VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn 2007/74/EG van de Raad betreffende de vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde en accijnzen op goederen die worden ingevoerd door reizigers komende uit derde landen - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn 2007/74/EG van de Raad betreffende de vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde en accijnzen op goederen die worden ingevoerd door reizigers komende uit derde landen /* COM/2013/0849 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn 2007/74/EG van de Raad betreffende de vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde en accijnzen op goederen die worden ingevoerd door reizigers komende uit derde landen
INHOUD
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD 2
1........... Samenvatting................................................................................................................ 4
2........... Analyse van de resultaten van de raadpleging............................................................. 4
2.1........ Inleiding........................................................................................................................ 4
2.1.1..... Rechtsgrondslag en belangrijkste elementen van de richtlijn....................................... 4
2.1.2..... Methodologie................................................................................................................ 5
2.2........ Bespreking van de ontvangen opmerkingen................................................................. 5
2.2.1..... Artikelen 3, 7 en 13 - Definities................................................................................... 5
2.2.2..... Artikel 6, onder a) - Interpretatie van "invoer met een incidenteel karakter"............... 9
2.2.3..... Artikel 8 – Behandeling van andere tabaksproducten (in dit geval: snus)................. 12
2.2.4..... Artikel 8, lid 2 – Onderscheid tussen luchtreizigers en andere reizigers.................... 13
2.2.5..... Artikelen 8, 9 en 11 – Kwantitatieve beperkingen..................................................... 13
2.2.6..... Artikel 10 – Leeftijd van reizigers.............................................................................. 14
2.2.7..... Artikel 11 – Brandstof in een draagbaar reservoir...................................................... 15
2.2.8..... Artikel 14 – Minimale belastingbedrag....................................................................... 16
2.2.9..... Relatie tussen drempelwaarden en kwantitatieve beperkingen.................................. 16
2.2.10... Binnenscheepvaart en passagiersvervoer op de Donau.............................................. 16
3........... Algemene evaluatie en conclusie................................................................................ 16
4........... Bijlage......................................................................................................................... 18
-
1.Samenvatting
Dit verslag is gebaseerd op artikel 16 van Richtlijn 2007/74/EG van de Raad betreffende de vrijstelling van belasting over de toegevoegde waarde en accijnzen op goederen die worden ingevoerd door reizigers komende uit derde landen (hierna "de richtlijn" genoemd). Op grond van dat artikel dient de Commissie de Raad een verslag over de uitvoering van de richtlijn voor te leggen dat eventueel vergezeld kan gaan van een voorstel tot wijziging.
Met het oog op het opstellen van dit verslag heeft de Commissie in juni 2012 een vragenlijst aan de lidstaten toegestuurd met het verzoek om alle onderdelen van de richtlijn (de overwegingen en de artikelen) van commentaar te voorzien. Daarbij zijn specifieke zaken aan de orde gesteld over het gebruik van bepaalde vrijstellingen zoals die in de richtlijn zijn voorzien. De Commissie heeft van alle 27 lidstaten een reactie ontvangen[1]. Vijftien lidstaten vonden het niet noodzakelijk om de huidige opzet te wijzigen. Vijf lidstaten hebben redactionele veranderingen voorgesteld en zeven lidstaten hebben melding gemaakt van problemen bij de toepassing van een aantal bepalingen.
Hoewel de Commissie geconstateerd heeft dat er van relevante problemen sprake is, met name met betrekking tot de definitie en interpretatie van technische termen zoals 'incidentele invoer', ziet zij op grond van de resultaten in dit stadium geen gerechtvaardigde aanleiding om actie op wetgevingsgebied te ondernemen. De Commissie is voornemens om de betrokken kwesties aan te pakken via de relevante comitéprocedures, de uitwisseling van beste praktijken en praktische administratieve richtsnoeren en instrumenten.
-
2.Analyse van de resultaten van de raadpleging
2.1. Inleiding
2.1.1. Rechtsgrondslag en belangrijkste elementen van de richtlijn
De grondslag van dit verslag wordt gevormd door artikel 16 van de richtlijn: "Voor het eerst in 2012 en daarna om de vier jaar legt de Commissie de Raad een verslag voor over de uitvoering van deze richtlijn, eventueel vergezeld van een voorstel tot wijziging."
In de richtlijn zijn de regels vastgesteld met betrekking tot de vrijstelling van belasting over de toegevoegde waarde (btw) en accijnzen op goederen die worden ingevoerd in de persoonlijke bagage van reizigers komende uit derde landen of van een grondgebied waar de communautaire regels inzake hetzij btw, hetzij accijnzen, hetzij beide, niet van toepassing zijn. Met andere woorden, in wezen worden in de richtlijn de EU-belastingvrijstellingen voor internationale reizen afgebakend. Artikel 41 van Verordening 1186/2009 is in dit verband relevant voor zover het de douanerechten betreft. Daaraan wordt in het onderhavige verslag niet specifiek aandacht besteed, tenzij het van belang is voor een consistente analyse of om nader op synergieën in te kunnen gaan (zie hierna).
Doel van de periodieke evaluatie zoals neergelegd in de rapportageverplichting is om te verifiëren of de definities, drempelwaarden, kwantitatieve beperkingen en andere bepalingen van de richtlijn nog steeds een weerspiegeling zijn van de economische realiteit en of zij aan hun doelstelling beantwoorden.
2.1.2. Methodologie
Met het oog op het samenstellen van dit verslag heeft de Commissie de lidstaten geraadpleegd om feedback te verzamelen over de uitvoering, de effectiviteit en het nut van de relevante bepalingen. Meer in het bijzonder zijn er gerichte vragen gesteld over het gebruik van vrijstellingen en kwantitatieve beperkingen zoals die in de richtlijn zijn voorzien[2]. De antwoorden op de vragenlijst vormen de belangrijkste input voor het onderhavige verslag. De diensten van de Commissie hebben ook het "Report on personal luggage provisions – Reporting on issues related to the implementation of Article 41 of Council Regulation (EC) No 1186/2009 which was introduced by Council Regulation (EC) No 274/2008" geëvalueerd (Verslag inzake de bepalingen over persoonlijke bagage – rapportage over kwesties verband houdende met de tenuitvoerlegging van artikel 41 van Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad zoals ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 274/2008 van de Raad). Dat verslag van het secretariaat-generaal is op 22 november 2011 aan de Raad voorgelegd[3].
Hoewel Verordening nr. 274/2008 van toepassing is op vrijstellingen van douanerechten en Richtlijn 2007/74/EG van de Raad ziet op vrijstellingen van btw en accijnzen, hebben beide pakketten voorschriften in wezen betrekking op dezelfde kwesties, namelijk de invoer van goederen in de persoonlijke bagage van reizigers uit derde landen of vanaf grondgebieden waar de communautaire regels niet van toepassing zijn. Bovendien worden beide pakketten regels op het moment van invoer door dezelfde autoriteiten gehandhaafd, te weten de douaneautoriteiten. Dat betekent dat de problemen die door de lidstaten in kaart zijn gebracht, identiek zullen zijn, althans elkaar in ieder geval gedeeltelijk zullen overlappen. Tegen deze achtergrond kunnen de dimensie van de problemen zoals die door de lidstaten aan de hand van de vragenlijst zijn gerapporteerd, én de mogelijke oplossingen beter begrepen en aangepakt worden indien beide pakketten voorschriften in een consistente context worden beoordeeld.
In dit verslag worden hierna uitsluitend de belangrijkste kwesties besproken die op bovenbeschreven basis zijn vastgesteld. Verzoeken om redactionele en taalkundige wijzigingen maken derhalve geen deel uit van dit verslag; daaraan is echter wel aandacht besteed in het kader van de werkzaamheden van het Accijnscomité[4].
