Vrouwendag

Met dank overgenomen van F.Q. (Fleur) Gräper-van Koolwijk i, gepubliceerd op maandag 10 maart 2014, 9:24.

Vandaag gesproken tijdens de Ladies Lunch van VNO NCW Noord. Over passie voor politiek, de rol van vrouwen in het publieke debat en hoe we elkaar daarbij elkaar kunnen ondersteunen.

Hieronder de hele tekst van mijn toespraak:

Vlak na mijn verkiezing tot voorzitter van D66 kreeg ik een mail van een oud schoolvriendinnetje van de lagere school. Ze had in de krant gelezen dat ik voorzitter was geworden en had mijn mailadres gevonden. Ze mailde dat het haar niets had verbaasd dat ik iets in de politiek was gaan doen. Want — zo schreef ze — sinds wij elkaar uit het oog verloren had ze nooit meer iemand ontmoet die voor haar lol alle ministers en alle staatssecretarissen kende bij naam. Én departement.

Ze had gelijk. Als dochter van een parlementair journalist was politiek nooit ver weg. En ik was al gauw wat je tegenwoordig een ‘politieke junkie’ zou noemen.

Het was bij ons thuis niet de vraag of je de krant las, maar of je vroeg genoeg aan de ontbijttafel zat om zelf te kunnen bepalen welke krant je kon lezen of dat je met de restjes zat opgezadeld. Waar mijn vader overdag de Kamerdebatten nog rustig observeerde en zo objectief mogelijk weergaf in de krant. ’s Avonds deden wij de debatten aan tafel dunnetjes over en moest je van goede huizen komen om hem te overtuigen.

Nu waren het einde van de jaren 80 en het begin jaren 90 waarin ik opgroeide — ook wel de jaren om je bewust te worden van de politiek

  • De werkloosheid liep op
  • De WAO groeide tot ongekende proporties
  • En elke internationale gebeurtenis leek in het schijnsel te staan van de strijd tegen apartheid of Koude Oorlog.

De muur viel, het hoger onderwijs werd hervormd en onder leiding van Els Borst werd de discussie over vrijwillig levensbeëindiging gestart en met een wet geregeld. En over al die onderwerpen werd bij ons aan tafel gesproken.

Mijn vader bracht in dat je eigen verantwoordelijkheid moest nemen. Zorgen dat je van niemand afhankelijk zou worden, want alleen dan kun je in vrijheid je eigen keuzes maken.

Voor mijn moeder — stond de samenleving centraal. Alleen in een samenleving, waarin we met elkaar zorgen voor de basisvoorzieningen heb je als individu de ruimte om je eigen keuzen te maken. En die samenleving is er niet vanzelf, leerde zij me.

Waar mijn vader weleens de overheid leek te wantrouwen, en schoorvoetend en tierend zijn stem op ‘die politci’ uitbracht prentte mijn moeder ons in, juist daarom te gaan stemmen. Want alleen als je deel uit blijft maken van de samenleving, hou je de overheid scherp.

Dus nam mijn moeder ons altijd mee naar het stembureau en kreeg ik anders dan mijn broers nog een extra boodschap mee: Stem altijd op een vrouw!

Zo hebben mijn ouders me denk ik twee fundamenten meegegeven die me altijd naar de politiek toe hebben getrokken

1: voer je eigen debat en laat niet anderen voor je denken

2: de samenleving wordt meer waard als je mee doet

Die twee principes hebben me altijd bij de politiek gehouden.

Dus toen ruim een jaar geleden, mijn toenmalige voorzitter van SER Noord-Nederland, Geert Sanders, tegen mij zei … Fleur volgens mij heb je een hobby nodig 

Was het niet zo raar dat

  • ondanks dat ik en mijn echtgenoot een best veeleisende full time baan hadden,
  • ondanks dat we proberen twee kinderen groot te brengen,
  • ondanks dat, ik nog wel wat miste in mijn leven en in de samenleving

en dus kandideerde ik me vorig jaar voor het voorzitterschap van D66.

  • omdat ik mijn druk maakt over de toenemende ongelijkheid in Nederland.
  • omdat ik vond dat de overheid te vaak voor mij bepaalde wat goed was voor mij
  • EN omdat ik merkte dat ik als vrouw meer en meer een minderheid werd in het netwerk van mijn werk.

