Een tie-wrap is niet genoeg om de veiligheid in een tinmijn te garanderen - Hoofdinhoud
BLOG - GroenLinks-Europarlementariër Judith Sargentini bracht een werkbezoek aan Oost-Congo om beter zicht te krijgen in de handel in conflictmineralen. Dit laatste blogbericht over dat bezoek verscheen eerder op Joop.nl. Lees Sargentini's eerdere blogberichten in ons dossier conflictmineralen. Foto's staan op Facebook.
Ik was nog niet bekomen van een verschrikkelijk dinertje met de gouverneur van Zuid-Kivu en zat in afritsbroek en met bergschoenen aan het ontbijt van ananas en gebakken ei. Klaar om te vertrekken voor een stoffige trip naar Nyabibwe, de Congolese mijn waar een proefproject draait voor het certificeren van conflict-vrije tin. Philips, Tata Steel en het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken steunen dat project. De diplomaat Jaime Bourbon de Parme is één van de gezichten die dit mooie initiatief op de landelijke tv promoot. Maar wie stappen er binnen om fijn even mee te ontbijten? De gouverneur, de minister van Justitie en de minister van Mijnbouw. Gelukkig was de gouverneur vooral aan de telefoon en kon ik in ieder geval zwijgen.
We gaan op pad met drie jeeps, de minister van Mijnbouw in zijn eigen 4x4 en een Pickup truck met zes zwaar bepantserde politieagenten met kalasjnikovs. Sirenes aan in de stad. Lekker low profile, maar niet heus...
Cassiteriet
Nyabibwe is drie uur rijden van Bukavu. Complimenten voor het asfalt het eerste uur, en daarna wordt het minder. De route is prachtig en leidt ons grotendeels langs het Kivumeer. Na een beleefdheidsbezoek bij de administrateur de territoire mogen we, een uurtje verderop, het terrein van de tinmijn op. De bassins zijn zichtbaar vanaf de weg.
Creuseurs, oftewel ambachtelijke mijnwerkers, scheppen brokken aarde in het stromende water en blijven dat omscheppen. Het zijn allemaal mannen maar ze zijn niet allemaal boven de achttien. De modder stroomt weg en de stenen blijven over. De stenen met zwarte pikkeltjes worden apart gelegd. Die spikkeltjes zijn cassiteriet, tin-oxide. De stenen worden tot gruis geslagen. Dat schijnt vrouwenwerk te zijn, maar die waren tijdens ons bezoek nauwelijks in de mijn aanwezig. De vrouwen die er waren verkochten suikerriet. Dat gruis wordt twee keer gewassen en dan blijft er min of meer pure cassiteriet over.
Als ik verder het terrein oploop, hoor ik het gedreun van een waterpomp. Naast dagbouw, het afgraven van grond in de open lucht, is er ook ondergrondse activiteit gaande. Een ondergrondse gang is gestut met houten planken en slangen pompen water uit de mijn weg. De technicus moppert dat de pomp maar op halve kracht werkt en dat de mannen dus tot hun middel in het water staan. Tegelijkertijd lopen er elektriciteitskabels de mijn in om met lampen de werkers bij te lichten. Ik ga niet naar binnen, maar er zijn op goede dagen zeker veertig man aan het werk in die moddertunnels.
De mijn is nu rustig. De duizend ingeschreven creuseurs zijn er bij lange na niet. Volgens de dorpelingen die we achteraf spreken, komt dat doordat de prijs niet deugt. Een creuseur krijgt vier dollar per kilo cassiteriet. En op de dag dat wij er zijn, is de prijs gedaald tot maar drie dollar per kilo.
Tie-wrap met uniek nummer
Nyabiwme is een pilotproject waar een zak met cassiteriet bij uitvoer een tie-wrap met een uniek nummer krijgt. Met die 'tag' voldoet de zak aan de regels van ITRI, een organisatie van de tin-industrie. Er werken dan geen kinderen en geen zwangere vrouwen in de mijn en rebellen verdienen er geen geld aan. Philips, Tata Steel en het ministerie van Buitenlandse Zaken, vertegenwoordigd door prins Bourbon de Parme, steunen dit 'conflict free tin initiative'. De cassiteriet uit deze mijn gaat naar een gecontroleerde smelter in Zuidoost-Azië, en de tin die daar uit komt, gaat naar Philips en naar de ontwikkeling van de Fair Phone.
De mijn wordt gecontroleerd door de provincie Zuid-Kivu, maar dat stelt weinig voor. Die overheidsorganisatie verzint extra belastingen om de lokale mijnwerkers geld uit handen te slaan. De mijn is vanuit alle kanten te bereiken, ook vanaf het Kivu-meer. En dan is het maar en klein boottochtje naar Rwanda. Ik zie dat er geen mijnpolitie aanwezig is en iedereen kan ongezien in en uit lopen. De dorpelingen zijn ronduit kwaad. Er is maar één opkoper, en dat - zeggen zij - drukt de prijs. Vrouwen, die als tussenhandelaren functioneerden, worden uit de mijn geweerd en hebben geen ander inkomen. Kinderen, die niet meer in de mijn mogen werken, kunnen ook niet naar school.
Later zie ik in het stadje een kilometer verderop de gebruikte tags op de grond liggen. Die hadden niet dus lang om de zakken gezeten. En wie garandeert mij dat de cassiteriet uit andere mijnen in de omgeving, waar rebellen wél de scepter zwaaien, daar niet bij de gecertificeerde zaken gevoegd is? Toezicht op mijnbouw in Oost-Congo is dé manier om het geld uit de handen van de rebellen te halen en in de handen van de rechtmatige overheid en de bevolking te krijgen.
Ik ben blij dat er in de mijn waar ik was geen kleine kinderen en zwangere vrouwen werken. Ook de rebellen lijken op afstand, maar eerlijk gezegd is een tie-wrap alleen dan niet genoeg. Ik wil graag dat het werkt, maar eerlijk gezegd, rammelt het nogal.
Tata Steel, Philips en Buitenlandse Zaken willen transparantie in mijnbouw in Oost-Congo bevorderen. Ze kiezen niet voor de makkelijke route van mijnen in Australië. Dat waardeer ik. Maar dit initiatief is zo lek als een mandje, de lokale bevolking verdient er niet aan en draagt dus het project niet.
Om een project als dit te laten slagen hebben we Europese wetgeving nodig op import van conflictmineralen. Vrijwillige initiatieven van bedrijven hebben onvoldoende slagkracht om echte verandering teweeg te brengen. Importeisen in de Europese Unie - de grootse consumentenmarkt ter wereld - creëert een serieuze vraag naar conflict-vrije mineralen en daarmee een aantrekkelijke verkoopwaarde voor de mijnwerkers.