Zaak C-557/07: Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 19 februari 2009 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof — Oostenrijk) — LSG-Gesellschaft zur Wahrnehmung von Leistungsschutzrechten GmbH/Tele2 Telecommunication GmbH (Artikel 104, lid 3, van Reglement voor procesvoering — Informatiemaatschappij — Auteursrecht en naburige rechten — Bewaring en doorgifte van bepaalde verkeersgegevens — Bescherming van vertrouwelijkheid van elektronische communicatie — Begrip tussenpersoon in zin van artikel 8, lid 3, van richtlijn 2001/29/EG) - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
16.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 113/14 |
Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 19 februari 2009 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof — Oostenrijk) — LSG-Gesellschaft zur Wahrnehmung von Leistungsschutzrechten GmbH/Tele2 Telecommunication GmbH
(Zaak C-557/07) (1)
(Artikel 104, lid 3, van Reglement voor procesvoering - Informatiemaatschappij - Auteursrecht en naburige rechten - Bewaring en doorgifte van bepaalde verkeersgegevens - Bescherming van vertrouwelijkheid van elektronische communicatie - Begrip „tussenpersoon” in zin van artikel 8, lid 3, van richtlijn 2001/29/EG)
2009/C 113/28
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Oberster Gerichtshof
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: LSG-Gesellschaft zur Wahrnehmung von Leistungsschutzrechten GmbH
Verwerende partij: Tele2 Telecommunication GmbH
Voorwerp
Verzoek om een prejudiciële beslissing — Oberster Gerichtshof (Oostenrijk) — Uitlegging van de artikelen 5, lid 1, sub a, en 8, lid 3, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB L 167, blz. 10), van artikel 8, lid 3, van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PB L 157, blz. 45) en van de artikelen 6 en 15 van richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201, blz. 37) — Kwalificatie als „tussenpersoon” van een leverancier van internettoegang — Nationale wetgeving op basis waarvan tussenpersonen met het oog op civielrechtelijke vervolging informatie moeten verstrekken aan particulieren die het slachtoffer zijn van een schending van een auteursrecht — Mededeling aan een maatschappij die de auteursrechten behartigt van de namen en adressen van de gebruikers die deelnemen aan filesharing-systemen
Dictum
1) |
Het gemeenschapsrecht, met name artikel 8, lid 3, van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, gelezen in samenhang met artikel 15, lid 1, van richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie), verzet zich er niet tegen dat de lidstaten de verplichting opleggen, persoonsgebonden verkeersgegevens aan particuliere derden door te geven met het oog op de civielrechtelijke vervolging van inbreuken op het auteursrecht. Het gemeenschapsrecht vereist echter dat de lidstaten er bij de omzetting van de richtlijnen 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („richtlijn inzake elektronische handel”), 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, 2002/58 en 2004/48 acht op slaan dat zij zich baseren op een uitlegging daarvan die het mogelijk maakt een juist evenwicht tussen de verschillende aan de orde zijnde grondrechten te verzekeren. Bij de tenuitvoerlegging van de maatregelen ter omzetting van deze richtlijnen moeten de autoriteiten en de rechterlijke instanties van de lidstaten bovendien niet alleen hun nationale recht conform deze richtlijnen uitleggen, maar er ook acht op slaan dat zij zich niet baseren op een uitlegging van deze richtlijnen die in conflict zou komen met de grondrechten of de andere algemene beginselen van gemeenschapsrecht, zoals het evenredigheidsbeginsel. |
2) |
Een accessprovider, die de gebruiker enkel internettoegang verschaft en geen andere diensten, zoals e-mail, FTP of een filesharing-dienst, aanbiedt noch een juridisch of feitelijk toezicht uitoefent over de gebruikte dienst, is een „tussenpersoon” in de zin van artikel 8, lid 3, van richtlijn 2001/29. |
Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.
De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.
Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.
De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.