis voorziet, tot meer concurrentie heeft geleid op de interne markt voor roamingdiensten, in die mate dat er geen daadwerkelijk verschil is tussen de roamingtarieven en de binnenlandse tarieven;”;

  • iii) 
    Het volgende punt i) wordt toegevoegd:

“i) de mate waarin de ontwikkeling van de binnenlandse retailprijzen waarneembaar wordt beïnvloed door het feit dat roamingaanbieders het binnenlandsediensttarief in de gehele Unie toepassen op zowel binnenlandse diensten als gereguleerde roamingdiensten.”;

  • b) 
    lid 2 wordt als volgt gewijzigd:
  • i) 
    de eerste zin wordt vervangen door:

“Indien uit het verslag blijkt dat in tariefopties waarbij het binnenlandsediensttarief voor zowel de binnenlandse als gereguleerde roamingdiensten geldt, niet wordt voorzien in alle retailpakketten voor redelijk gebruik van ten minste één roamingaanbieder in elke lidstaat, of dat aanbiedingen van alternatieve roamingaanbieders gelijkwaardige retailroamingtarieven niet wezenlijk gemakkelijker beschikbaar hebben gemaakt voor consumenten overal in de Unie, doet de Commissie uiterlijk op dezelfde datum passende voorstellen aan het Europees Parlement en de Raad om de situatie aan te pakken en ervoor te zorgen dat er op de interne markt geen verschil is tussen nationale tarieven en roamingtarieven.”;

  • ii) 
    punt d) wordt vervangen door:

“d) de looptijd van de maximale wholesaletarieven als bedoeld in de artikelen 7, 9 en 12 te wijzigen, of het niveau ervan te herzien, met het oog op de versterking van het vermogen van alle roamingaanbieders om binnen hun respectieve retailpakketten voor redelijke gebruik tariefopties aan te bieden waarbinnen het geldende binnenlandsediensttarief voor zowel binnenlandse diensten als gereguleerde roamingdiensten geldt, alsof laatstgenoemde diensten op het thuisnetwerk worden verbruikt.”.

Artikel 38 – Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1211/2009

Verordening (EG) nr. 1211/2009 wordt als volgt gewijzigd:

  • (1) 
    Artikel 1, lid 2, wordt vervangen door:

“2. Het Berec handelt binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) en de Richtlijnen 2002/19/EG, 2002/20/EG, 2002/22/EG en 2002/58/EG (bijzondere richtlijnen), en van de Verordeningen (EU) nr. 531/2012 en (EU) nr. XX/2014.”.

  • (2) 
    In artikel 4 worden de leden 4 en 5 geschrapt.
  • (3) 
    Het volgende artikel 4 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 4 bis – Benoeming en taken van de voorzitter

  • 1. 
    De raad van regelgevers wordt vertegenwoordigd door een voorzitter, die een voltijds, onafhankelijk deskundige is.

De voorzitter wordt aangesteld als tijdelijk functionaris bij het Bureau overeenkomstig artikel 2, onder a), van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden.

De voorzitter is verantwoordelijk voor de voorbereiding van de werkzaamheden van de raad van regelgevers en zit de vergaderingen van de raad van regelgevers en het comité van beheer voor, maar heeft geen stemrecht.

De voorzitter vraagt noch aanvaardt instructies van enige regering of nationale regelgevingsinstantie, van de Commissie of van enige andere publieke of private entiteit, onverminderd de rol van de raad van regelgevers met betrekking tot de taken van de voorzitter.

  • 2. 
    De voorzitter wordt na een open selectieprocedure door de raad van regelgevers benoemd op basis van verdienste, bekwaamheid, kennis van de elektronische-communicatiemarkten en de deelnemers daarvan en relevante ervaring op het gebied van toezicht en regulering.

Vóór de benoeming kan de door de raad van regelgevers gekozen kandidaat worden verzocht een verklaring af te leggen voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement en vragen van de commissieleden te beantwoorden.

De benoeming van de voorzitter wordt pas van kracht nadat het comité van beheer zijn goedkeuring heeft gegeven.