2.2. Bespreking van de ontvangen opmerkingen
2.2.1. Artikelen 3, 7 en 13 - Definities
Twee lidstaten hebben om een nauwkeurigere definitie van de volgende termen in de richtlijn verzocht:
Artikel 3; punten 1 en 2 – 'Derde land' en 'grondgebied waar de communautaire regels inzake hetzij btw, hetzij accijnzen, hetzij beide niet van toepassing zijn'
Met het oog op de toepassing van een vrijstelling van btw en accijnzen op goederen die worden ingevoerd door reizigers komende uit derde landen, is voorgesteld om in overeenstemming met de Richtlijnen 2006/112/EG en 2008/118/EG de definities van "derde landen" en van "grondgebieden" te verduidelijken, gezien het feit dat het Vorstendom Monaco, het eiland Man en de zones die te Akrotiri en Dhekelia onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk vallen, voor de toepassing van deze richtlijn niet als derde landen worden beschouwd vanwege de overeenkomsten en verdragen die zij respectievelijk met Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Cyprus hebben gesloten.
Het is juist dat er in artikel 3, punten 1 en 2, een onderscheid wordt gemaakt tussen "derde land" en "grondgebied, niet zijnde een grondgebied van een derde land, waar hetzij Richtlijn 2006/112/EG, hetzij Richtlijn 92/12/EEG, hetzij beide niet van toepassing zijn". Dat onderscheid is een gevolg van de situatie dat sommige grondgebieden weliswaar deel uitmaken van het douanegebied van de EU, maar bepaalde fiscale regels daar niet van toepassing zijn. In weer andere gevallen vallen bepaalde grondgebieden buiten dat douanegebied, maar zijn bepaalde communautaire fiscale regels daar weer wel van toepassing als gevolg van de gesloten associatieovereenkomsten. In de meeste gevallen zijn de redenen voor deze – soms inderdaad complexe – regels historisch van aard en zijn zij vaak gebruikt om langdurige conflicten op te lossen. Vanwege die historische redenen en om de verplichtingen te eerbiedigen die bepaalde lidstaten zijn aangegaan, is het noodzakelijk dat het onderscheid in artikel 3, punten 1 en 2, gehandhaafd blijft. Reizigers die de Gemeenschap binnenkomen vanuit het eiland Man, kunnen op grond van artikel 1 en artikel 3, punt 1, niet profiteren van de vrijstellingen voor reizigers omdat het grondgebied van het eiland Man geen derde land is. Reizigers die uit Monaco komen, kunnen op grond van artikel 1 en artikel 3, punt 2, geen profijt trekken van de vrijstellingen voor reizigers omdat op hun grondgebied Richtlijn 2006/112/EG of Richtlijn 92/12/EEG, dan wel beide richtlijnen van toepassing zijn.
Vanwege dezelfde historische redenen zijn de uitzonderingen op deze definitie ontstaan en deze moeten ook in de toekomst gehandhaafd blijven. In de tweede alinea van artikel 3, punt 1, is bepaald dat "gelet op de fiscale overeenkomst tussen Frankrijk en het Prinsdom Monaco van 18 mei 1963 en de Convenzione di amicizia e buon vicinato (Verdrag van vriendschap en goede nabuurschap) tussen Italië en de Republiek San Marino van 31 maart 1939 Monaco en San Marino vanuit een oogpunt van accijnzen niet als derde land [worden] beschouwd". Het feit dat Monaco en San Marino (uitsluitend voor accijnsdoeleinden) niet als derde landen worden beschouwd (artikel 3, punt1), waarborgt in combinatie met de definitie in artikel 3, punt 2, dat reizigers die vanuit Monaco de Gemeenschap binnenkomen onder geen enkele omstandigheid profijt kunnen trekken van de vrijstellingen voor reizigers op grond van Richtlijn 2007/74/EG van de Raad en dat reizigers vanuit San Marino voor accijnsdoeleinden ook niet van vrijstellingen voor reizigers kunnen profiteren. In feite worden door artikel 1 van diezelfde richtlijn de voordelen van vrijstellingen beperkt voor reizigers uit derde landen of van een grondgebied niet zijnde het grondgebied van een derde land waar hetzij Richtlijn 2006/112/EG, hetzij Richtlijn 92/12/EEG, hetzij beide niet van toepassing zijn.
Zo is in de twee alinea van artikel 3, punt 2, het volgende bepaald: "Gelet op de Agreement between the Governments of the United Kingdom and the Isle of Man on Customs and Excise and associated matters (Overeenkomst tussen de regeringen van het Verenigd Koninkrijk en het eiland Man over douane en accijnzen en daarmee verband houdende zaken) van 15 oktober 1979, wordt het eiland Man niet beschouwd als een grondgebied waar de communautaire regels inzake hetzij btw, hetzij accijnzen, hetzij beide, niet van toepassing zijn". Door deze uitzondering wordt wederom gewaarborgd dat reizigers die van deze grondgebieden de Gemeenschap binnenkomen, geen profijt kunnen trekken van de vrijstellingen voor reizigers op grond van Richtlijn 2007/74/EG van de Raad, aangezien in artikel 1 van die richtlijn de vrijstelling voor reizigers die komen uit een derde land of van een grondgebied waar de communautaire regels inzake hetzij btw, hetzij accijnzen, hetzij beide, niet van toepassing zijn, beperkt wordt.
Aangezien deze specifieke situaties een historisch karakter hebben en nog steeds van kracht zijn, blijft de Commissie van de noodzaak overtuigd om de specifieke regels in artikel 3, punten 1 en 2, van Richtlijn 2007/74/EG van de Raad te handhaven.
Artikel 3, punt 3 – Lucht- en zeereizigers
In dit artikel wordt enerzijds een onderscheid gemaakt tussen lucht- en zeereizigers en worden anderzijds personen die via de particuliere plezierluchtvaart of de particuliere plezierzeevaart reizen, van de vrijstellingen voor reizigers uitgesloten. In artikel 7, lid 1, van de richtlijn is een drempelbedrag van 430 EUR voorzien voor alle lucht- en zeereizigers, terwijl dat drempelbedrag voor andere reizigers 300 EUR bedraagt.
Een van de voorstellen in het kader van de raadpleging is erop gericht om artikel 3, punt 3, zodanig te wijzigen dat de lidstaten ervoor kunnen kiezen om personen die via de particuliere plezierluchtvaart of de particuliere plezierzeevaart reizen, al dan niet van de vrijstelling uit te sluiten. Daardoor zouden de lidstaten een drempelbedrag van 430 EUR voor alle reizigers kunnen hanteren in plaats van 430 EUR voor lucht- en zeereizigers en 300 EUR voor alle andere reizigers. De achterliggende gedachte is om de relevante douaneprocedures te vereenvoudigen in lidstaten zonder landgrenzen met derde landen.
Het onderscheid tussen de verschillende transportmiddelen is ingevoerd om recht te doen aan de situatie in lidstaten met landgrenzen met Oost-Europese landen (zoals Rusland en Oekraïne) met een aanzienlijk lager prijsniveau en/of een veel lagere belasting-/accijnsheffing. De Commissie heeft geen informatie dat deze prijsverschillen sinds het vaststellen van de richtlijn in 2007 significant kleiner zijn geworden. Integendeel, door de relatief hoge inflatiepercentages in de meeste lidstaten aan de oostelijke grens van de EU, lijkt het erop dat de verschillen in koopkracht juist zijn toegenomen tussen deze landen en derde landen aan de oostgrens met de EU.
Deze conclusie lijkt ook bevestigd te worden door de problemen die door Hongarije en Estland zijn gerapporteerd in het Verslag inzake de bepalingen over persoonlijke bagage – rapportage over kwesties verband houdende met de tenuitvoerlegging van artikel 41 van Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad zoals ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 274/2008 van de Raad.
Tegen deze achtergrond ziet de Commissie geen reële mogelijkheid om de beslissing over de uitsluiting van personen die via de particuliere plezierluchtvaart of de particuliere plezierzeevaart reizen, aan de lidstaten over te laten.
Een ander voorstel dat in het kader van de raadpleging is gedaan, is bedoeld om de definitie van "reiziger" op één lijn te brengen met artikel 236 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek.
