Wordt het nog wat met CCS? - Hoofdinhoud
CO2-afvang en opslag (in het Engels Carbon Capture & Storage CCS) is een techniek om fossiele verbrandingsgassen bij grootschalige processen (elektriciteitscentrales, raffinaderijen, cement- en staalindustrie) te ontdoen van het broeikasgas CO2, dat vervolgens in de grond wordt opgeslagen. Met 7 leden van de commissie Economische Zaken bezochten we vandaag het Technology Centre Mongstad (TCM), op dit moment de grootste testfabriek voor CCS ter wereld.
de twee CCS-proeffabrieken van TCM; de installatie op de voorgrond gebruikt amine als solvent, die op de achtergrond chilled ammonia.
Zes jaar geleden was CCS hartstikke trendy. De Europese Unie beschouwt CCS als een sleuteltechnologie voor de overgangsperiode van een fossiele naar een duurzame energievoorziening. De analyse daarachter is dat de overgang van fossiel naar duurzaam minstens 50 jaar in beslag gaat nemen. Dan kan de klimaatdoelstelling van maximaal twee graden mondiale temperatuurstijging slechts gehaald worden als ook de emissies van fossiele bronnen verminderd worden. Ook milieuminister Cramer (PvdA) leunde in de periode 2007-10 sterk op CCS als klimaatinstrument. Nederland haalde met €150 miljoen rijkssteun een groot proefproject binnen (ROAD) waarbij voor een nieuwe kolencentrale op de Maasvlakte de rookgassen gezuiverd worden en het CO2 onder de Noordzee opgeslagen.
De SP was van meet af aan kritisch over CCS (zie dossier CCS), met name omdat het héél veel extra fossiele energie kost. Bij de huidige stand van techniek heb je voor de CO2 afvang van vier kolencentrales een vijfde nodig om de CO2 af te vangen en op te bergen. Dat lijkt een beetje op een vermageringskuur die begint met het toevoegen van een patatje mét aan het dagelijks menu. Ondanks deze scepsis staan we niet negatief tegenover het opschalen van onderzoek. Als het bijvoorbeeld zou lukken om het energieverbruik van CCS sterk te reduceren wordt de techniek immers acceptabeler. Daarom was het bezoek aan TCM vanmorgen best relevant. In
TCM is voor driekwart eigendom van Gassnova (=Noorse overheid), aangevuld met Statoil, Shell en Sasol. In Mongstad is er inmiddels €500 miljoen geïnvesteerd in twee proeffabrieken die gebruik maken van verschillende oplosmiddelen: amine en chilled ammonia. Als voeding van de processen worden twee CO2-stromen gebruikt: de rookgassen van een warmtekrachtcentrale en van een nabijgelegen raffinaderij. De ene stroom heeft een hoge CO2-concentratie, de ander een lage. Ook is de ene stroom rookgas meer verontreinigd met andere stoffen (zoals fijnstof) dan de andere. Met een combinatie van beide rookgasstromen kan CCS voor een scala aan praktijksituaties getest worden. De proeffabriek draait inmiddels een jaar. Het verwijderrendement ligt tussen de 85 en 90%. Op het terrein is nog ruimte vrijgehouden voor andere proeffabrieken, die straks gebruik kunnen maken van dezelfde basisinfrastructuur.
Een grote tegenslag voor TCM is het recente besluit van de Noorse regering om de bouw van een full scale CCS fabriek naast de testsite, een investering van €1 miljard, in de ijskast te zetten. De reden daarvoor is de groeiende onzekerheid bij de Noren of CCS binnen tien jaar een rendabele techniek gaat worden. Daarvoor is het nodig dat de CO2-prijs in het Europese emissie handel systeem (ETS) richting €50/ton gaat. In werkelijkheid daalde de prijs de afgelopen jaren door de economische crisis en teveel oude weggegeven rechten tot onder de €5/ton. Een groot aantal CCS projecten zijn daarom in de mottenballen gezet.
Bjorn-Erik Haugan, directeur van Gassnova, vindt dat ondanks de lage CO2-prijzen het opschalen van de CCS-experimenten moet doorgaan. Het kost nog zeker tien jaar om het proces te optimaliseren, inclusief het beperken van het energieverbruik. Het energieverbruik valt uiteen in stoomproductie, pompen, compressie en koelen. Haugan schat dat de energie-efficiency van het proces nog minstens 40% beter kan.
Op dit moment loopt de feitelijke reductie van de CO2-emissies ver achter bij het volume dat nodig is om de 2-graden-doelstelling uit het Kyoto akkoord te halen. Je kan je daarom niet permitteren om tien jaar op je handen te gaan zitten en eerst andere opties te verkennen.
Dat ben ik wel eens met Haugan. Hoewel ik nog steeds sceptisch ben over CCS, is de energie- en klimaatproblematiek zo omvangrijk dat je opties niet te snel moet afserveren. Waar onze wegen uiteen lopen is bij de financiering: ik vind het merkwaardig dat projecten als TCM voor 75% uit publieke middelen gefinancierd worden, in plaats van op basis van het principe “de vervuiler betaalt”. Maar zolang er raffinaderijen, hoogovens en kolencentrales zijn blijft het interessant om de CO2-emmissies van deze installaties om laag te brengen. Via verbetering van de energie-efficiency van processen, maar op termijn wellicht ook via CCS.