De raad van regelgevers kiest uit zijn leden ook een vicevoorzitter die de taken van de voorzitter uitoefent als deze afwezig is.

  • 3. 
    De ambtstermijn van de voorzitter bedraagt drie jaar en kan eenmaal worden verlengd.
  • 4. 
    In de loop van de negen maanden die voorafgaan aan het einde van de driejarige ambtstermijn van de voorzitter, evalueert de raad van regelgevers:
  • a) 
    de in de eerste ambtstermijn behaalde resultaten en de wijze waarop die zijn bereikt;
  • b) 
    de taken en verplichtingen van de raad van regelgevers voor de komende jaren.

Wanneer de raad van regelgevers voornemens is de ambtstermijn van de voorzitter te verlengen, stelt hij het Europees Parlement daarvan in kennis. In de maand die voorafgaat aan de verlenging van zijn ambtstermijn kan de voorzitter worden gevraagd een verklaring af te leggen voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement en vragen van de commissieleden te beantwoorden.

  • 5. 
    De voorzitter kan uitsluitend uit zijn functie worden ontheven bij besluit van de raad van regelgevers op voorstel van de Commissie en na goedkeuring door het comité van beheer.

De voorzitter mag de raad van regelgevers en het comité van beheer niet beletten kwesties met betrekking tot de voorzitter te bespreken, in het bijzonder de noodzaak van zijn ontslag, en wordt niet betrokken bij de beraadslaging daaromtrent.”.

  • (4) 
    Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
  • a) 
    lid 2, vierde streepje, wordt geschrapt;
  • b) 
    lid 3 wordt als volgt gewijzigd:

“3. Het Bureau bestaat uit:

  • a) 
    de voorzitter van de raad van regelgevers;
  • b) 
    een comité van beheer;
  • c) 
    een administratief directeur.”.
  • (5) 
    Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
  • a) 
    lid 2 komt als volgt te luiden:

“2. Het comité van beheer benoemt de administratief directeur en verlengt in voorkomend geval zijn ambtstermijn of ontheft hem uit zijn functie, overeenkomstig artikel 8. De voorgedragen administratief directeur neemt niet deel aan de voorbereiding van of de stemming over een daartoe strekkend besluit.”;

  • b) 
    lid 4 wordt geschrapt.
  • (6) 
    Artikel 8, leden 2, 3 en 4, wordt vervangen door:

“2. De administratief directeur wordt aangesteld als tijdelijk functionaris bij het Bureau overeenkomstig artikel 2, onder a), van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden.

  • 3. 
    De administratief directeur wordt na een open en transparante selectieprocedure door het comité van beheer benoemd uit een lijst van door de Commissie voorgedragen kandidaten.

Het Bureau wordt bij de sluiting van het contract met de administratief directeur vertegenwoordigd door de voorzitter van het comité van beheer.

Voordat hij wordt benoemd, kan de door het comité van beheer geselecteerde kandidaat worden verzocht een verklaring af te leggen voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement en vragen van de commissieleden te beantwoorden.

  • 4. 
    De ambtstermijn van de administratief directeur bedraagt vijf jaar. Aan het einde van deze termijn verricht de Commissie een beoordeling, waarin rekening wordt gehouden met de evaluatie van de prestaties van de administratief directeur en de toekomstige taken en uitdagingen van het Bureau.
  • 5. 
    Op voorstel van de Commissie, waarin rekening wordt gehouden met de in lid 4 bedoelde beoordeling, kan het comité van beheer de ambtstermijn van de administratief directeur eenmaal verlengen met ten hoogste vijf jaar.
  • 6. 
    Wanneer het comité van beheer voornemens is de ambtstermijn van de administratief directeur te verlengen, stelt het het Europees Parlement daarvan in kennis. In de maand die aan de eventuele verlenging voorafgaat, kan de administratief directeur worden gevraagd een verklaring af te leggen voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement en vragen van de commissieleden te beantwoorden.
  • 7. 
    Een administratief directeur wiens ambtstermijn is verlengd, mag aan het eind van de totale termijn niet deelnemen aan een andere selectieprocedure voor dezelfde post.
  • 8. 
    De administratief directeur kan uitsluitend uit zijn functie worden ontheven bij besluit van het comité van beheer op voorstel van de Commissie.
  • 9. 
    Het comité van beheer neemt besluiten over de benoeming van de administratief directeur, de verlenging van diens ambtstermijn en de ontheffing van de administratief directeur uit zijn functie met een tweederdemeerderheid van de stemmen van de leden met stemrecht.”.
  • (7) 
    Artikel 9, lid 2, komt als volgt te luiden:

