De wereld in 8 minuten

Met dank overgenomen van H. (Harry) van Bommel i, gepubliceerd op vrijdag 29 november 2013, 13:58.

(Foto: Steve Cadman (CC))

Deze week was de begroting Buitenlandse Zaken aan de orde in de Tweede Kamer. In 8 minuten mocht ik de visie van de SP op de internationale ontwikkelingen en de Nederlandse betrokkenheid bespreken. Een schier onmogelijke klus. Ik ging in op de internationale conflicten en vroeg de minister naar de lessen die zijn geleerd van de mislukte interventies in Irak, Afghanistan en Libië. Ook ging ik in op de teleurstellende houding van Nederland inzake kernwapens. Lees hieronder mijn hele tekst. Commentaar is vanzelfsprekend welkom.

Mevrouw de voorzitter

De wereld is aangenaam verrast met een belangrijke, zelfs historische overwinning voor de diplomatie: het nucleaire akkoord met Iran. Na jaren van oorlogsdreiging is de SP zeer verheugd dat er nu eerste afspraken zijn gemaakt over begrenzing van het Iraanse nucleaire programma en verlichting van de sancties. Het komt nu aan op het vervolg. Heeft de minister vertrouwen in de oprechtheid van het akkoord? En wat betekent de sanctieverlichting? Voor de Iraanse bevolking, ik denk dan aan de import van medicijnen maar bijvoorbeeld ook voor Iraanse jongeren die hier studeren? Kunnen zij straks weer geld overgemaakt krijgen zodat ze hun collegegeld kunnen betalen?

Een onaangename verrassing kwam er uit Afghanistan. Daar dreigt steniging weer als straf te worden ingevoerd. Na meer dan 10 jaar investeren in de wederopbouw zou dat een enorme terugval zijn. De minister zei in de media dat die herinvoering gevolgen zal hebben voor de relatie tussen Nederland en Afghanistan. Waar denkt hij concreet aan?

De relatie tussen westerse landen en Afghanistan lijkt in het algemeen te verslechteren, ondanks de grote inspanningen. De goede doelen worden daar, net als eerder in Irak, niet of nauwelijks gehaald. Militaire interventie blijkt geen wonderolie voor vastgelopen samenlevingen. De westerse aanwezigheid lijkt even vaak bij te dragen aan nieuw geweld, omdat het groepen een legitimatie verschaft om de wapens op te nemen. Dit alles neemt uiteraard niet weg dat militairen ter plaatse ook goed werk hebben geleverd, zoals de Nederlanders in Uruzgan, maar de problemen bleken er te groot en de cultuur te verschillend om structurele verandering teweeg te brengen.

Inmiddels liggen er plannen voor een nieuwe militaire missie, nu in Mali. De huidige onrust in Mali is in belangrijke mate een resultaat van een andere westerse militaire interventie die verwoestende gevolgen had - de NAVO missie in Libië. Onbedoeld leidde deze interventie ertoe dat strijders en heel veel wapens uit de opslagplaatsen van Kadhafi via de immense woestijn hun weg vonden naar het noorden van Mali, waarna de ellende in het land begon. Voorkomen moet worden dat in Mali dezelfde fouten worden gemaakt.Irak, Afghanistan, Libië; welke lessen zijn er geleerd uit die militaire interventies? Die vraag leg ik de minister voor.

In het geval van Syrië lijkt de kans op militaire interventie nu verruild voor een vredesconferentie in januari. De SP vindt het van groot belang dat alle relevante groepen daaraan deelnemen. Er moet dus druk op het Vrije Syrische Leger komen om ook deel te nemen. Ook moet er ruimte zijn voor de grote groep christenen die klem zit tussen oppositie en regime. Humanitaire hulp bereikt deze groep nauwelijks. Hoe gaan Nederland en de EU bevorderen dat alle betrokken groepen hulp krijgen en mee mogen praten over het toekomstige Syrië?

Een ander internationaal thema betreft nucleaire ontwapening. Nederland is hier voor, maar in de praktijk wordt dit niet waargemaakt. Toen 129 VN leden onlangs een resolutie aannamen voor het vastleggen van 26 september als de Internationale Dag voor de Volledige Afschaffing van Kernwapens, stemde Nederland tegen. Eerder werd geweigerd een verklaring te steunen die stelt dat het in het belang van het voortbestaan van de mensheid is, dat kernwapens onder geen enkele omstandigheid meer worden gebruikt. De SP maakt zich hier grote zorgen over. Is het de regering wel oprecht in haar wens tot nucleaire ontwapening? Is de regering bereid op zijn minst een ‘no first use’ standpunt binnen de NAVO te bespreken. Ook het verbod op chemische wapens is er gekomen na een eerste stap van ‘no first use’.

