Iedereen heeft recht op leefbaar loon - Hoofdinhoud
Het idee dat een loon de basisnoden van een arbeider en zijn of haar hele gezin moet dekken, gaat terug tot Plato. Sinds 1948 is zo'n 'leefbaar loon' een door de Verenigde Naties erkend mensenrecht, twee jaar terug is het opgenomen in de richtlijnen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso). Maar een vanzelfsprekendheid is het nog lang niet.
Zelfs in Europa staat de onderkant van de arbeidsmarkt onder zware druk. Door de financiële crisis, toegenomen concurrentie en algemene maatschappelijke verharding maken hier iedere dag fatsoenlijke banen plaats voor 'weggooibanen'.
In ontwikkelingslanden is de situatie nog veel ernstiger. Ook in delen van de wereld waar het de laatste jaren economisch veel beter gaat, wordt de welvaart oneerlijk verdeeld. Grote groepen blijven achter, driekwart van de allerarmsten leven nu in middeninkomenslanden. Honderden miljoenen werknemers in ontwikkelingslanden verdienen nog steeds minder dan twee dollar per dag.
Daarom is het goed dat, 65 jaar nadat leefbaar loon is vastgelegd als mensenrecht, alle belangrijke partijen in Berlijn bijeen waren om nieuwe stappen te zetten om aan die afspraken ook invulling te geven. Enkele grote ontwikkelingen zijn naar mijn overtuiging zeer hoopgevend. Eén daarvan is de mentaliteitsverandering die de afgelopen decennia heeft plaatsgevonden aan de top van de modernere, vooruitstrevende bedrijven. Maatschappelijk verantwoord ondernemen is bezig aan een opmars.
De motivatie daarvoor is intrinsiek én pragmatisch. Moderne ondernemers vinden een fatsoenlijk loon en behoorlijke werkomstandigheden een vanzelfsprekendheid. Maar ze beseffen ook dat in het internettijdperk eventuele misstanden grote en snelle reputatieschade kunnen veroorzaken.
Tegelijk zien we globalisering van de handel. Als minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heb ik op mijn vele reizen gezien welk positief effect fatsoenlijke bedrijven kunnen hebben op werkomstandigheden en zelfs het openbaar bestuur in ontwikkelingslanden.
Maatschappelijke organisaties zijn daarbij natuurlijk cruciaal, zij zijn de waakhonden die bij verkeerde ontwikkelingen aanslaan. Om rechten van werknemers te borgen en fatsoenlijke lonen te kunnen afdwingen zijn sterke vakbonden nodig. Daarom steunt Nederland onder meer het Decent Work programma van de internationale arbeidsorganisatie ILO en allerlei maatschappelijke organisaties ter plekke.
Dit soort inspanningen en ontwikkelingen heeft een elkaar versterkend, positief effect. Een illustratie van waar dat toe kan leiden is wat er nu gebeurt in de kledingindustrie in Bangladesh. Na de ramp in de textielfabriek Rana Plaza, eerder dit jaar, heb ik beloofd me in te zetten voor structurele verbeteringen daar.
Samen met de ILO en andere westerse landen, de EU, vakbonden, westerse kledingbedrijven en de overheid en kledingindustrie in Bangladesh hebben we afspraken gemaakt over beter toezicht op de veiligheid van fabrieken en betere arbeidsomstandigheden. De eerste inspectieteams zijn inmiddels aan het werk. In Nederland zijn op mijn verzoek de brancheorganisaties in de textielsector een plan van aanpak overeengekomen. Ook over leefbaar loon zijn afspraken gemaakt. We proberen de nadruk op kostprijs te verleggen naar nadruk op kwaliteit.
Te lang leidde moordende concurrentie tot armoedelonen en onveilige arbeidsomstandigheden. De 'race to the bottom' die daar mede door ons toedoen gaande was, proberen we om te buigen naar een race to the top. Ik zie graag dat meer modemerken en retailbedrijven in Europa samenwerken voor leefbaar loon in de toeleveringsketen. De meeste bedrijven willen dergelijke ontwikkelingen zelf ook, andere bedrijven heb ik recent scherp moeten aanspreken op hun verantwoordelijkheden.
Ik ga ervan uit dat de consument, best bereid is die euro meer te betalen voor een jurkje, maar dan wil hij ervan op aan kunnen dat dat jurkje op een fatsoenlijke manier is gemaakt, door mensen die behoorlijk worden betaald en onder veilige omstandigheden hun werk kunnen doen. Consumenten die vinden dat overheden en producenten dat gewoon netjes moeten regelen hebben daarin groot gelijk. Ik zie dat als mijn opdracht.