Kortom omdat ik me — net als de oprichters van D66 — ongerust maakte over de staat van Nederland.

En aangezien de wereld nu eenmaal niet veranderd door er over te klagen, ging ik aan de slag. Vanuit de gedachte en overtuiging dat alle activiteiten — hoe klein soms ook — uiteindelijk bijdragen aan grote veranderingen.

Ik wilde het Landelijk bestuur in omdat ik geloof dat voor een gezonde democratie er gezonde politieke partijen nodig zijn. Waarbij die politieke partijen meer zijn dan kieslijsten en verkiezingsprogramma’s. Een politieke partij is immers vooral een politieke vereniging.

En die vereniging hoort te laten zien dat politiek deel uitmaakt van de gewone dingen. Dat democratie leeft en is te vinden in de haarvaten van ons dagelijks leven. Want politiek is er elke dag. Politiek is er:

  • Als je kinderen naar opvang brengt
  • Wanneer je de rioolheffing betaalt
  • En wanneer je je zorgen maakt over de lege winkelpanden in het centrum

En dan is het ook vreemd dat je als burger je invloed laat beperken tot één keer in de vier jaar een rood vakje. Nu is nog geen drie procent van de Nederlanders lid van een politieke partij. En dat is al ongeveer 20 jaar zo. En blijkbaar zijn we daaraan gewend geraakt. Maar ‘gewoon’ is het in mijn ogen niet.

De stelling die bijna 50 jaar geleden gold, bij de oprichting van D66, doet dat nog sterker vandaag: Politiek is te belangrijk om alleen maar aan anderen over te laten.

Dat geldt waar het gaat om het beïnvloeden van de politiek van alle dag. Maar geldt misschien nog wel meer waar het gaat om de betrokkenheid van vrouwen en andere minderheden. Ik zou jullie hierbij dan ook willen oproepen, wordt lid van een politieke partij.

Dat hoeft wat mij betreft echt niet perse D66 te zijn. Zoals Fre Meis zei - om maar voor een voorzitter van D66 een politicus uit onverwachte hoek te quoten - het maakt me niet van welke politieke partij je lid van wordt, als je maar lid wordt.

Juist in deze tijd, nu mensen - steeds beter geïnformeerd - steeds vaker de politiek benaderen, zou lid zijn van een politieke vereniging - de normaalste zaak van de wereld- moeten zijn.

Waarom? Gewoonweg omdat alle kennis, competenties en ervaring nodig is in de politiek. Omdat we bij het besturen van de gemeente, de provincie en het land het perspectief van iedereen nodig hebben. Vrouwen, allochtonen en jongeren zijn nog steeds zwaar ondervertegenwoordigd binnen politieke partijen.

Terwijl daar in die politieke partijen wel de toon van het politieke debat gemaakt en bepaald wordt. En die toon weerspiegelt zich ook in de samenleving.Ik werd gefeliciteerd toen ik voorzitter werd. Floris — mijn man — werd vaak letterlijk gecondoleerd. Blijkbaar is het hebben van een succesvolle vrouw in Nederland nog steeds geen zege. Mijn kinderen kregen te horen dat ze het voortaan zonder moeder moesten stellen, waarna vervolgens naar mij werd gekeken hoe ik toch ging voorkomen dat ze voor galg en rad zouden opgroeien.

Zoals uit onderzoek bleek van de universiteit van Amsterdam begin dit jaar worden Nederlandse moeders met jonge kinderen bij hun keuze voor het aantal uur dat ze (willen) werken vooral begrensd door hun sociale achtergrond en door de Nederlandse sociale norm van deeltijdwerk.De keuze om minder te gaan werken, is dus niet zo vrij als vaak wordt gedacht.

In plaats van dat iemand aangemoedigd wordt, gesteund in de ambitie en de weg wordt gewezen, word diegene bezorgd aangekeken. Ik twijfel niet aan de intenties van mensen die zich zo opstellen, maar het maakt het voor vrouwen en andere minderheden die wat willen wel een stuk moeilijker.

