Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad van 26 mei 2014 betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien (Herschikking)

1.

Tekst

7.6.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 168/39

 

VERORDENING (EU, Euratom) nr. 609/2014 VAN DE RAAD

van 26 mei 2014

betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien

(Herschikking)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 322, lid 2,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van de Europese Rekenkamer (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad (2) is verschillende keren ingrijpend gewijzigd. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking te worden overgegaan.

 

(2)

Sommige bepalingen van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 zijn opgenomen in Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 van de Raad (3) en maken dus geen deel uit van deze verordening. Het betreft de bepalingen over de berekening en opneming in de begroting van het saldo, controle en toezicht op de eigen middelen en geldende rapportagevereisten, alsmede die over het raadgevend comité voor de eigen middelen (RCEM).

 

(3)

De Unie moet onder optimale voorwaarden kunnen beschikken over de in artikel 2 van Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad (4) bedoelde eigen middelen en met het oog daarop dienen regels te worden vastgesteld voor de terbeschikkingstelling van deze eigen middelen door de lidstaten aan de Commissie. In deze verordening zijn de regels overgenomen voor de terbeschikkingstelling van de in artikel 2, lid 1, onder a), van Besluit 2014/335/EU, Euratom bedoelde traditionele eigen middelen, de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (btw) als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder b), van dat besluit („btw-middel”), en op het bruto nationaal inkomen (bni) gebaseerde eigen middelen als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder c), van dat besluit („bni-middel”) die eerder in Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 waren vastgelegd.

 

(4)

Het begrip „vaststelling” dient nader te worden omschreven, evenals de voorwaarden waaronder wordt voldaan aan de vaststellingsverplichting met betrekking tot de in artikel 2, lid 1, onder a), van Besluit 2014/335/EU, Euratom genoemde traditionele eigen middelen.

 

(5)

Wat betreft de eigen middelen die afkomstig zijn uit de suikerheffingen, ten aanzien waarvan ervoor moet worden gezorgd dat de inning van deze ontvangsten en het begrotingsjaar enerzijds, en de uitgaven betreffende hetzelfde jaar anderzijds samenvallen, moet worden bepaald dat de lidstaten de uit de suikerheffingen afkomstige middelen ter beschikking van de Commissie stellen tijdens het begrotingsjaar waarin zij werden vastgesteld.

 

(6)

De lidstaten moeten de bescheiden en inlichtingen die nodig zijn voor de uitoefening van de bevoegdheden van de Commissie ten aanzien van de eigen middelen van de Unie ter beschikking van de Commissie houden en eventueel aan haar doen toekomen.

 

(7)

De met de heffing van de eigen middelen belaste nationale overheidsdiensten moeten te allen tijde de bewijsstukken van deze heffing ter beschikking van de Commissie houden.

 

(8)

Vooral met het oog op de niet geïnde rechten dient in een afzonderlijke boekhouding te worden voorzien. Deze boekhouding en de verstrekking van een kwartaaloverzicht daarvan moeten de Commissie in staat stellen scherper toe te zien op het optreden van de lidstaten in verband met de inning van deze eigen middelen, en in het bijzonder van die welke als gevolg van fraude of onregelmatigheden onzeker zijn geworden.

 

(9)

Het is belangrijk een verjaringstermijn in de betrekkingen tussen de lidstaten en de Commissie vast te stellen, aangezien nieuwe vaststellingen van de lidstaten betreffende hun belastingschuldigen uit hoofde van vorige boekjaren moeten worden beschouwd als vaststellingen van het lopende boekjaar.

 

(10)

Om ervoor te zorgen dat de begroting van de Unie onder alle omstandigheden wordt gefinancierd, dient ten aanzien van de overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad (5) vastgestelde btw-middelen en de bni-middelen te worden bepaald volgens welke procedure de lidstaten de in de begroting geraamde eigen middelen in de vorm van vaste maandelijkse twaalfden ter beschikking van de Unie stellen, en de aldus ter beschikking gestelde bedragen later regulariseren aan de hand van de eigenlijke grondslag van de eigen middelen uit de btw en de relevante wijzigingen van het bni zodra deze bekend zijn.

 

(11)

Er dient te worden verduidelijkt welke gevolgen wijzigingen van het bni die na afloop van het begrotingsjaar worden vastgesteld, hebben voor de financiering van de brutoverminderingen.