“2. De administratief directeur assisteert de voorzitter bij de voorbereiding van de agenda van de raad van regelgevers, het comité van beheer en de werkgroepen van deskundigen. De administratief directeur neemt, zonder stemrecht, deel aan de werkzaamheden van de raad van regelgevers en het comité van beheer.”.

  • (8) 
    Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

“1. Het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, alsmede de bepalingen ter uitvoering van dat Statuut en die regeling die in overleg tussen de instellingen van de Unie zijn vastgesteld, zijn van toepassing op het personeel van het Bureau, met inbegrip van de voorzitter van de raad van regelgevers en de administratief directeur.

  • 2. 
    Het comité van beheer stelt overeenkomstig artikel 110 van het Statuut passende bepalingen vast voor de tenuitvoerlegging van het Statuut en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden.
  • 3. 
    Het comité van beheer oefent, overeenkomstig lid 4, ten aanzien van het personeel van het Bureau de bevoegdheden uit die het Statuut toekent aan het tot aanstelling bevoegde gezag en die de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden toekent aan het tot het sluiten van contracten bevoegde gezag (hierna “de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag” genoemd).
  • 4. 
    Het comité van beheer stelt overeenkomstig artikel 110 van het Statuut een besluit vast als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Statuut en artikel 6 van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden, waarbij het de relevante bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag delegeert aan de administratief directeur en de voorwaarden vastlegt voor de opschorting van deze bevoegdheidsdelegatie. De administratief directeur is bevoegd om deze bevoegdheden te subdelegeren.

Wanneer uitzonderlijke omstandigheden dit vereisen, kan het comité van beheer besluiten om de delegatie van de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag aan de administratief directeur en door hem verleende subdelegaties tijdelijk te schorsen en deze bevoegdheden zelf uit te oefenen dan wel te delegeren aan een van zijn leden of aan een ander personeelslid dan de administratief directeur.”.

  • (9) 
    Het volgende artikel 10 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 10 bis – Gedetacheerde nationale deskundigen en andere personeelsleden

  • 1. 
    Het Bureau kan ook een beroep doen op gedetacheerde nationale deskundigen of ander personeel dat niet in dienst is van het Bureau.
  • 2. 
    Bij besluit van het comité van beheer worden de voorschriften vastgesteld voor de detachering van nationale deskundigen bij het Bureau.”.

Artikel 39 - Herzieningsclausule

De Commissie brengt op gezette tijden verslag uit over de evaluatie en herziening van deze verordening aan het Europees Parlement en de Raad. Het eerste verslag wordt uiterlijk op 1 juli 2018 ingediend. De volgende verslagen worden om de vier jaar ingediend. De Commissie doet, indien nodig, passende voorstellen tot wijziging van deze verordening en tot aanpassing van andere rechtsinstrumenten, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met ontwikkelingen binnen de informatietechnologie en de stand van de vooruitgang binnen de informatiemaatschappij. Deze verslagen worden gepubliceerd.

Artikel 40 – Inwerkingtreding

  • 1. 
    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
  • 2. 
    Zij is met ingang van 1 juli 2014 van toepassing.

De artikelen 21 tot en met 30 zijn echter van toepassing met ingang van 1 juli 2016.

Deze verordening is bindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg,

Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

De voorzitter                                                  De voorzitter

BIJLAGE I MINIMUMPARAMETERS VOOR AANBIEDINGEN VAN EUROPESE VIRTUELE BREEDBANDTOEGANGSPRODUCTEN

  • 1. 
    AANBOD 1 – Wholesaletoegangsproduct voor vaste netwerken, aangeboden over nieuwegeneratienetwerken via laag 2 (de datalinklaag) van het 7-laags model voor communicatieprotocollen van de Internationale Organisatie voor Normalisatie, dat met fysieke ontbundeling gelijkwaardige functionaliteiten biedt, met handoverpunten op een niveau dat dichter bij de klant staat dan het nationale of regionale niveau.

