Column: Twee opvattingen over politieke invloed.

Met dank overgenomen van R. (Ronald) Vuijk i, gepubliceerd op woensdag 4 december 2013, 2:47.

In dagblad Trouw (02-12-2013) sprak de Britse guerrilladeskundige John MacKinlay zich onlangs

uit tegen de Nederlandse missie naar Mali. Zijn boodschap: vredesmissies

brengen geen stabiliteit en zijn binnenlands niet meer te verkopen. Het

werkelijke gevaar bevindt zich hierbij al binnen de grenzen van de Europese

Unie. Of de veiligheid en belangen van handelsland Nederland beter worden

gewaarborgd als wij ons voortaan terugtrekken in Fort Europa en de rest van de

wereld op zijn beloop te laten valt te bediscussiëren.

Ik wil mij hier echter focussen op een tweede claim van MacKinlay, namelijk dat

het meedoen bij internationale missies niet leidt tot internationale prestige.

Deze claim stookt in grote mate met het gesprek dat ik afgelopen week heb

gevoerd met oud diplomaat en minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot.

MacKinlay zegt over de link tussen bijdragen aan missies en

internationale prestige het volgende: "Je moet heel goed opletten wie dit zegt. Meestal zijn

het politici of experts met politieke ambities. In dat soort kringen is het

handig om zulke uitspraken te doen, maar het heeft weinig met de realiteit te

maken’’. MacKinlay geeft ter illustratie van deze claim vervolgens de voorbeelden

van regionale supermachten Duitsland, Japan en China die niet meedoen aan missies

maar alsnog internationaal invloed uit kunnen oefenen.

Ik wil Dhr. MacKinlay aanraden de Bosatlas er bij te

pakken en te kijken naar de geografische omvang van deze landen. Vervolgens in

de legenda een aantal economische kerngegevens over deze landen op te zoeken en

zich op basis hiervan af te vragen of de vergelijking tussen deze landen en

Nederland wel opgaat. Maar dan de meer fundamentele

vraag: waarom zou een op export gerichte niet economische supermacht als

Nederland baat hebben bij het aan tafel zitten op hoog internationaal niveau?

Ben Bot zegt hierover het dat door een omvangrijke krijgsmacht en een regering die

bereidwillig is internationaal zijn verantwoordelijkheid te nemen creëert

Nederland zichtbaarheid, aanzien en

persoonlijke contacten op het hoogste niveau. Dit vertaalt zich uiteindelijk in

internationale invloed, die vervolgens kan worden aangewend om voor Nederland

gunstige uitkomsten in de internationale arena te genereren. Is dit een

politiek handige uitspraak die weinig met de realiteit te maken heeft? Of werkt

het principe van ‘voor wat hoort wat’ ook binnen de internationale diplomatiek?

Internationaal bondgenoten uit de brand helpen wordt gezien. Dit maakt Nederland

inderdaad nog geen ‘grote jongen’ zoals MacKinlay betoogd maar het maakt wel

dat Nederland contacten kan leggen, zijn belangen kan vertegenwoordigen

en aanwezig kan zijn op het allerhoogste internationale niveau. Voor een land

als Nederland dat voor 70% van zijn welvaart afhankelijk is van het buitenland is

dat toch niet geheel onbelangrijk.

De vraag of het meedoen aan internationale missies leidt tot

politieke invloed is complex, de opvattingen van MacKinlay en Ben Bot

verschillen staan in ieder geval haaks op elkaar. Mocht MacKinlay gelijk

hebben, kan Nederland zich met een gerust gevoel terugtrekken achter de dijk

zonder zijn onveiligheid te vergroten of op internationaal niveau iets te

missen. Maar als Bot gelijk heeft zal Nederland ook in de komende decennia

internationaal zijn verantwoordelijkheid moeten nemen.

Willem de Grave

02-12-2013

Trouw: 'Niet in Mali of Afghanistan zit de dreiging, maar hier'. 02-2012-2013.

http://www.trouw.nl/tr/nl/4492/Nederland/article/detail/3554972/2013/12/02/Niet-in-Mali-of-Afghanistan-zit-de-dreiging-maar-hier.dhtml