 

(12)

De eigen middelen moeten ter beschikking worden gesteld in de vorm van een boeking van de verschuldigde bedragen op het credit van een rekening die daartoe op naam van de Commissie is geopend bij de schatkist van elke lidstaat of bij het orgaan dat de lidstaat aanwijst. De Gemeenschap dient, teneinde het geldverkeer te beperken tot hetgeen nodig is voor de uitvoering van de begroting, van die rekeningen slechts de sommen op te nemen die nodig zijn ter dekking van de kasbehoeften van de Commissie.

 

(13)

De Commissie moet over voldoende kasmiddelen beschikken om te voldoen aan de voorschriften voor betalingen die voornamelijk in de eerste maanden van het begrotingsjaar moeten worden gedaan, met name voor de specifieke behoeften van de betaling van de uitgaven van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) op grond van Verordening (EG) nr. 73/2009 (6) van de Raad.

 

(14)

In overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer dient ervoor te worden gezorgd dat de kosten van de inning van de over de te laat ter beschikking gestelde eigen middelen verschuldigde rente niet hoger zijn dan deze rente.

 

(15)

De melding van gevallen van vastgestelde rechten die oninbaar verklaard of geacht worden, dient te worden geharmoniseerd.

 

(16)

Een nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie kan de juiste toepassing van de financiële voorschriften betreffende de eigen middelen in de hand werken.

 

(17)

Om eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze verordening te waarborgen, moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (7).

 

(18)

De uitvoeringshandelingen tot vaststelling van de regels voor de maandoverzichten van de boekhouding van de traditionele eigen middelen en de kwartaaloverzichten van de specifieke boekhouding, alsmede voor de oninbare bedragen van meer dan 50 000 EUR dienen volgens de raadgevingsprocedure te worden vastgesteld, gezien de technische aard van deze handelingen, die nodig zijn voor de verslaglegging.

 

(19)

Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 dient te worden ingetrokken.

 

(20)

Ter wille van de samenhang en rekening houdend met artikel 11 van Besluit 2014/335/EU, Euratom dient deze verordening in werking te treden op dezelfde datum als dat besluit en vanaf 1 januari 2014 van toepassing te zijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening bevat regels voor de terbeschikkingstelling van de in artikel 2, lid 1, onder a), b) en c), van Besluit 2014/335/EU, Euratom bedoelde eigen middelen van de Unie aan de Commissie.

Artikel 2

Tijdstip van de vaststelling van de traditionele eigen middelen

  • 1. 
    Voor de toepassing van deze verordening geldt een recht van de Unie op de in artikel 2, lid 1, onder a), van Besluit 2014/335/EU, Euratom genoemde traditionele eigen middelen als vastgesteld, zodra is voldaan aan de voorwaarden van de douanevoorschriften voor wat betreft de boeking van het bedrag van het recht en de kennisgeving daarvan aan de belastingschuldige.
  • 2. 
    Het voor de in lid 1 bedoelde vaststelling in aanmerking te nemen tijdstip is het tijdstip van de boeking, bedoeld in de douanevoorschriften.

Met betrekking tot de in het kader van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker bepaalde heffingen en andere rechten, is het voor de in lid 1 bedoelde vaststelling in aanmerking te nemen tijdstip het tijdstip van de in de regeling voor de sector suiker voorgeschreven mededeling.

Wanneer deze mededeling niet uitdrukkelijk is voorgeschreven, geldt het tijdstip van de vaststelling door de lidstaten van de door de belastingschuldigen verschuldigde bedragen, in voorkomend geval als voorschot of vereffening.

  • 3. 
    In geval van een geschil worden de bevoegde overheidsorganen geacht het bedrag van het verschuldigde recht uiterlijk bij het nemen van de eerste administratieve beslissing waarbij de schuld aan de belastingschuldige wordt meegedeeld, of op het tijdstip van aanhangig maken van het geschil bij de rechter, indien dat eerder is, met het oog op de in lid 1 bedoelde vaststelling te kunnen berekenen.

Het voor de in lid 1 bedoelde vaststelling in aanmerking te nemen tijdstip is het tijdstip van de beslissing of dat van de berekening die moet worden gemaakt nadat het geschil aanhangig is gemaakt.

  • 4. 
    Lid 1 is van toepassing wanneer de kennisgeving moet worden gecorrigeerd.

Artikel 3

Bewaring van bewijsstukken

De lidstaten nemen alle noodzakelijke maatregelen om te verzekeren dat de bewijsstukken betreffende de vaststelling en de terbeschikkingstelling van de eigen middelen gedurende ten minste drie kalenderjaren, te rekenen vanaf het einde van het jaar waarop zij betrekking hebben worden bewaard.