1.1 Netwerkelementen en gerelateerde informatie:

  • a) 
    een beschrijving van de aangeboden netwerktoegang, inclusief technische kenmerken (met informatie over de netwerkconfiguratie waar dat nodig is om effectief gebruik te maken van de toegang tot het netwerk);
  • b) 
    de locaties waarop netwerktoegang wordt verleend;
  • c) 
    alle relevante technische normen voor netwerktoegang, inclusief eventuele gebruiksbeperkingen en andere beveiligingskwesties;
  • d) 
    technische specificaties voor de interface van handover- en netwerkaansluitpunten (lokalen van de klant);
  • e) 
    specificaties van de apparatuur die op het netwerk moet worden gebruikt; en
  • d) 
    gegevens over de interoperabiliteitstesten.

1.2 Netwerkfunctionaliteiten:

  • a) 
    flexibele toewijzing van VLAN’s op basis van gemeenschappelijke technische specificaties;
  • b) 
    dienstagnostische connectiviteit waarmee beheersing van download- en uploadsnelheden mogelijk is;
  • c) 
    activering van beveiliging;
  • d) 
    flexibele keuze van apparatuur bij de klant (mits technisch mogelijk);
  • e) 
    toegang op afstand tot de apparatuur bij de klant; en
  • f) 
    multicastfunctionaliteit indien daar vraag naar is en die functionaliteit nodig is om de technische reproduceerbaarheid van concurrerende retailaanbiedingen te garanderen.

1.3 Operationeel en bedrijfsproces:

  • a) 
    selectiecriteriaprocessen voor bestelling en provisioning;
  • b) 
    factuurgegevens;
  • c) 
    procedures voor migratie, verplaatsing en beëindiging;
  • d) 
    specifieke termijnen voor reparatie en onderhoud.

1.4 Ondersteunende diensten en IT-systemen:

  • a) 
    informatie en voorwaarden inzake het aanbieden van colocatie en backhaul;
  • b) 
    specificaties voor de toegang tot en het gebruik van ondersteunende IT-systemen voor operationele ondersteuningssystemen, informatiesystemen en databases voor reservering, levering, bestelling, onderhouds- en herstelverzoeken en facturering, met inbegrip van gebruiksbeperkingen en procedures voor toegang tot deze diensten.
  • 2. 
    AANBOD 2: Wholesaletoegangsproduct voor vaste netwerken, aangeboden op laag 3 (netwerklaag) van het 7-laags model voor communicatieprotocollen van de Internationale Organisatie voor Normalisatie, op het IP-bitstreamniveau, met handoverpunten die een hogere mate van bronaggregatie bieden, zoals op nationaal en/of regionaal niveau

2.1 Netwerkelementen en gerelateerde informatie:

  • a) 
    de kenmerken van de verbindingslink die op de handoverpunten wordt geboden (in termen van snelheid, kwaliteit van de dienstverlening, enz.);
  • b) 
    een beschrijving van het breedbandnetwerk dat de lokalen van de klant verbindt met de handoverpunten (in termen van backhaul en toegangsnetwerkarchitectuur);
  • c) 
    de locatie van de handoverpunten; en
  • d) 
    de technische specificaties voor de interfaces van de handoverpunten.

2.2 Netwerkfunctionaliteiten:

Mogelijkheid om verschillende niveaus van dienstverleningskwaliteit (bijv. QoS 1, 2 en 3) te ondersteunen met betrekking tot:

            i) vertraging;

            ii) jitter;

            iii) pakketverlies; en

            iv) overboekingsfactor.

2.3 Operationeel en bedrijfsproces:

  • a) 
    selectiecriteriaprocessen voor bestelling en provisioning;
  • b) 
    factuurgegevens;
  • c) 
    procedures voor migratie, verplaatsing en beëindiging;
  • d) 
    specifieke termijnen voor reparatie en onderhoud.

