Betrekken naasten van wezenlijk belang - Hoofdinhoud
Foto Flickr / PvdA
Vandaag is het de Dag van de Mantelzorg. Een mooi moment om stil te staan bij de ongelooflijke inzet die de miljoenen mantelzorgers en vrijwilligers leveren. Een goed moment ook om stil te staan bij de vraag of we recht doen aan deze inzet: of we deze mensen wel voldoende verlichten in hun werkzaamheden, ze voldoende versterken waar dat kan en of we de verbinding met de professionele zorg wel goed leggen.
De toekomst van de langdurige zorg ligt steeds minder in instellingen en steeds meer thuis. Mensen willen langer thuis wonen. Dat vraagt ook meer van hun directe omgeving. De vraag die we moeten beantwoorden is hoe wij er voor kunnen zorgen dat we hun zorg en ondersteuning zo organiseren dat deze diepgewortelde wens werkelijkheid wordt? Daarbij ben ik van één ding overtuigd: voor goede zorg in je naaste omgeving is betrokkenheid van je naasten van wezenlijk belang. Dat gaat niet vanzelf.
Nu is het helaas nog te vaak zo dat mantelzorgers en professionals langs elkaar heen werken. Ik denk dat dat komt doordat wij de zorg nu als volgt hebben georganiseerd: iemand is ziek of heeft een gebrek. Dan komt er iemand een indicatie afgeven. Daarna moet die indicatie omgezet worden in X-uur zorg. Vervolgens komt een professional die zorg verlenen. Heel mooi geregeld denk je, maar de mantelzorger is niet betrokken.
Ik zie de toekomst anders. Ik denk dat we af moeten van de rigide indicaties die alleen kijken naar iemands' gebrek of ziektebeeld. Ik denk dat we direct met mensen en hun naasten om tafel moeten gaan zitten en de vraag moeten stellen: 'Hoe gaan we de zorg en ondersteuning voor uw moeder samen organiseren? Waaraan heeft ze behoefte? Wat kan ik doen, wat vindt ze prettig en waar kunt u bijspringen?' Zo versterken we de positie van de mantelzorger en leggen we een vanzelfsprekende verbinding met de professionele zorg, in dit geval de wijkverpleegkundige.
De discussie over mantelzorg en vrijwilligerswerk roept vaak de vraag op: 'Kunnen we wel meer van mensen vragen?' Nee, niet als het gaat om jonge kinderen die zware taken voor hun ouders op zich nemen en daardoor minder kind kunnen zijn. Nee, als ouderen soms ten kosten van hun eigen gezondheid dag in dag uit voor hun partner zorgen, soms ten koste van zichzelf. De vraag is daar niet: ‘Wat kunnen deze mensen nog meer doen?’ De vraag is: ‘Hoe kunnen wij er voor zorgen dat die mensen verlicht worden in hun werkzaamheden?’ Gemeenten krijgen daarvoor van 2015 extra middelen voor bijvoorbeeld respijtzorg.
Natuurlijk mogen we ons ook de vraag stellen waar wel meer plaats is voor betrokkenheid bij elkaar. Als we vinden dat zware en verpleegkundige zorg beschikbaar moet zijn voor iedereen, is het dan zo gek om ons af te vragen of we lichte vormen van ondersteuning altijd voor iedereen moeten vergoeden? Of moeten we ons afvragen of sommige mensen hun huishoudelijke hulp niet (deels) zelf kunnen betalen? En of het niet de normaalste zaak van de wereld is af en toe de stofzuiger bij je ouders door het huis te halen?
Tot slot: de discussie over mantelzorg moet niet alleen gaan over de zorg aan huis. Juist als mensen niet meer in hun eigen omgeving kunnen blijven wonen en naar een instelling gaan, moet dat voor alles een nieuw thuis zijn. Een instelling moet in de samenleving staan, niet er naast. Familie en vrienden moeten dus ook daar vanzelfsprekend betrokken zijn bij de manier waarop hun partner of vader in een instelling wordt verzorgd. Vanaf het begin bij het maken van het zorgplan, daarna bij de dagelijkse zorg.