In artikel 236, onder A, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie is het volgende neergelegd: "[…] wordt onder "reiziger" verstaan:
-
1.een ieder die het douanegebied van de Gemeenschap, waar hij niet zijn normale verblijfplaats heeft, tijdelijk binnenkomt, alsmede
-
2.een ieder die naar het douanegebied van de Gemeenschap, waar hij zijn gewone verblijfplaats heeft, terugkeert na tijdelijk op het grondgebied van een derde land te hebben verbleven;"
In strijd hiermee zijn in artikel 1 van de richtlijn echter regels voorzien voor "[…] reizigers die komen uit een derde land of van een grondgebied waar de communautaire regels inzake hetzij btw, hetzij accijnzen, hetzij beide, als omschreven in artikel 3, niet van toepassing zijn". In artikel 3 worden die grondgebieden nader gespecificeerd door de verwijzingen naar de Richtlijnen 2006/112/EG en 2008/118/EG (houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG). Deze richtlijnen bevatten bovendien een gedifferentieerder concept vanwege de redenen zoals hierboven beschreven in verband met de voorgestelde wijziging van artikel 3 van de richtlijn.
Dat betekent dat de Commissie geen mogelijkheden ziet om de definitie van reiziger in artikel 3 van de richtlijn op één lijn te brengen met artikel 236 van Verordening 2454/93.
Artikel 7, lid 4 - Persoonlijke bagage
Op grond van deze bepaling wordt de waarde van de persoonlijke bagage van een reiziger niet meegeteld voor het vaststellen van de drempelwaarde[5]. Indien een ruimere interpretatie van "de persoonlijke bagage van een reiziger" wordt gehanteerd, zouden hieronder ook de belastingvrije aankopen kunnen vallen die door de reiziger op de heenreis vanuit de EU zijn gedaan. Hierdoor zou een maas in de regelgeving kunnen ontstaan doordat reizigers goederen kunnen kopen bij hun vertrek zonder daarover btw en/of accijnzen te betalen waarna ze die goederen vervolgens opnieuw kunnen invoeren bovenop de geldende drempelwaarde. Dat betekent dat een persoon voor een onbeperkte waarde goederen zou kunnen kopen zonder daarover btw te betalen en dat hij of zij die goederen nog steeds binnen de EU zou kunnen gebruiken. Daarom is voorgesteld om een zodanige definitie van 'persoonlijke bagage' in dit artikel op te nemen om duidelijk te maken dat belastingvrije aankopen op de heenreis niet als persoonlijke bagage worden beschouwd en dus ook meegeteld worden voor het vaststellen van de drempelwaarde.
Op grond van artikel 5 en artikel 7, lid 4, van de richtlijn en artikel 147, lid 1, onder a), en artikel 146, lid 1, onder b), van Richtlijn 2006/112/EG zou er inderdaad sprake kunnen zijn van een theoretische mogelijkheid op misbruik. In de praktijk passen derde landen of grondgebieden buiten de EU echter doorgaans ook drempelwaarden en kwantitatieve beperkingen toe voor reizigers die hun grondgebied binnenkomen. De waarde van of de hoeveelheid aan goederen dat belastingvrij in dergelijke landen van bestemming ingevoerd mag worden, is over het algemeen niet onbeperkt, maar dient bij invoer zowel op de heen- als terugreis aan nationale/territoriale wettelijke vereisten te voldoen.
De Commissie is niet op de hoogte van misbruik- c.q. corrupte praktijken op dit punt met een economische dimensie die een wetgevingsinitiatief noodzakelijk zouden maken. De lidstaten hebben ook geen melding gemaakt van dergelijke praktijken. De diensten van de Commissie zijn dan ook niet voornemens om de discussie te heropenen om de belastingvrije aankopen van reizigers op de heenreis op te nemen in het bepaalde over de persoonlijke bagage/drempelwaarden.
Artikel 13 – Personeel van een vervoermiddel
In het kader van de raadpleging is ook voorgesteld om de definitie van "personeel van een vervoermiddel" in artikel 13 van de richtlijn op één lijn te brengen met artikel 49, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad van 28 maart 1983 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen, die later vervangen is door Verordening (EU) nr. 1186/2009 van de Raad van 16 november 2009.
Op grond van bijlage VI bij Verordening (EU) nr. 1186/2009 van de Raad is artikel 49 van Verordening (EEG) nr. 918/83 geschrapt zonder dat daar een corresponderende (nieuwe) bepaling in de intrekkingsverordening tegenover stond. In de plaats daarvan ziet artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1186/2009 op vrijstellingen van douaneheffingen voor goederen in de persoonlijke bagage van reizigers middels een verwijzing naar het bepaalde in Richtlijn 2007/74/EG van de Raad:
"Goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers komende uit een derde land, worden van rechten bij invoer vrijgesteld, op voorwaarde dat deze invoer is vrijgesteld van btw krachtens bepalingen van nationaal recht die zijn vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 2007/74/EG van de Raad van 20 december 2007 betreffende de vrijstelling van belasting over de toegevoegde waarde en accijnzen op goederen die worden ingevoerd door reizigers komende uit derde landen".
De Commissie ziet dan ook geen noodzaak of meerwaarde in het afstemmen van de definitie van "personeel van een vervoermiddel" in artikel 13 van de richtlijn op artikel 49, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 918/83.
2.2.2. Artikel 6, onder a) - Interpretatie van "invoer met een incidenteel karakter
Vier lidstaten hebben benadrukt dat zij een betere afbakening noodzakelijk achten van de toegestane frequentie van de non-commerciële invoer door reizigers (d.w.z. door voor een bepaalde periode een maximaal aantal reizen voor individuele reizigers vast te stellen). Het lijkt erop dat sommige lidstaten die grenzen delen met derde landen, specifieke problemen hebben met particulieren die een aantal keren per week de grens tussen de EU en een derde land overschrijden; in extreme gevallen gaat het zelfs om een aantal keren per dag. Die personen vervoeren belastbare goederen in een hoeveelheid die (bijna) gelijk is aan de maximaal toegestane kwantitatieve beperkingen, evenals goederen voor een bedrag dat vrijwel overeenkomt met de geoorloofde drempelwaarden.
De diensten van de Commissie hebben begrip voor deze punten van zorg bij de betreffende lidstaten, met name omdat deze grotendeels overeenkomen met de aandachtspunten zoals geformuleerd in het Verslag inzake de bepalingen over persoonlijke bagage – rapportage over kwesties verband houdende met de tenuitvoerlegging van artikel 41 van Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad zoals ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 274/2008 van de Raad. De diensten van de Commissie sluiten zich ook bij het standpunt aan dat een dergelijke invoer niet als een "invoer met een incidenteel karakter" kan worden aangemerkt.
De Richtlijn bevat echter geen criterium voor een acceptabele reisfrequentie. In artikel 6 van de richtlijn is het navolgende bepaald: "…wordt onder invoer die geen handelskarakter heeft, verstaan de invoer die:
-
a)een incidenteel karakter heeft;
-
b)uitsluitend betrekking heeft op goederen, bestemd voor persoonlijk gebruik van de reizigers dan wel voor gebruik door hun gezinsleden of bestemd om ten geschenke te worden aangeboden.
Uit de aard of de hoeveelheid van de goederen moet blijken dat aan die invoer geen commerciële overwegingen ten grondslag liggen".
Na het analyseren van de vele invoerscenario's voor reizigers luidt de conclusie van de diensten van de Commissie dat een wetgevingsinitiatief voor het wijzigen van de bepalingen van de richtlijn niet tot een adequate oplossing leidt voor de gerapporteerde problemen. Een verdere opsplitsing van de definitie van incidentele invoer in de zin van "vindt niet-frequent/van tijd tot tijd plaats of is niet gebruikelijk" zou de complexiteit van de juridische definitie alleen maar vergroten zonder dat de rechtszekerheid toeneemt. Er bestaat gewoonweg geen ondubbelzinnige definitie van "incidenteel" in de vorm van een cijfer of frequentie. Met name in gevallen waarin belastbare goederen betrokken zijn, moeten de hoeveelheden die de reiziger bij binnenkomst in de EU bij zich heeft, echter wel consumeerbaar zijn in een mate die overeenkomt met het normale consumptiepatroon van de betreffende persoon.