Dat zijn de echte drempels voor diversiteit. En dan is het niet gek, dat mensen afhaken. En ik vind dat wij die ambitieuze vrouwen, ouderen en allochtonen erbij moeten hebben. We hebben ze nodig in de politiek en daar buiten.

In Nederland verdienden vrouwen nog steeds 18% minder dan mannen. De gezondheidszorg in ons land kent een dominantie waar het gaat om het vinden van therapieën en geneesmiddelen voor mannelijke ziektes en gericht op het mannelijk lichaam. En het aantal vrouwen in topfuncties in zowel het bedrijfsleven als de publieke sector blijven achter. Waar mondiaal inmiddels 24% van de topfuncties bij middelgrote bedrijven door vrouwen wordt vervuld is dat in Nederland slecht bij één op de tien topposities.

Onderzoek in de afgelopen jaren heeft aangetoond dat vrouwen andere elementen inbrengen waar het gaat om leiderschap dan mannen. Waar mannen controle verkiezen boven vertrouwen, kiezen vrouwen voor het aangaan van netwerken op basis van vertrouwen. Waar mannen doelgericht vanuit de eigen kracht werken, staan vrouwen meer open voor de behoeften van het hele team.

En ondanks dat we met zijn alle weten dat een goede mix van man en vrouw van belang is, breken vrouwen niet door. En ben ik nog steeds vaak een van de weinige vrouwen die zich, zeker hier in Noord-Nederland in het bestuurlijke netwerk, daar waar beslissingen genomen worden, begeeft.

Hoe kan dat? Voor een deel omdat, zoals gezegd, de sociale druk vrouwen niet uitnodigt om mee te doen. En daarbij zijn vrouwen vooral ook erg kritisch naar elkaar.

Alle negatieve reacties op mijn voorzitterschap

  • dat het mij niet zou lukken om het te combineren,
  • dat ik me niet staande zou kunnen houden in het mannetjes netwerk
  • of dat mijn kinderen zou verwaarlozen

kwamen enkel van vrouwen. En dat is zonde. Want er zijn wel degelijk kansen voor vrouwen. Afgelopen jaar heeft SER Noord-Nederland afscheid genomen van haar voorzitter. En in de zoektocht naar een nieuwe voorzitter werd nadrukkelijk naar een vrouw gekeken.

Juist in een tijd van transitie vond mijn raad het van belang om een voorzitter te hebben die vanuit het verbinden en met gevoel voor de belangen in het team leiding zou geven aan de raad en het debat in Noord- Nederland. En dus zochten we een vrouw. En ondanks dat we een groot aantal vrouwen gesproken hebben, werd eind vorige jaar opnieuw een man benoemd tot voorzitter. Geen van de vrouwen bleek in aanmerking te willen komen voor benoeming.

Een gemiste kans. Voor SER Noord-Nederland en de topvrouwen die we in Noord-Nederland volgens mij wel zeker hebben. Maar ook een gemiste kans voor het Noorden. Tijdens een van de lezingen die SER Noord-Nederland regelmatig organiseert sprak afgelopen december Anne Jan Zwart, CEO van Ecostyle over innovatie en MKB.

De essentie van zijn verhaal waarom het noorden achterblijft met innovatie was het volgende. Het Noorden is heel goed in netwerken, maar buitengewoon slecht in het creëren van een netwerk.

We weten elkaar makkelijk te vinden. Iedereen draagt meerdere petten en de wereld is klein. We hoppen van borrel naar borrel en een praatje maken is makkelijk gedaan. Maar maken we daarmee ook een netwerk? Want tegelijkertijd is het vertrouwen beperkt, wordt elkaar weinig gegund en zoekt men elkaar op inhoud zelden op. Men leert niet van elkaar, omdat men niet leent van elkaar.

Of zoals Anne Jan zelf zei “waarom heeft nooit iemand aan mij gevraagd, mag ik van jou die biochemicus eens een weekje lenen? 