De bewijsstukken die betrekking hebben op de in artikel 3 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 bedoelde methoden en statistische grondslagen, moeten door de lidstaten worden bewaard tot en met 30 september van het vierde jaar volgende op het betrokken begrotingsjaar. De bewijsstukken die betrekking hebben op de grondslag van de btw-middelen moeten gedurende dezelfde periode worden bewaard.

Indien bij een overeenkomstig artikel 2, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 of artikel 11 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad (8) verricht onderzoek van de in de eerste en tweede alinea bedoelde bewijsstukken een rectificatie noodzakelijk mocht blijken, worden deze bewijsstukken zolang na het verstrijken van de in de eerste alinea genoemde termijn bewaard als nodig is voor het aanbrengen van de rectificatie en voor de controle daarop.

Indien een geschil tussen een lidstaat en de Commissie over de verplichting om een bepaald bedrag aan eigen middelen ter beschikking te stellen in onderling overleg of door een beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie wordt beslecht, dient de lidstaat de bewijsstukken die nodig zijn voor de financiële follow-up binnen twee maanden nadat het geschil is beslecht, in bij de Commissie.

Artikel 4

Administratieve samenwerking

  • 1. 
    Elke lidstaat doet de Commissie mededeling van:
 

a)

de naam van de diensten of instellingen die belast zijn met de vaststelling, de inning, de terbeschikkingstelling en de controle van de eigen middelen, en van de belangrijkste bepalingen met betrekking tot de rol en het functioneren van deze diensten en instellingen;

 

b)

de wettelijke, bestuursrechtelijke en comptabiliteitsbepalingen van algemene aard betreffende de vaststelling, de inning, de terbeschikkingstelling en de controle van de eigen middelen;

 

c)

de exacte benaming van alle administratieve en boekhoudkundige staten waarin de vastgestelde rechten zoals nader omschreven in artikel 2 worden geregistreerd, met name de staten die worden gebruikt bij de boekingen als bedoeld in artikel 6.

Elke wijziging van deze namen of bepalingen wordt onverwijld aan de Commissie meegedeeld.

  • 2. 
    De Commissie deelt op verzoek van een lidstaat de in lid 1 bedoelde gegevens mee aan alle andere lidstaten.

Artikel 5

Toepasselijke percentages

Het in artikel 2, lid 1, onder c), van Besluit 2014/335/EU, Euratom bedoelde uniforme percentage wordt in de loop van de begrotingsprocedure vastgesteld en berekend op basis van de som van het geraamde bruto nationale inkomen („bni”) van de lidstaten, op zodanige wijze dat het gedeelte van de begroting dat niet wordt gefinancierd met de in artikel 2, lid 1, onder a) en b), van Besluit 2014/335/EU, Euratom bedoelde ontvangsten, met financiële bijdragen ten behoeve van de aanvullende programma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling, of met overige ontvangsten, er volledig door wordt gedekt.

Dat percentage wordt in de begroting uitgedrukt door een getal dat zoveel decimalen bevat als nodig is om het bni-middel integraal over de lidstaten te kunnen verdelen.

HOOFDSTUK II

BOEKHOUDING VAN DE EIGEN MIDDELEN

Artikel 6

Boeking en verslaglegging

  • 1. 
    Bij de schatkist van iedere lidstaat of bij het orgaan dat de lidstaat aanwijst, wordt een boekhouding van de eigen middelen gevoerd, uitgesplitst naar middel.
  • 2. 
    Ten behoeve van de boekhouding van de eigen middelen eindigt de boekmaand niet eerder dan om 13.00 uur op de laatste werkdag van de maand van de vaststelling.
  • 3. 
    De overeenkomstig artikel 2 vastgestelde rechten worden, onder voorbehoud van het bepaalde in de tweede alinea van dit lid, uiterlijk op de eerste werkdag na de negentiende dag van de tweede maand die volgt op de maand waarin de vaststelling heeft plaatsgehad, in de boekhouding opgenomen.

Vastgestelde rechten die niet in de in de eerste alinea bedoelde boekhouding zijn opgenomen omdat zij nog niet zijn geïnd en geen zekerheid is gesteld, worden binnen de in de eerste alinea vastgestelde termijn in een specifieke boekhouding opgenomen. De lidstaten kunnen de vastgestelde rechten waarvoor een zekerheid is gesteld, echter eveneens in een specifieke boekhouding opnemen indien deze rechten worden betwist, waardoor de waarde ervan wijzigingen kan ondergaan als de uitslag van de geschillen bekend is.