Voorbeeld 1: een reiziger gaat om de andere dag de grens over tussen de EU en een derde land waarbij hij/zij bij elke binnenkomst in de EU een slof sigaretten (200 stuks) bij zich heeft bij terugkeer uit dat derde land.
De hoeveelheid van 100 sigaretten die deze particuliere reiziger dan elke dag zou moeten roken, ligt duidelijk hoger dan het normale consumptiepatroon. Een dergelijk invoer kan dan ook niet als een invoer worden beschouwd die geen handelskarakter heeft.
Voorbeeld 2: een reiziger gaat één keer per week de grens over tussen de EU en een derde land waarbij hij/zij bij elke binnenkomst in de EU vijf pakjes sigaretten en een liter wodka bij zich heeft bij terugkeer uit dat derde land.
Indien aan alle andere voorwaarden is voldaan, vormen de hoeveelheden in dit voorbeeld geen aanleiding om de douaneprocedures in gang te zetten.
Voorbeeld 3: een reiziger gaat dagelijks de grens over tussen de EU en een derde land waarbij hij/zij de EU binnenkomt met een motorvoertuig met een vol normaal reservoir benzine/diesel plus tien liter extra in een draagbaar reservoir.
Het is zeer onwaarschijnlijk dat een particuliere reiziger dergelijk grote brandstofhoeveelheden voor niet-commerciële doeleinden gebruikt.
Voorbeeld 4: een reiziger gaat één keer per week de grens over tussen de EU en een derde land, waarbij hij/zij bij elke binnenkomst in de EU drie pakjes tabak van fijne snede (in totaal 90 gram), vier liter niet-mousserende wijn, een liter whisky, vijf polshorloges, een aantal flesjes parfum en 3 gps-apparaten bij zich heeft bij elke terugkeer uit dat derde land.
Hoewel de hoeveelheid ingevoerde accijnsplichtige goederen nog steeds lijkt te voldoen aan de voorschriften van de richtlijn, vormt de invoer van de andere goederen aanleiding om de intenties van de reiziger te controleren c.q. om een eventueel gebruik voor handelsdoeleinden na te gaan.
De Commissie is zich ervan bewust dat er veel verschillende scenario's zijn die niet uitgebreid en adequaat binnen het kader van dit verslag besproken kunnen worden. Deze grote variëteit kan alleen maar per geval worden aangepakt, met name wanneer er een indicatie voor belastingontwijking is waarbij rekening gehouden moet worden met alle genoemde voorwaarden en dan meer in het bijzonder de voorwaarden als beschreven in de artikelen 4 tot en met 6 van de richtlijn. De Commissie heeft geen principiële bezwaren tegen de aanpak van een aantal lidstaten die het aantal reizen van één enkele reiziger gedurende een bepaalde periode in de gaten houden, met name aan de landgrenzen met derde landen. Een dergelijke controle mag echter niet tot een disproportionele beperking van de vrijheid van reizen voor EU-burgers leiden en ook niet tot een beperking van de normale grensoverschrijding van personen die geen goederen bij zich hebben die in het buitenland zijn gekocht. Wat de "opzet" van dergelijke controlerende activiteiten betreft, hebben de lidstaten de vrijheid om zelf de meest adequate en minst belastende maatregelen vast te stellen.
Daarnaast mag niet over het hoofd worden gezien dat veel bepalingen in Richtlijn 2007/74/EG van de Raad terug te voeren zijn op internationale overeenkomsten waartoe de lidstaten en de EU zich als verdragsluitende partij hebben verbonden. Dat betekent dat de samenhang van de communautaire bepalingen en de bepalingen in die overeenkomsten in stand moet worden gehouden.
Tegen deze achtergrond is de Commissie niet voornemens om in dit stadium een wetgevingsinitiatief in gang te zetten om de beschreven problemen op te lossen; de Commissie is echter wel bereid om samen met geïnteresseerde lidstaten administratieve instrumenten en praktijken te ontwikkelen om de genoemde probleemscenario's op adequate wijze aan te pakken en om de opgedane kennis vervolgens met andere lidstaten uit te wisselen.
De aanpak van bovenstaande situaties is zelfs complexer bij personen die in een grensgebied hun verblijfplaats hebben, bij grensarbeiders of bij personeel van een vervoermiddel (zie artikel 13 van de richtlijn). Bij het evalueren van dergelijke grensoverschrijdingen dienen de lidstaten, naast de vereisten die op grond van de artikelen 4 tot en met 6 van de richtlijn van kracht zijn, ook rekening te houden met de geografische locatie van de verblijfplaats van de reiziger, de arbeidssituatie en/of de werkomgeving.
Voor het vereenvoudigen van de afhandeling van dergelijke bijzondere gevallen zijn in de punten 5 en 6 van artikel 3 definities opgenomen van 'grensgebied' en 'grensarbeider'. Overeenkomstig deze definities en in samenhang met artikel 13, lid 2, gelden voor reizigers die zich (in een rechte lijn) in een gebied verder dan 15 kilometer vanaf de grens van een lidstaat begeven, dezelfde beperkingen die ook voor alle andere reizigers gelden. Sommige particuliere reizigers misbruiken deze bepaling echter door in het grensgebied te stoppen en door de in het buitenland gekochte goederen te overhandigen aan personen die binnen een straal van 15 kilometer vanaf de grens wonen. Aangezien een dergelijke invoer doorgaans uitsluitend via de landgrenzen plaatsvindt, voorziet de richtlijn in een aantal maatregelen die de lidstaten kunnen toepassem teneinde het misbruik van de verleende vrijstellingen aan te pakken/te beperken.
In de eerste plaats kunnen reizigers (niet zijnde lucht- en zeereizigers) slechts goederen invoeren (andere dan tabak, alcohol en brandstof) voor een maximale waarde van 300 EUR per persoon. Voor lucht- en zeereizigers bedraagt die drempelwaarde 430 EUR.
In de tweede plaats kunnen lidstaten, mede met het oog op het bevorderen van een hoog volksgezondheidsniveau, de maximaal toegestane hoeveelheid tabaksproducten reduceren tot 20% van de reguliere hoeveelheden voor sigaretten (bijvoorbeeld 40 in plaats van 200 sigaretten). In dat verband hebben de lidstaten ook de vrijheid om te bepalen of die lagere drempelwaarden voor alle reizigers (artikel 8, lid 1) gelden of uitsluitend voor zee- en landreizigers (artikel 8, lid 2).
In de derde plaats kunnen de lidstaten voor personen die in een grensgebied hun woonplaats hebben, voor grensarbeiders en voor het personeel van de in het internationaal verkeer gebruikte vervoermiddelen zowel de drempelwaarden als de kwantitatieve beperkingen verlagen tot een niveau dat op nationale basis wordt vastgesteld (zie artikel 13, lid 1, in samenhang met artikel 13, lid 2, tweede alinea). In sommige gevallen hebben lidstaten de drempelwaarden/hoeveelheden zelfs op nul vastgesteld.
De Commissie is zich volledig bewust van de problematische situatie waarmee sommige lidstaten worden geconfronteerd bij het ten uitvoer leggen van de bijzondere bepalingen en de vrijstellingen uit hoofde van de richtlijn. Zij is echter van mening dat de huidige wetgeving voor een evenwicht zorgt tussen de verplichtingen van de lidstaten om een dubbele belastingheffing te voorkomen voor de niet-commerciële invoer en het soevereine recht van de lidstaten om hun binnenlandse economie en nationale inkomsten te beschermen.
Ook in dit geval is de Commissie van mening dat een wetgevingsinitiatief voor de aanpak van grensgebiedgevallen eenvoudigweg geen haalbare kaart is om de gerapporteerde problemen op te lossen. De Commissie is echter wel bereid om samen met geïnteresseerde lidstaten administratieve instrumenten en praktijken te ontwikkelen om de genoemde probleemscenario's op adequate wijze aan te pakken en om de opgedane kennis vervolgens met andere lidstaten uit te wisselen.