Dat wantrouwen en elkaar niet gunnen zit Noord-Nederland in de weg. Zowel waar het gaat om de mate waarin we in staat zijn om te komen tot innovatie. Maar ook waar het gaat om politiek en bestuurlijke samenwerking. De angst dat de ene provincies misschien meer profiteert van de samenwerking dan de andere maakt dat er steeds minder in gezamenlijkheid gebeurt. En ondertussen wordt de wereld steeds groter en is samenwerking de enige manier waarop we überhaupt mee kunnen doen. Na een hoop gedoe en getrek zijn de drie Noordelijke provincies gekomen tot een visie over 40 jaar. Veilig ver weg lukt het nog wel om tot afspraken te komen. Maar ondertussen laten ze elkaar niet in de kaarten kijken waar het gaat om de inzet voor de komende 5 jaar. Een echte groeiagenda tot het jaar 2020 ontbreekt.

Het gevolg is stilstand en als gevolg daarvan achteruitgang. Fabrieken moeten als gevolg van mondiale trends sluiten, maar alternatieve werkgelegenheid staat niet klaar. De kloof tussen hoog en laag opgeleiden wordt steeds groter en aan beide kanten van de arbeidsmarkt hebben we in toenemende mate met een groot probleem te maken.Een natuurlijke reactie is krampachtig willen behouden wat we hebben. Maar of dat toekomstproof is valt te bezien.

Mijn antwoord zou zijn, investeren in kennis en onderwijs, stimuleren van ondernemerschap vanaf de basisschool. Werken aan nieuwe werkgelegenheid en vooral daaraan werken in gezamenlijkheid. En om die reden geloof ik dat we meer vrouwen en minderheden nodig hebben. In de politiek en daar buiten. Omdat vrouwen bij uitstek in staat zijn om in dat grotere belang te denken, vanuit het team en de samenwerking, gericht op de belangen van het hele netwerk.

Dat is mijn drijfveer. Daar zit mijn motivatie. Daarom ben ik actief in de politiek.

Natuurlijk wist ik dat nog niet toen ik als vijftien jarige naar Straatsburg afreisde. Maar dat was het moment dat ik besmet raakte me de politiek

Mijn school was uitgenodigd door de Europese Commissie om mee te doen aan een simulatie van het Europees Parlement. 12 scholen uit 12 lidstaten, toen waren het er nog maar 12, waren geselecteerd en elke school mocht 20 leerlingen meenemen. En zo ook mijn school.

Wie mee mocht werd bepaald door een opstelwedstrijd. Voor een dyslect als ik ben een enorme opgave. Maar ik moest en ik zou mee. Dagen geploeterd op het opstel en uiteindelijk bleek ik bij de 20 leerlingen te zitten die mee mochten.

En daar in het Europees Parlement wist ik het zeker. Ergens tussen de debatten met de Duitsers en de onderhandelingen met de Italianen nestelde de politiek definitief in mij en heeft mij niet meer losgelaten. Ik werd lid van D66 en besloot uiteindelijk tegen de wil van mijn ouders en de logica van mijn exacte eindexamenpakket toch geschiedenis te studeren. Halverwege mijn studententijd werd ik ook actief.

Ik begon bij de gemeenteraadsfractie. Liep op een maandagavond zenuwachtig de grote trap op van het gemeentehuis in Groningen. Schoof aan bij de fractievergadering en was enorm onder de indruk. Van de grote verscheidenheid aan onderwerpen die deze avond over de tafel ging. Van de snelheid van de discussies. En van de mensen die aan tafel zaten, wethouders en raadsleden, daar keek ik enorm tegen op.

Twee weken later was van die zenuwen en wat overdonderende houding weinig meer over. Ik discussieerde mee, werd uitgedaagd en voelde me thuis. En die wethouders en raadsleden bleken gewoon aardige mensen met wie het na afloop ook goed vertoeven was in de kroeg. Nog een maandje later was ik campagneleider voor de gemeenteraadsverkiezingen van 1998. En nu 16 jaar later kan ik me een leven zonder politiek niet meer voorstellen.

Mij wordt vaak gevraagd en wat hierna … Het eerlijke antwoord is dat ik dat niet weet. Maar Nederland is nog lang niet af. Over heel veel zaken maak ik mij buitengewoon ongerust. Het verantwoordelijkheidsgevoel voor de samenleving dat mijn moeder mij mee gaf. En de gedrevenheid om ook zelf verantwoordelijkheid te nemen zoals mijn vader mij leerde. Maakt dat ik vermoed dat het voorzitterschap van D66 niet het laatste is wat ik zal doen.