Lezing voor het Gelders Genootschap - Hoofdinhoud
Vandaag, 16 mei 2014, mocht ik in het bijzondere, pas geopende culturele centrum in Arnhem - ontworpen door Neutelings/Riedijk Architecten - een bijrage leveren aan het congres ‘ruimtelijke kwaliteit en andere overheid’, georganiseerd door het Gelders Genootschap. Doel van het congres was om wethouders en (nieuw gekozen) raadsleden te laten zien dat je, vanuit een uitnodigende, stimulerende houding naar en in samenwerking met bewoners, kunt werken aan de kwaliteit van de stad. Zonder (al te) veel regels, maar met een duidelijke visie en drive om bestaande kwaliteiten te handhaven en nieuwe kwaliteiten toe te voegen.
In mijn lezing ben ik vooral ingegaan op het eigenaarschap van onze steden. “The freedom to make and re-make our cities is one of the most precious and neglected of our human rights , schreef de Franse filosoof Henri Lefebvre in 1968 in zijn essay ‘The right to the city’. Deze vrijheid is sindsdien, in ieder geval in Nederland, alsmaar verder ingeperkt. De burger speelt eigenlijk geen rol in onze stedelijke ontwikkeling; hij of zij is gereduceerd tot woonconsument. Bestuurders en stedenbouwers werken liever samen met een klein aantal corporaties en projectontwikkelaars dan met een veelheid aan burgers, met elk hun eigen ideeën, wensen en fantasieën. Juist omdat er nauwelijks ruimte is voor zelfexpressie zijn steden niet langer een afspiegeling van de mensen die er wonen, wat maakt dat ze anoniemer worden.
De crisis heeft ertoe geleid dat we op een kruispunt zijn beland. Duidelijk is dat de traditionele manier van stedenbouw, die wordt gekenmerkt door instituties en de grote schaal, niet langer houdbaar is. Maar wat is dan de richting?
Op basis van een terugblik op onze volkshuisvestingsgeschiedenis - nadrukkelijk ook in internationaal perspectief - heb ik in Arnhem gepleit voor een rehabilitatie van het plot-based urbanism, zoals we dat vroeger in bijvoorbeeld Amsterdam en New York zagen. Van bovenaf werd een raamwerk, een grid gecreëerd, dat vervolgens door burgers zelf werd ingevuld. Met zelfbouwprogramma’s als ‘IkbouwmijnhuisinAlmere’ en ‘Ikbouwbetaalbaar’ wordt deze manier van stedenbouw opnieuw geïntroduceerd; opnieuw krijgen burgers een hoofdrol in het maakproces. De praktijk laat zien waar dat toe leidt: wijken die gevarieerder zijn, persoonlijker en interessanter. Er is weer sprake van een direct verband tussen bewoners en woningen, tussen burgers en stad.
In mijn ogen moeten zelfkracht, zelforganisatie en initiatief van onderop, kortom, sleutelbegrippen zijn in onze stedelijke ontwikkeling. Voor bestuurders en stedenbouwers impliceert dit een meer faciliterende, eigenlijk een ruimtescheppende rol. Niet langer dicteren zij de verschijningsvorm van de stad; in plaats daarvan beperken zij zich tot het creëren van voorwaarden waarbinnen burgers zelf invulling kunnen geven aan “one of the most precious and neglected human rights , namelijk het maken van de stad. En hoewel dit breekt met een lange traditie van grootschalige projectontwikkeling, grijpt het tegelijkertijd terug op een eeuwenoude werkwijze; een werkwijze waarin burgers, individueel of collectief, primair producent van het eigen wonen zijn.
Zie hier mijn lezing.