Schriftelijke vragen over internetbekabeling Caribische eilanden

Met dank overgenomen van B.Ch. (Bart) de Liefde i, gepubliceerd op maandag 16 december 2013.

Schriftelijke vragen van de leden DE LIEFDE, BOSMAN en DE VRIES (allen VVD) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de minister van Financiën en de minister van Economische Zaken over het bericht dat de aanleg van glasvezel in Caribisch Nederland twee keer duurder is dan begroot en volledig door de Nederlandse belastingbetaler wordt betaald (Qracao.com, 9 december 2013)

Kan de regering toelichten waarom de aanleg van internet in Caribisch Nederland twee keer duurder is dan begroot in 2008? Kan de minister toelichten waarom er zo slecht begroot is?

Waarom heeft Nederland, in afwijking met de afspraken uit 2008, aanvullende werkzaamheden c.q. uitgaven voor zijn rekening genomen? Is de Kamer hierover geïnformeerd c.q. om toestemming gevraagd? Uit welke stukken blijkt dat?

Is de regering van mening dat een verdubbeling van het beschikbare budget wel erg veel van het goede is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom heeft de minister dit budget dan toch verdubbeld?

Hoeveel bestaande internetaansluitingen profiteren van deze investering van 8,9 miljoen euro? Hoeveel nieuwe aansluitingen verwacht de minister in de komende vijf jaar?

Welke jaarlijkse exploitatiekosten verwacht de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als 100% aandeelhouder van staatsbedrijf Saba Statia Cable System (SSCS BV) te maken? En welke opbrengsten staan daar tegenover?

Is de regering van mening dat alle inwoners van het Koninkrijk recht hebben op toegang tot breedbandinternet, onafhankelijk van hun woonplaats? Zo ja, is de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dan bereid financieel bij te dragen aan de aanleg van een breedbandinternetverbinding van minimaal 1,5 Mb in de buitengebieden van Nederland, waar zo’n 167.000 huishoudens nog niet op zijn aangesloten? Zo nee, waarom niet?

Heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties overleg gevoerd met de minister van Economische Zaken over het ‘gratis’ aansluiten van Caribisch Nederland op breedbandinternet? Zo ja, wanneer in de afgelopen 6 jaar is dat gebeurd? En welke besluiten zijn in deze tijd genomen en waarom?

Waarom is het aangaan van een nieuwe deelneming niet conform de Comptabiliteitswet door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan het parlement voorgelegd? Kan deze minister toezeggen dit alsnog conform de normale procedure te doen?

Waarom is of wordt in dit geval gekozen voor een deelneming, aangezien het kabinet zelf vindt dat het aandeelhouderschap niet het eerst aangewezen instrument is om publieke belangen te borgen?

Waarom kunnen de publieke belangen in dit geval niet op andere manieren, zoals via wet- en regelgeving, geborgd worden?

Welke aantoonbaar dwingende redenen zijn er in dit geval voor het participeren in een vennootschap aangezien niet alleen in het recent bekend gemaakte staatsdeelnemingenbeleid, maar ook in het staatsdeelnemingenbeleid van 2007 de lijn is dat er aantoonbaar dwingende redenen moeten zijn om de staat risicodragend te laten participeren in vennootschappen?

In hoeverre is in dit geval de volgende passage uit het staatsdeelnemingenbeleid van het kabinet van toepassing: "Een staatsdeelneming moet als vennootschap in staat zijn om een rendement te behalen op zijn producten of diensten, passend bij de risico's die met de ondernemingsactiviteiten gepaard gaan en waarbij de (financiële) continuïteit van de onderneming wordt gewaarborgd. Dit wil zeggen dat een zodanig rendement wordt behaald waarbij de onderneming zijn waarde behoudt, kan blijven investeren en zich zelfstandig kan financieren tegen acceptabele rente en voorwaarden. Als aan deze voorwaarde niet kan worden voldaan ligt het onderbrengen van de activiteiten in de vennootschapsvorm niet voor de hand."? Hoe moet dit gezien worden in relatie tot het feit dat SSCS BV geen winstoogmerk heeft?

Bent u bereid deze vragen tijdig te beantwoorden, en uiterlijk 1 week voor het notaoverleg over het nieuwe staatsdeelnemingenbeleid op 3 februari 2014?