Vorige week nam de Kamer een motie aan dat de opvolger van de F-16 geen nucleaire taak mag hebben. Wat betekent dat voor de Nederlandse kernwapentaak in de NAVO?

Een volgend thema betreft het Amerikaanse beleid van targeted killing. De SP vraagt opnieuw aandacht voor de drone oorlog die al duizenden slachtoffers heeft gemaakt, waaronder veel burgers. De reden hiervoor is simpel: onderdelen van dit Amerikaanse beleid en specifieke targeted killings die het land uitvoert, zijn in strijd met het internationaal recht. Dat geldt bijvoorbeeld voor zogenaamde signature strikes, waarbij de VS in Pakistan en Jemen raketten afvuren op mensen waarvan men de identiteit niet kent. Ook specifieke targeted killings zijn illegaal, zoals de tot in detail gedocumenteerde aanval met kruisraketten met clustermunitie in 2009 in Jemen, waarbij tientallen burgers omkwamen. Mensenrechtenorganisaties en andere ngo’s hebben hier inmiddels al veel over gepubliceerd.

De minister reageert op mijn opmerkingen hierover steeds met verwijzing naar de door de VS opgeworpen blokkade van ondoorzichtigheid. De eenvoudige vraag of tenminste één van de honderden drone aanvallen het internationaal recht heeft geschonden, wordt dan ook niet bevestigend beantwoord. Dat is ridicuul. Omdat de VS zich niets aantrekken van de kritiek op het gebruik van drones vraag ik de minister om een internationale bijeenkomst op statelijk niveau te organiseren over de juridische beperkingen aan de inzet van drones en targeted killing. Ook vraag ik de minister te verzekeren dat inlichtingen die Nederland met de VS deelt niet gebruikt zullen worden voor illegale targeted killings. Kan de minister dat toezeggen?

Dan de relatie met Israël. De SP is het zeer met de minister eens dat uitbreiding van de nederzettingen de grootste bedreiging voor een twee-statenoplossing is. Van groot belang is dan ook dat tegenwicht wordt geboden tegen deze uitbreiding. Nederland, de EU en de internationale gemeenschap falen daarin. Sinds de start van de huidige onderhandelingen tussen Israël en de Palestijnen heeft de regering Netanyahu immers de bouw van bijna negen duizend nieuwe woningen in bezet gebied goedgekeurd.

Eén middel om tegenwicht te bieden, is eerlijke etikettering van producten uit nederzettingen. Mijn fractie constateert teleurgesteld dat hier in de Tweede Kamer al zeker sinds 2000 - dertien jaar! - over gesproken wordt, maar dat het vooralsnog wachten is op een einde aan deze consumentenmisleiding. Wanneer komt hier verandering in? En moeten we ook niet de vraag stellen waarom überhaupt wordt toegestaan dat producten uit nederzettingen worden geïmporteerd?

Bilateraal wordt begin december het Nederlands-Israëlische Samenwerkingsforum opgericht. Voor de SP is hierbij cruciaal dat de nederzettingeneconomie uitgesloten wordt van dit forum. Dat kan door een clausule op te nemen die de overeenkomst expliciet beperkt tot de lijn van 1967. Die clausule geldt ook per 1 januari voor EU-subsidies. Is de minister bereid dit na te streven? Meer algemeen is de vraag waarom juist nu de betrekkingen worden verdiept? Ligt het niet veel meer voor de hand om dit voorwaardelijk te maken aan vorderingen in het vredesproces?

Dan nog een concrete vraag over Saoedi Arabië. Wat doet de minister ter uitvoering van de motie om meer aandacht te besteden aan mensenrechtenschendingen daar? Concreet vraag ik waarom niet wordt gevraagd om toegang tot het proces van de prominente mensenrechtenactivist Fadhel al-Manasif. Morgen is vermoedelijk zijn laatste zitting. Het verzoek van Amnesty International hiertoe ligt al enige tijd bij de Nederlandse ambassade.

Tenslotte het Nederlandse koloniale verleden in Indonesië. De SP complimenteert het kabinet vanwege het besluit om claims van weduwen van standrechtelijk geëxecuteerden in voormalig Nederlands-Indië in gelijke gevallen gelijk te behandelen. Dit besluit moet royaal uitgevoerd worden, maar de kous is hiermee niet af. Er waren immers veel meer slachtoffers van Nederlandse oorlogsmisdaden. De laatste maanden blijven nieuwe, schokkende gegevens over Nederlandse, maar ook Indonesische misdaden naar buiten komen. Het belang van een breed onderzoek naar het militaire geweld in Indonesië in de tweede helft van de jaren ‘40 blijft dus recht overheid. Deelt de minister dit oordeel en is hij bereid naar mogelijkheden te zoeken zodat dit onderzoek alsnog kan worden uitgevoerd?