2.2.3. Artikel 8 - Behandeling van andere tabaksproducten (in dit geval: snus)
Eén van de lidstaten (Zweden) heeft melding gemaakt van het feit dat de belastingvrijstelling zoals voorzien in de richtlijn wordt misbruikt voor een tabaksproduct genaamd "snus". Snus is een tabaksproduct dat naar Zweeds recht aan accijns is onderworpen. Behalve in Zweden is het product op alle andere EU-markten verboden. Aangezien op de belastingvrijstelling voor de invoer van snus slechts de drempelwaarde van 430/300 EUR in artikel 7 van toepassing is (en niet de kwantitatieve beperkingen van artikel 8), is het mogelijk om grote hoeveelheden niet-belaste snus in Zweden in te voeren door aan te geven dat het product voor persoonlijk gebruik is. Controlemaatregelen van de douane lijken te bevestigen dat snus via veerboten over de Oostzee illegaal Zweden wordt binnengebracht door reizigers (koeriers) en wel op een georganiseerde wijze en op grote schaal. De niet-belaste snus wordt vervolgens op detailhandelsniveau in Zweden doorverkocht en dit lijkt tot marktverstoringen te leiden. Zweden stelt voor om als uitzondering op de artikelen 7 en 8 een kwantitatieve beperking voor snus in te voeren. Daarnaast stelt Zweden voor om kwantitatieve beperkingen voor alle belaste tabaksproducten in te voeren, met inbegrip van rookloze tabaksproducten.
In artikel 8 van de richtlijn zijn voor bepaalde tabaksproducten kwantitatieve beperkingen voorzien waarop de lidstaten een vrijstelling van btw en accijnzen dienen toe te passen. Voor andere goederen, zoals tabaksproducten die niet in artikel 8 worden vermeld, geldt uitsluitend de drempelwaarde van 300/430 EUR (artikel 7). Het lijkt erop dat de Zweedse administratieve praktijken om in de loop der jaren drempelwaarden van 4 300 SEK respectievelijk 3 000 SEK voor de vrijstellingen te hanteren voor reizigers die per boot of schip uit derde landen arriveren, de situatie aanzienlijk hebben verergerd. Overigens komen de betreffende bedragen in SEK overeen met 507,49 EUR (lucht en zee) respectievelijk 354,06 EUR (andere reizigers).
Tegen deze achtergrond zou prioriteit gegeven moeten worden aan nationale maatregelen. Door die nationale maatregelen zouden niet alleen de Zweedse drempelwaarden voor vrijstellingen op één lijn kunnen worden gebracht met de bedragen in euro's zoals die in artikel 7 van de richtlijn zijn vastgelegd, maar zou ook de invoer van snus kunnen worden beperkt. Voorbeelden van producten waarvoor lidstaten hun soevereiniteitsrecht hebben onderzocht om de invoer en/of distributie van producten te verbieden of te beperken, zijn geneesmiddelen, wapens, explosieve materialen en pornografisch materiaal.
Op dit moment is de Commissie niet voornemens om een wijziging van de richtlijn voor te stellen met betrekking tot de behandeling van 'snus'.
2.2.4. Artikel 8, lid 2 – Onderscheid tussen luchtreizigers en andere reizigers
Eén lidstaat heeft voorgesteld om het onderscheid tussen luchtreizigers en andere reizigers af te schaffen (lagere kwantitatieve beperkingen voor tabaksproducten zijn alleen van toepassing op andere reizigers dan luchtreizigers).
In artikel 8, lid 2, is het navolgende bepaald: "De lidstaten mogen een onderscheid maken tussen luchtreizigers en andere reizigers door de in lid 1 genoemde laagste kwantitatieve beperkingen alleen toe te passen op andere reizigers dan luchtreizigers." Wanneer dit onderscheid geschrapt zou worden, zijn lidstaten verplicht om de lagere kwantitatieve beperkingen voor tabaksproducten (d.w.z. 40 sigaretten in plaats van 200) op alle reizigers dan wel op geen enkele categorie reizigers toe te passen.
Door de huidige formulering van artikel 8, lid 2, kunnen lidstaten autonoom beslissen of zij wel of geen onderscheid willen maken tussen de verschillende vervoermiddelen. Handhaving van deze bepaling is noodzakelijk om rekening te kunnen houden met de situatie in een aantal lidstaten die land- of zeegrenzen delen met derde landen waar de prijsniveaus aanzienlijk lager liggen. Lidstaten hebben echter de vrijheid om dezelfde beperkingen voor alle reizigers toe te passen.
Dat betekent dat de Commissie geen ruimte ziet om de optie in artikel 8, lid 2, te schrappen.
2.2.5. Artikelen 8, 9 en 11 – Kwantitatieve beperkingen
Eén lidstaat heeft voorgesteld om de kwantitatieve beperkingen op één lijn te brengen met de (aanzienlijk hogere) indicatieve beperkingen voor reizigers die binnen de EU reizen (artikel 32, lid 3, van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad) om zo een ongelijke behandeling te voorkomen ten opzichte van reizigers die uit derde landen komen.
Op grond van de artikelen 8, 9 en 11 van de richtlijn verlenen de lidstaten vrijstelling van btw en accijnzen voor bepaalde hoeveelheden tabaks- en alcoholproducten en voor brandstof in het normale reservoir van een voertuig en in een draagbaar reservoir.
Een van de basisbeginselen van de interne EU-markt is dat er geen beperkingen gelden voor de producten die particulieren kunnen kopen en meenemen wanneer zij tussen EU-landen reizen mits de producten voor persoonlijk gebruik bedoeld zijn en niet voor de wederverkoop (met uitzondering van nieuwe vervoermiddelen). De belastingheffing (btw en accijnzen) is al in de prijs verdisconteerd in de lidstaat waar de aankopen worden gedaan en er is derhalve geen aanvullende belastingbetaling nodig in andere lidstaten. Om echter vast te kunnen stellen of accijnsplichtige goederen bedoeld zijn voor eigen gebruik door particulieren, hanteren lidstaten bepaalde indicaties voor de toegestane hoeveelheden producten. Die indicaties worden echter uitsluitend als een soort bewijsmateriaal gebruikt en de toegestane hoeveelheden zijn een aantal malen hoger dan de kwantitatieve beperkingen voor belastingvrijstellingen voor ingevoerde producten zoals die in de richtlijn zijn neergelegd.
Het zou dan ook niet zinvol zijn om de kwantitatieve beperkingen voor belastingvrijstellingen voor ingevoerde producten te verhogen tot de indicatieve niveaus voor belaste goederen in de EU; dit zou namelijk eerder tot een negatieve discriminatie leiden van EU-burgers terwijl er tegelijkertijd een risico op verstoringen van de mededinging bestaat. De kwantitatieve beperkingen in de artikelen 8, 9 en 11 leveren een bijdrage aan de bescherming van het sociaaleconomische en begrotingsbeleid van de lidstaten en van de volksgezondheid doordat er duidelijke criteria zijn vastgelegd die te allen tijde door de nationale autoriteiten gehandhaafd kunnen worden.
De Commissie is geen voorstander van het verhogen van de kwantitatieve beperkingen in de artikelen 8, 9 en 11 van de richtlijn tot de indicatieve niveaus als neergelegd in artikel 32, leden 3 en 4, van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad.
2.2.6. Artikel 10 – Leeftijd van reizigers
Eén lidstaat heeft voorgesteld om de leeftijdsindicatie van "17 jaar" te vervangen door "18 jaar" met het oog op de eerbiediging van de maatregelen die lidstaten op het gebied van de volksgezondheid hebben genomen ter bescherming van minderjarigen.