2.4 Ondersteunende IT-systemen:

Specificaties voor de toegang tot en het gebruik van ondersteunende IT-systemen voor operationele ondersteuningssystemen, informatiesystemen en databases voor reservering, levering, bestelling, onderhouds- en herstelverzoeken en facturering, met inbegrip van gebruiksbeperkingen en procedures voor toegang tot deze diensten.

  • 3. 
    AANBOD 3: Afgevende segmenten van huurlijnen op wholesaleniveau met verbeterde interface, voor het exclusieve gebruik van de toegangvragende partij, die permanente symmetrische capaciteit bieden zonder beperkingen ten aanzien van gebruik, met overeenkomsten inzake dienstverleningsniveau, door middel van een point-to-pointverbinding en netwerkinterfaces volgens laag 2 (datalinklaag) van het 7-laags model voor communicatieprotocollen van de Internationale Organisatie voor Normalisatie (ISO).

3.1 Netwerkelementen en gerelateerde informatie:

  • a) 
    een beschrijving van de aan te bieden netwerktoegang, inclusief technische kenmerken (met informatie over de netwerkconfiguratie waar dat nodig is om effectief gebruik te maken van de toegang tot het netwerk);
  • b) 
    de locaties waarop netwerktoegang wordt verleend;
  • c) 
    de verschillende aanboden snelheden en maximale lengte;
  • d) 
    alle relevante technische normen voor netwerktoegang, inclusief eventuele gebruiksbeperkingen en andere beveiligheidskwesties;
  • e) 
    gegevens over de interoperabiliteitstesten;
  • f) 
    specificaties van de apparatuur die op het netwerk is toegestaan;
  • g) 
    beschikbare network-to-network (NNI)-interface;
  • h) 
    maximale toegestane frameomvang in bytes.

3.2 Netwerk- en productfunctionaliteiten:

  • a) 
    niet-gedeelde en symmetrische vaste toegang;
  • b) 
    dienstagnostische connectiviteit waarmee beheersing van download- en uploadsnelheden mogelijk is;
  • c) 
    protocoltransparantie, flexibele toewijzing van VLAN’s op basis van gemeenschappelijke technische specificaties;
  • d) 
    parameters met betrekking tot de kwaliteit van de dienstverlening (vertraging, jitter, pakketverlies) waarmee bedrijfskritische prestaties mogelijk zijn.

3.3 Operationeel en bedrijfsproces:

  • a) 
    selectiecriteriaprocessen voor bestelling en provisioning;
  • b) 
    procedures voor migratie, verplaatsing en beëindiging;
  • c) 
    specifieke termijnen voor reparatie en onderhoud;
  • d) 
    aanpassingen aan IT-systemen (voor zover dit op alternatieve aanbieders van toepassing is); en
  • e) 
    relevante kosten, betalingsvoorwaarden en factureringsprocedures.

3.4 Overeenkomsten betreffende dienstverleningsniveau

  • a) 
    het bedrag van de schadevergoeding die een partij aan de andere partij verschuldigd is bij niet-nakoming van contractuele verbintenissen, inclusief provisioning- en reparatietijd, evenals de voorwaarden voor het recht op schadevergoedingen;
  • b) 
    omschrijving en beperking van aansprakelijkheid en schadevergoeding;
  • c) 
    procedures in het geval van wijzigingen die voor het dienstenaanbod worden voorgesteld, zoals lancering van nieuwe diensten, wijziging van bestaande diensten of prijswijziging;
  • d) 
    gegevens over eventuele intellectuele-eigendomsrechten;
  • e) 
    gegevens over de looptijd van en heronderhandeling over overeenkomsten.

3.5 Ondersteunende IT-systemen:

Specificaties voor de toegang tot en het gebruik van ondersteunende IT-systemen voor operationele ondersteuningssystemen, informatiesystemen en databases voor reservering, levering, bestelling, onderhouds- en herstelverzoeken en facturering, met inbegrip van gebruiksbeperkingen en procedures voor toegang tot deze diensten.