Evenwel worden het btw-middelen het bni-middel, met inachtneming van de gevolgen voor die middelen van de aan het Verenigd Koninkrijk toegestane correctie voor begrotingsonevenwichtigheden en van de aan Denemarken, Nederland, Oostenrijk en Zweden toegestane brutovermindering, als volgt opgenomen in de in de eerste alinea genoemde boekhouding:

 

op de eerste werkdag van elke maand, ten belope van één twaalfde zoals in artikel 10, lid 3, aangegeven,

 

jaarlijks, voor wat betreft de in artike 10, leden 4 en 6, bedoelde saldi en de in artikel 10, leden 5 en 7, bedoelde aanpassingen, met uitzondering van de in artikel 10, lid 5, eerste streepje, bedoelde bijzondere aanpassingen, die op de eerste werkdag van de maand na die waarin tussen de betrokken lidstaat en de Commissie overeenstemming is bereikt in de boekhouding worden opgenomen.

De vastgestelde rechten betreffende de in het kader van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker bepaalde heffingen, bijdragen en andere rechten worden in de in de eerste alinea bedoelde boekhouding opgenomen. Indien deze rechten vervolgens niet binnen de gestelde termijnen zijn geïnd, kunnen de lidstaten de opneming corrigeren en bij wijze van uitzondering de rechten opnemen in de specifieke boekhouding.

  • 4. 
    Elke lidstaat zendt de Commissie, binnen de in lid 3 gestelde termijn toe:
 

a)

een maandoverzicht van zijn boekhouding betreffende de in de eerste alinea van lid 3 bedoelde rechten;

 

b)

een kwartaaloverzicht van de in de tweede alinea van lid 3 bedoelde specifieke boekhouding.

De betrokken lidstaten doen de maandoverzichten vergezeld gaan van de gegevens of overzichten betreffende de bedragen die op grond van bepalingen betreffende de grondgebieden met een bijzondere status op de eigen middelen in mindering zijn gebracht.

De lidstaten doen het laatste kwartaaloverzicht van elk begrotingsjaar vergezeld gaan van een raming van het totaalbedrag van de rechten die op 31 december van het betrokken begrotingsjaar in de specifieke boekhouding zijn opgenomen en waarvan de inning onzeker is.

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met nadere voorschriften betreffende de maand- en kwartaaloverzichten. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 16, tweede alinea, bedoelde raadplegingsprocedure.

Artikel 7

Boekhoudkundige correcties

Na 31 december van het derde jaar volgende op een bepaald begrotingsjaar wordt het totaalbedrag dat is opgenomen in de in artikel 6, lid 4, eerste alinea, bedoelde maandoverzichten met betrekking tot dit begrotingsjaar niet meer gecorrigeerd, behoudens op punten waarvan vóór het verstrijken van deze termijn door de Commissie of de betrokken lidstaat kennis werd gegeven.

Artikel 8

Correctie van vastgestelde rechten

Het totaalbedrag van de vastgestelde rechten, wordt krachtens de in artikel 2, lid 4, bedoelde correcties verhoogd of verlaagd. Deze correcties worden naar gelang van de datum waarop zij zijn aangebracht in de in artikel 6, lid 3, eerste en tweede alinea, bedoelde boekhoudingen, alsmede in de in artikel 6, lid 4, bedoelde overzichten opgenomen.

HOOFDSTUK III

TERBESCHIKKINGSTELLING VAN DE EIGEN MIDDELEN

Artikel 9

Schatkist en boekingsregels

  • 1. 
    Op de in artikel 10 aangegeven wijze boekt iedere lidstaat de eigen middelen op het credit van de rekening welke daartoe op naam van de Commissie bij zijn schatkist of bij het orgaan dat de lidstaat aanwijst, is geopend.

Deze rekening wordt in nationale valuta en zonder kosten bijgehouden.

  • 2. 
    De lidstaten of de door hen aangewezen organen verstrekken de Commissie, langs elektronische weg:
 

a)

op de werkdag waarop de eigen middelen op de rekening van de Commissie worden geboekt, een rekeningafschrift of een creditbericht waaruit blijkt dat de eigen middelen zijn geboekt;

 

b)

onverminderd punt a), uiterlijk op de tweede werkdag na de creditering van de rekening, een rekeningafschrift waaruit blijkt dat de eigen middelen zijn geboekt.

  • 3. 
    De geboekte bedragen worden in euro in de boekhouding opgenomen overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (9) („Financieel Reglement”) en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie (10).

Artikel 10

Vaststelling van bedragen, tijdstip van terbeschikkingstelling, aanpassingen

  • 1. 
    Na aftrek van de inningskosten krachtens artikel 2, lid 3, en artikel 10, lid 3, van Besluit 2014/335/EU, Euratom, geschiedt de boeking van de traditionele eigen middelen, bedoeld in artikel 2, lid 1, onder a), van dat besluit, uiterlijk op de eerste werkdag na de negentiende dag van de tweede maand die volgt op de maand waarin het recht overeenkomstig artikel 2 van deze verordening is vastgesteld.