Op grond van artikel 10 van de richtlijn gelden de vrijstellingen voor tabaks- en alcoholproducten niet voor reizigers jonger dan 17 jaar. De wettelijke leeftijdsgrenzen voor alcoholgebruik in de EU-lidstaten zijn gebaseerd op het nationale/regionale sociaaleconomische en volksgezondheidsbeleid. In sommige lidstaten is de aankoop en het drinken van alcohol/alcoholhoudende dranken pas vanaf 18 jaar (of zelfs 20 jaar) toegestaan, terwijl er in andere lidstaten een leeftijdsgrens van 16 jaar wordt gehanteerd die ofwel uitsluitend op bier van toepassing is ofwel op alle alcohol/alcoholhoudende dranken. Wat de leeftijdsgrenzen voor de aankoop en consumptie van tabaksproducten betreft, is de situatie in de lidstaten vergelijkbaar met die voor alcohol. In een meerderheid van de lidstaten geldt echter de hogere leeftijdsgrens van 18 jaar voor het kopen van tabaksproducten, terwijl slechts een kleiner deel van de lidstaten hiervoor de grens van 16 jaar hanteert. Daarnaast heeft een aantal lidstaten wetgeving ter bescherming van jongeren ten uitvoer gelegd waarbij de bijbehorende bevoegdheden op regionaal niveau worden uitgeoefend. Dit heeft ertoe geleid dat de voorschriften voor roken en drinken aanzienlijk variëren, zelfs binnen één enkel land.
Voorafgaand aan de vaststelling van het huidige artikel 10 van de richtlijn zijn deze aspecten uitgebreid besproken. Die leeftijdsbeperking van 17 jaar vormt dan ook een evenwichtig compromis tussen de verschillende jurisdicties en het uiteenlopende nationale/regionale gezondheids- en sociaaleconomische beleid in de lidstaten. Er is geen sprake van nieuwe elementen die een heropening van de discussie rechtvaardigen aangezien dit niet tot een ander resultaat zal leiden.
Dat betekent dat de Commissie in dit stadium niet voornemens is om de bepaling betreffende de leeftijd van reizigers te wijzigen.
2.2.7. Artikel 11 – Brandstof in een draagbaar reservoir
Eén lidstaat is van mening dat het, voornamelijk vanuit praktische overwegingen, niet noodzakelijk is om een vrijstelling op te nemen voor brandstof in een draagbaar reservoir. Daarnaast stelt deze lidstaat voor om artikel 11 van de richtlijn op één lijn te brengen met de voorschriften als neergelegd in de artikelen 84 en 87 van Richtlijn 2009/132/EG van de Raad houdende bepaling van de werkingssfeer van artikel 143, onder b) en c), van Richtlijn 2006/112/EG met betrekking tot de vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde voor de definitieve invoer van bepaalde goederen en met het bepaalde in de artikelen 107 en 110 van Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen. Daardoor zou een duidelijkere en meer coherente toepassing van belastingvrijstellingen voor brandstof in het normale reservoir van een voertuig gewaarborgd kunnen worden. Op grond van artikel 11 van de richtlijn mag de brandstof in het normale reservoir van een voertuig en een aanvullende maximale hoeveelheid van tien liter brandstof in een draagbaar reservoir vrijgesteld worden van btw en van accijnzen. Deze bepalingen zijn gebaseerd op internationale overeenkomsten zoals de Overeenkomst van Kyoto en de Overeenkomst van Istanbul inzake de tijdelijke invoer waartoe de lidstaten en/of de Europese Unie zich als verdragsluitende partijen hebben verbonden. De samenhang tussen de communautaire regels en de internationale verplichtingen moet in stand worden gehouden. Daarnaast mogen de aspecten die betrekking hebben op de veiligheid op de weg, niet genegeerd worden door deze kwestie uitsluitend vanuit een fiscaal perspectief te bekijken.
Aan de andere kant deelt de Commissie de bezorgdheid van deze lidstaat over een mogelijk misbruik van deze vrijstellingen, met name omdat een dergelijk misbruik wordt bevestigd en beschreven in het Verslag inzake de bepalingen over persoonlijke bagage – rapportage over kwesties verband houdende met de tenuitvoerlegging van artikel 41 van Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad zoals ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 274/2008 van de Raad. Ook in dit geval lijkt een wetgevingsinitiatief niet het geschikte instrument om deze misbruikscenario's aan te pakken. Het lijkt adequater om ter bestrijding van dat misbruik administratieve praktijken en instrumenten te ontwikkelen. De bepalingen in de artikelen 84 en 87 van Richtlijn 2009/132/EG van de Raad en in de artikelen 107 en 110 van Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad zouden wel als basis kunnen fungeren voor de ontwikkeling van die instrumenten en praktijken.
Dat betekent dat de vrijstelling voor brandstof in het normale reservoir van voertuigen en de vrijstelling voor een maximale hoeveelheid brandstof van tien liter in een draagbaar reservoir gehandhaafd zullen blijven. De Commissie is echter wel bereid om samen met geïnteresseerde lidstaten administratieve instrumenten en praktijken te ontwikkelen om de genoemde probleemscenario's op adequate wijze aan te pakken en om de opgedane kennis vervolgens met andere lidstaten uit te wisselen.
2.2.8. Artikel 14 – Minimale belastingbedrag
Eén lidstaat heeft gevraagd of het bedrag dat in artikel 14 wordt genoemd (10 EUR) op zowel btw als accijnzen van toepassing is (in totaal 10 EUR) of op elke afzonderlijke belastingheffing (10 + 10 EUR).
In artikel 14 is het navolgende bepaald: " De lidstaten mogen besluiten de btw of de accijnzen niet te heffen bij de invoer van goederen door een reiziger wanneer het belastingbedrag dat zou moeten worden geheven, gelijk is aan of lager is dan 10 EUR."
Voor alle duidelijkheid wil de Commissie erop wijzen dat dit minimale belastingbedrag betrekking heeft op de totale berekende belasting (dus zowel op btw als accijnzen).
2.2.9. Relatie tussen drempelwaarden en kwantitatieve beperkingen
In het Verslag inzake de bepalingen over persoonlijke bagage – rapportage over kwesties verband houdende met de tenuitvoerlegging van artikel 41 van Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad zoals ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 274/2008 van de Raad hebben lidstaten het kritiekpunt geuit dat de mogelijkheid om te kiezen tussen de drempelwaarden en kwantitatieve beperkingen te liberaal zou kunnen zijn en dat dit tot verstoringen in de mededinging tussen lidstaten zou kunnen leiden. Met betrekking tot de accijnzen zijn dergelijke verstoringen niet door de lidstaten gerapporteerd en er zijn ook geen economische gegevens aangedragen ter ondersteuning van een dergelijke veronderstelling.
De Commissie is in dit stadium derhalve ook niet voornemens om de discussie over de relatie tussen drempelwaarden en kwantitatieve beperkingen te heropenen.
2.2.10. Binnenvaart en passagiersvervoer op de Donau
Een marktdeelnemer heeft de vraag gesteld waarom reizigers die de EU via de Donau op een binnenvaartschip binnenkomen, ook van de vrijstellingen voor reizigers kunnen profiteren. De diensten van de Commissie kunnen op die vraag niet meteen antwoord geven en zullen de zaak met de lidstaten bespreken omdat in dit geval ook vraagstukken in verband met een gelijke fiscale behandeling in het geding lijken te zijn.
De Commissie zal de kwestie van de binnenvaart en het passagiersvervoer op de Donau in het Accijnscomité met de lidstaten bespreken.
-
3.Algemene evaluatie en conclusie
De raadpleging van de lidstaten heeft actuele informatie opgeleverd over de huidige toepassing van de communautaire wetgeving in het nationale recht. De overgrote meerderheid van de lidstaten is tevreden met de geldende bepalingen en ziet geen noodzaak om de onderhavige richtlijn te herzien. Een aanzienlijk aantal van de ontvangen opmerkingen heeft uitsluitend betrekking op taalkundige/redactionele wijzigingen. De Commissie stelt derhalve voor om in het huidige stadium geen wetgevingsinitiatief in gang te zetten om de richtlijn betreffende belastingvrijstellingen voor reizigers te wijzigen. De Commissie is echter wel bereid om samen met geïnteresseerde lidstaten administratieve instrumenten en praktijken te ontwikkelen om de genoemde probleemscenario's op adequate wijze aan te pakken en om de opgedane kennis vervolgens met andere lidstaten uit te wisselen.
Alle van belang zijnde opmerkingen zijn in het kader van dit verslag verwerkt. Het bevat richtsnoeren voor de lidstaten over specifieke kwesties, met name in verband met de definitie en interpretatie van technische termen die gebruikt worden bij de toepassing van de onderhavige richtlijn. Sommige opmerkingen hebben betrekking op bredere onderwerpen waarop andere accijnswetgeving van toepassing is (met name de algemene regeling inzake accijns zoals neergelegd in Richtlijn 2008/118/EG van de Raad). De betreffende opmerkingen zullen in aanmerking worden genomen bij de behandeling van de voorstellen om die wetgeving te herzien.