BIJLAGE II MINIMUMPARAMETERS VAN EUROPESE ASQ-CONNECTIVITEITSPRODUCTEN

Netwerkelementen en gerelateerde informatie:

  • – 
    Een beschrijving van het connectiviteitsproduct dat over een vast netwerk wordt aangeleverd, met inbegrip van de technische kenmerken en vaststelling van alle relevante normen.

Netwerkfunctionaliteiten:

  • – 
    connectiviteitsovereenkomst die de end-to-endkwaliteit van de dienstverlening waarborgt op basis van gemeenschappelijk gespecificeerde parameters die de verstrekking van ten minste de volgende diensten mogelijk maken:
  • – 
    spraakoproepen en videogesprekken;
  • – 
    het uitzenden van audiovisuele inhoud; en
  • – 
    gegevenskritieke toepassingen.

[1]               COM [insert final reference]

[2]               COM(2013) 147 final.

[3]               PB L 344 van 28.12.2007, blz. 65.

[4]               Steps towards a truly internal market for e-communications in the run-up to 2020, Ecorys, TU Delft en TNO, 2012.

[5]               Business communications, economic growth and the competitive challenge, WIK, 2012.

[6]               Capturing the ICT dividend, Oxford Economics Research, 2011.

[7]               Quantitative estimates of the demand for cloud computing in Europe and the likely barriers to takeup, IDC, 2012.

[8]               COM(2013) 48 final.

[9]               Met name vond er op 17 juni 2013 in Brussel een openbare voorlichtingsbijeenkomst plaats. Daarnaast vond er op 19 juni in het kader van de jaarlijkse conferentie over de Digitale agenda een evenement plaats.

[10]             Steps towards a truly internal market for e-communications in the run-up to 2020, Ecorys, TU Delft en TNO, 2012.

[11]             Europese Commissie, European Economy Occasional Papers 129: Market Functioning in Network Industries – Electronic Communications, Energy and Transport, 2013.

[12]             PB C , , blz -

[13]             PB C , , blz -

[14]             Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (toegangsrichtlijn) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 7).

[15]             Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (machtigingsrichtlijn) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 21).

[16]             Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33).

[17]             Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst- en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatie en diensten (universele dienstrichtlijn) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 51).

[18]             Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (e-privacyrichtlijn) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).

[19]             Richtlijn 2002/77/EG van de Commissie van 16 september 2002 betreffende de mededinging op de markten voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (PB L 249 van 17.9.2002, blz. 21).

[20]             Verordening (EG) nr. 1211/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009, tot oprichting van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) en het Bureau (PB L 337 van 18.12.2009, blz. 1).

[21]             Verordening (EU) nr. 531/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2012 betreffende roaming op openbare mobielecommunicatienetwerken binnen de Unie (PB L 172 van 30.6.2012, blz. 10).

[22]             Besluit nr. 243/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor het radiospectrumbeleid (PB L 81 van 21.3.2012, blz. 7).

[23]             Besluit nr. 243/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor het radiospectrumbeleid, PB L 81 van 21.3.2012.

[24]             Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap (radiospectrumbeschikking) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 1).

[25]             Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

[26]             Verordening (EU) nr. 531/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2012 betreffende roaming op openbare mobielecommunicatienetwerken binnen de Unie (PB L 172 van 30.6.2012, blz. 10).

[27]             Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap (radiospectrumbeschikking) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 1).

[28]             Besluit 2002/622/EG van de Commissie van 26 juli 2002 tot oprichting van een Beleidsgroep Radiospectrum (PB L 198 van 27.7.2002, blz. 49).

[29]             Besluit 243/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor het radiospectrumbeleid (PB L 81 van 21.3.2012, blz. 7).

[30]             Richtlijn 2013/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico’s van fysische agentia (elektromagnetische velden) (twintigste bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) en intrekking van Richtlijn 2004/40/EG (PB L 179 van 29.6.2013, blz. 1).

[31]             Aanbeveling 1999/519/EG van de Raad van 12 juli 1999 betreffende de beperking van de blootstelling van de bevolking aan elektromagnetische velden (0 Hz tot 300 GHz) (PB L 1999 van 30.7.1999, blz. 59).

[32]             Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (PB L 91 van 7.4.1999, blz. 10).

[33]             Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG, PB L 165 van 18.6.2013, blz. 63.

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.