-
4.Bijlage
Overzicht van de toepassing van vrijstellingen en hogere/lagere kwantitatieve beperkingen door de lidstaten op grond van de artikelen 7, 8, 13, 14 en 15 van Richtlijn 2007/74/EG van de Raad
Op grond van de artikelen 7, 8, 13, 14 en 15 van Richtlijn 2007/74/EG van de Raad kunnen de lidstaten bij de nationale tenuitvoerlegging van de bepalingen van deze richtlijn gebruikmaken van vrijstellingen en van hogere/lagere kwantitatieve beperkingen. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de vrijstellingen die in de verschillende lidstaten gehanteerd worden.
Tenuitvoerlegging van gereduceerde hoeveelheden/drempelwaarden op grond van artikel 7, lid 2, en artikel 8, leden 1 en 2
Lidstaat || Gereduceerde drempelwaarde op grond van artikel 7, lid 2 (in EUR) || Gereduceerde hoeveelheden voor alle reizigers op grond van artikel 8, lid 1 || Gereduceerde hoeveelheden voor reizigers niet zijnde luchtreizigers op grond van artikel 8, lid 2
1 || 2 || 3 || 4
AT* || 150 || nee || nee
BE || 175 || nee || nee
BG || nee || gedeeltelijk ja || ja
CY || 175 || nee || nee
CZ || 200 || nee || nee
DE || 175 || nee || nee
DK || nee || nee || nee
EE || nee || alleen voor artikel 8, lid 1, onder a) en d) || n.v.t.
EL || 150 || nee || ja
ES || 150 || nee || nee
FI || nee || nee || nee
FR || 150 || nee || nee
HU || 150 || nee || ja
IE || 215 || nee || nee
IT || 150 || nee || nee
LT || 147,70 || nee || ja
LU || 175 || nee || nee
LV || 282,01 || nee || ja
MT || nee || nee || nee
NL || nee || nee || nee
PL || nee || btw: nee. accijns: allebei || ja
PT || 150 || nee || nee
RO || nee || alleen voor artikel 8, lid 1, onder a) || nee
SE || nee || nee || ja (slechts in bepaalde mate)
SI || 150 || nee || nee
SK || nee || gedeeltelijk ja || ja
UK || nee || nee || nee
-
*Oostenrijk past artikel 8, lid 3, toe voor reizigers afkomstig uit het Samnauntal
Tenuitvoerlegging van gereduceerde hoeveelheden/drempelwaarden op grond van artikel 13, lid 1, onder a)
Lid-staat || Tabak a) sigaretten b) cigarillo's c) sigaren d) rooktabak || Alcohol en alcoholhoudende dranken a) meer dan 22% vol. of niet gedenatureerde ethylalcohol van 80% vol. en hoger b) maximaal 22% vol. c) niet-mousserende wijnen d) bier || Brandstof a) normaal reservoir b) draagbaar reservoir || Drempelwaarde (maximaal bedrag in EUR)
AT || a ) 25 b) 10 c) 5 d) 25 g || a) 0,25 liter b) 0,75 liter c) 1 liter d) 2 liter || n.v.t. || 20 EUR incl. 4 EUR etenswaren en niet-alcoholhoudende dranken
BE || nee || nee || nee || nee
BG || nee || nee || nee || nee
CY || nee || nee || nee || nee
CZ || nee || nee || nee || nee
DE || a) 40 b) 20 c) 10 d) 50 g || a) 0 liter b) 0 liter c) 0 liter d) 0 liter || n.v.t. || 90 EUR
DK || nee || nee || nee || nee
EE || nee || nee || nee || nee
EL || a) 40 b) 20 c) 10 d) 50 g || (a): 1 liter (b): 2 liter (c): 4 liter (d): 16 liter || a) brandstof in normaal reservoir b) 10 liter brandstof in draagbaar reservoir || 175 EUR
ES || a) 200 per maand || nee || nee || nee
FI || nee || nee || nee || nee
FR || a) 40 b) 20 c) 10 d) 50 g || (a): 0,25 liter (b): 0,50 liter (c): 0,50 liter (d): 4 liter || a) brandstof in normaal reservoir: 200 liter b) 10 liter brandstof in draagbaar reservoir || Max.: 175 EUR (reizigers van 15 jaar en ouder). Reizigers jonger dan 15 jaar: 40 EUR.
HU || nee || nee || nee || nee
IE || nee || nee || nee || nee
IT || a ) 20 b) 10 c) 5 d) 25 g || a) 0,125 liter b) 0,250 liter c) 1 liter d) 2 liter || alleen normaal reservoir || 50 EUR
LT || a ) 40 b) 20 c) 10 d) 50 g || a) 0,5 liter b) 0,75 liter c) 0,75 liter d) 4 liter || a) brandstof in normaal reservoir b) nee, vrijstelling voor draagbaar reservoir || 147,70 EUR
LU || nee || nee || nee || nee
LV || nee || nee || nee || nee
MT || nee || nee || nee || nee
NL || nee || nee || nee || nee
PL || nee || a) 0,5 liter (alleen voor btw) b) 0,5 liter (alleen voor btw) c) 0,5 liter (alleen voor btw) d) 2 liter (alleen voor btw) || nee || nee
PT || nee || nee || nee || nee
RO || nee || nee || nee || nee
SE || nee || nee || nee || nee
SI || a) 25 b) 10 c) 5 d) 250 g || a) 0,25 liter c) 1 liter || n.v.t. || 40 EUR
SK || nee || nee || nee || nee
UK || nee || nee || nee || nee
Tenuitvoerlegging van gereduceerde hoeveelheden/drempelwaarden op grond van artikel 13, lid 1, onder b)
Lid-staat || Tabak a) sigaretten b) cigarillo's c) sigaren d) rooktabak || Alcohol en alcoholhoudende dranken a) meer dan 22% vol. of niet gedenatureerde ethylalcohol van 80% vol. en hoger b) maximaal 22% vol. c) niet-mousserende wijnen d) bier || Brandstof a) normaal reservoir b) draagbaar reservoir || Drempelwaarde (maximaal bedrag in EUR)
AT || a ) 25 b) 10 c) 5 d) 25 g || a) 0,25 liter b) 0,75 liter c) 1 liter d) 2 liter || n.v.t. || 20 EUR incl. 4 EUR etenswaren en niet-alcoholhoudende dranken
BE || nee || nee || nee || nee
BG || nee || nee || nee || nee
CY || nee || nee || nee || nee
CZ || nee || nee || nee || nee
DE || a) 40 b) 20 c) 10 d) 50 g || a) 0 liter b) 0 liter c) 0 liter d) 0 liter || n.v.t. || 90 EUR
DK || nee || nee || nee || nee
EE || nee || nee || nee || nee
EL || a) 40 b) 20 c) 10 d) 50 g || (a): 1 liter (b): 2 liter (c): 4 liter (d): 16 liter || a) brandstof in normaal reservoir b) 10 liter brandstof in draagbaar reservoir || 175 EUR
ES || a) 200 per maand || nee || nee || nee
FI || nee || nee || nee || nee
FR || a) 40 b) 20 c) 10 d) 50 g || (a): 0,25 liter (b): 0,50 liter (c): 0,50 liter (d): 4 liter || a) brandstof in normaal reservoir: 200 liter b) 10 liter brandstof in draagbaar reservoir || Max.: 175 EUR (reizigers van 15 jaar en ouder). Reizigers jonger dan 15 jaar: 40 EUR
HU || nee || nee || nee || nee
IE || nee || nee || nee || nee
IT || a ) 20 b) 10 c) 5 d) 25 g || a) 0,125 liter b) 0,250 liter c) 1 liter d) 2 liter || alleen normaal reservoir || 50 EUR
LT || a ) 40 b) 20 c) 10 d) 50 g || a) 0,5 liter b) 0,75 liter c) 0,75 liter d) 4 liter || a) brandstof in normaal reservoir b) nee, vrijstelling voor draagbaar reservoir || 147,70 EUR
LU || nee || nee || nee || nee
LV || nee || nee || nee || nee
MT || nee || nee || nee || nee
NL || nee || nee || nee || nee
PL || nee || a) 0,5 liter (alleen voor btw) b) 0,5 liter (alleen voor btw) c) 0,5 liter (alleen voor btw) d) 2 liter (alleen voor btw) || nee || nee
PT || nee || nee || nee || nee
RO || nee || nee || nee || nee
SE || nee || nee || nee || nee
SI || a) 25 b) 10 c) 5 d) 250 g || a) 0,25 liter c) 1 liter || n.v.t. || 40 EUR
SK || nee || nee || nee || nee
UK || nee || nee || nee || nee
Tenuitvoerlegging van gereduceerde hoeveelheden/drempelwaarden op grond van artikel 13, lid 1, onder c)
Lid-staat || Tabak a) sigaretten b) cigarillo's c) sigaren d) rooktabak || Alcohol en alcoholhoudende dranken a) meer dan 22% vol. of niet gedenatureerde ethylalcohol van 80% vol. en hoger b) maximaal 22% vol. c) niet-mousserende wijnen d) bier || Brandstof a) normaal reservoir b) draagbaar reservoir || Drempelwaarde (maximaal bedrag in EUR)
AT || a ) 25 b) 10 c) 5 d) 25 g || a) 0,25 liter b) 0,75 liter c) 1 liter d) 2 liter || n.v.t. || 20 EUR incl. 4 EUR etenswaren en niet-alcoholhoudende dranken
BE || a) 40 b) 20 c) 10 d) 50 g || a) 0,25 liter b) 0,50 liter c) 2 liter d) 8 liter || a) normaal reservoir: niets b) draagbaar reservoir: niets || Max. bedrag: 175 EUR
BG || a) 40 b) 20 c) 10 d) 50 g || (a): 1 liter (b): 1 liter (c): 2 liter (d): 4 liter || a) brandstof in normaal reservoir b) 10 liter brandstof in draagbaar reservoir || 150 EUR
CY || a) 40 b) 20 c) 10 d) 50 g || a) 0,25 liter b) 0,50 liter c) 1 liter d) 3 liter || n.v.t. || 35 EUR
CZ || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || 300 EUR
DE || a) 40 b) 20 c) 10 d) 50 g || a) 0 liter b) 0 liter c) 0 liter d) 0 liter || n.v.t. || 90 EUR
DK || nee || nee || nee || nee
EE || nee || nee || nee || nee
EL || a) 40 b) 20 c) 10 d) 50 g || (a): 1 liter (b): 2 liter (c): 4 liter (d): 16 liter || a) brandstof in normaal reservoir. b) 10 liter brandstof in draagbaar reservoir || 175 EUR
ES || nee || nee || nee || 30 of 43 EUR
FI || Per maand: a) 200 b) 100 c) 50 d) 250 g || Per maand: a) 1 liter b) 2 liter c) 4 liter d) 16 liter || Per maand: a) brandstof in normaal reservoir. b) 10 liter brandstof in draagbaar reservoir || 430 EUR per maand (lucht- en zeereizen). Landreizen: drempelwaarde van ingevoerde goederen per keer max. 300 EUR.
FR || a) 40 b) 20 c) 10 d) 50 g || (a): 0,25 liter (b): 0,50 liter (c): 0,50 liter (d): 4 liter || a) brandstof in normaal reservoir: 200 liter b) 10 liter brandstof in draagbaar reservoir || Max.: 175 EUR (reizigers van 15 jaar en ouder). Reizigers jonger dan 15 jaar: 40 EUR
HU || nee || nee || nee || nee
IE || (a) 40 (b) 20 (c) 10 (d) 50 g || (a) 0,35 liter (b) 0,50 liter (c) 0,75 liter (d) 4 liter || a) brandstof in normaal reservoir. b) 10 liter brandstof in draagbaar reservoir || 430 EUR
IT || a) 20 b) 10 c) 5 d) 25 g || a) 0,125 liter b) 0,250 liter c) 1 liter d) 2 liter || alleen normaal reservoir || 50 EUR
LT || a ) 40 b) 20 c) 10 d) 50 g || a) 0,5 liter b) 0,75 liter c) 0,75 liter d) 4 liter || a) brandstof in normaal reservoir b) nee, vrijstelling voor draagbaar reservoir || 147,70 EUR
LU || a ) 40 b) 20 c) 10 d) 50 g || a) 0,25 liter b) 0,5 liter c) 2 liter d) 8 liter || n.v.t. || 175 EUR
LV || nee || nee || nee || nee
MT || nee || nee || nee || nee
NL || a ) 40 b) 20 c) 10 d) 50 g || (a): 1 liter (b): 1 liter (c): 2 liter (d): 8 liter || Nee, lagere hoeveelheid || Nee, lagere drempel
PL || nee || a) 0,5 liter (alleen voor btw) b) 0,5 liter (alleen voor btw) c) 0,5 liter (alleen voor btw) d) 2,0 liter (alleen voor btw) || nee || nee
PT || a ) 80 b) 20 c) 10 d) 50 g || n.v.t. || n.v.t. || 200 EUR
RO || nee || nee || nee || nee
SE || a) 100 b) 20 c) 20 d) 100 g || a) 0 liter b) 0 liter c) 0 liter d) 0 liter || n.v.t. || 0 EUR
SI || a) 25 b) 10 c) 5 d) 250 g || a) 0,25 liter c) 1 liter || n.v.t. || 40 EUR
SK || nee || nee || nee || nee
UK || nee || nee || nee || nee
Tenuitvoerlegging van de uitzonderingen op grond van artikel 14 en artikel 15
Lidstaat || Uitzonderingen artikel 14 (geen btw of accijns indien belasting max. 10 EUR bedraagt) || Uitzonderingen artikel 15 (aanpassen/afronden van de nationale munteenheid aan de EUR)*
AT || ja || nee
BE || nee || nee
BG || nee || nee
CY || ja || nee
CZ || ja || ja (alleen voor artikel 15, lid 2)
DE || nee || nee
DK || nee || nee
EE || nee || nee
EL || nee || nee
ES || nee || nee
FI || nee || nee
FR || nee || nee
HU || nee || ja (alleen voor artikel 15, lid 2)
IE || nee || nee
IT || ja || nee
LT || nee || ja (alleen voor artikel 15, lid 2)
LU || ja || nee
LV || nee || ja (alleen voor artikel 15, lid 2)
MT || ja || nee
NL || nee || nee
PL || ja || nee
PT || ja || nee
RO || ja || nee
SE || ja || ja
SI || nee || nee
SK || nee || nee
UK || nee || ja
[1] Kroatië is pas op 1 juli 2013 tot de EU toegetreden en maakt daardoor geen onderdeel uit van dit verslag.
[2] De vragenlijst is gepresenteerd tijdens een bijeenkomst van het Accijnscomité en opmerkingen konden in de periode van 26 juni tot 27 juli 2012 worden ingediend.
[3] Document 16879/2011 – UD 335 – bijlage.
[4] Zie het document van de Commissie getiteld "Outcome of the questionnaire on the implementation of Council Directive 2007/74/EC of 20 December 2007 on the exemption from value added tax and excise duty of goods imported by persons travelling from third countries" (CED 798 – Resultaten van de vragenlijst over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2007/74/EG van de Raad van 20 december 2007 betreffende de vrijstelling van belasting over de toegevoegde waarde en accijnzen op goederen die worden ingevoerd door reizigers komende uit derde landen).
[5] "De waarde van de persoonlijke bagage van een reiziger die tijdelijk wordt ingevoerd of na tijdelijke uitvoer wordt wederingevoerd, alsook de waarde van de voor persoonlijk gebruik van de reiziger benodigde geneesmiddelen worden buiten beschouwing gelaten bij de toepassing van de in de leden 1 en 2 genoemde vrijstellingen."
Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.
De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.
Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.
De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.