Voor de volgens artikel 6, lid 3, tweede alinea, van deze verordening in een specifieke boekhouding opgenomen rechten moet de boeking echter uiterlijk geschieden op de eerste werkdag na de negentiende dag van de tweede maand die volgt op de maand waarin de rechten zijn geïnd.

  • 2. 
    Zo nodig kan de Commissie de lidstaten verzoeken de boeking van andere middelen dan het btw-middel en het bni-middel met een maand te vervroegen op basis van de gegevens waarover zij de 15e van die maand beschikken.

Elke vervroegde boeking wordt in de maand volgende op de in lid 1 genoemde boeking geregulariseerd. Dit geschiedt in de vorm van een negatieve boeking voor eenzelfde bedrag als dat van de vervroegde boeking.

  • 3. 
    Het btw-middel en het bni-middel, met inachtneming van de gevolgen voor die middelen van de aan het Verenigd Koninkrijk toegestane correctie voor begrotingsonevenwichtigheden en de aan Denemarken, Nederland, Oostenrijk en Zweden toegestane brutovermindering, worden op de eerste werkdag van elke maand geboekt voor één twaalfde van de uit dien hoofde uit de begroting voortvloeiende bedragen, omgerekend in nationale valuta's tegen de wisselkoersen van de laatste noteringsdag van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het begrotingsjaar, zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, serie C.

Voor de specifieke behoeften van de betaling van de uitgaven van het ELGF uit hoofde van Verordening (EG) nr. 73/2009, en afhankelijk van de kaspositie van de Unie, kunnen de lidstaten door de Commissie worden verzocht de boeking van één twaalfde of van een deel van één twaalfde van de in de begroting uit hoofde van de eigen middelen uit de btw en/of de eigen middelen op grond van bni, met inachtneming van de gevolgen voor die middelen van de aan het Verenigd Koninkrijk toegestane correctie voor begrotingsonevenwichtigheden en de aan Denemarken, Nederland, Oostenrijk en Zweden toegestane brutovermindering, opgenomen bedragen, in de loop van het eerste kwartaal van een begrotingsjaar met één of twee maanden te vervroegen.

Na het eerste kwartaal mag de gevraagde maandelijkse boeking niet meer zijn dan één twaalfde van het btw-middel en het bni-middel, steeds binnen de grenzen van de daartoe in de begroting opgenomen bedragen.

De Commissie stelt de lidstaten vooraf, uiterlijk twee weken vóór de gevraagde boeking, hiervan in kennis.

Het in de achtste alinea bepaalde betreffende de boeking in de maand januari van elk begrotingsjaar en de bepalingen van de negende alinea die van toepassing zijn wanneer de begroting vóór het begin van het begrotingsjaar niet definitief is vastgesteld, zijn van toepassing op de vervroegde boekingen.

Iedere wijziging van het uniforme percentage voor het btw-middel, van het percentage voor het bni-middel, van de in de artikelen 4 en 5 van Besluit 2014/335/EU, Euratom bedoelde aan het Verenigd Koninkrijk toegestane correctie voor begrotingsonevenwichtigheden en de financiering daarvan, en van de financiering van de aan Denemarken, Nederland, Oostenrijk en Zweden toegestane brutovermindering wordt gerechtvaardigd door de definitieve vaststelling van een gewijzigde begroting; de sedert het begin van het begrotingsjaar geboekte twaalfden worden dienovereenkomstig aangepast.

Deze aanpassingen geschieden bij de eerste boeking na de definitieve vaststelling van de gewijzigde of aanvullende begroting, indien deze vaststelling vóór de 16e van de maand plaatsvindt en anders bij de tweede boeking na de voornoemde definitieve vaststelling. In afwijking van artikel 11 van het Financieel Reglement worden deze aanpassingen in de rekening van het begrotingsjaar van de hier bedoelde gewijzigde begroting verantwoord.

De twaalfden betreffende de boeking van de maand januari van elk begrotingsjaar worden berekend op basis van de in de ontwerpbegroting, zoals bedoeld in artikel 314, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) opgenomen bedragen, en in nationale valuta's omgerekend tegen de wisselkoersen van de eerste noteringsdag na 15 december van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het begrotingsjaar; deze bedragen worden bij de boeking van de volgende maand geregulariseerd.

Wanneer de begroting uiterlijk twee weken vóór de boeking van januari van het volgende begrotingsjaar niet definitief is vastgesteld, boeken de lidstaten op de eerste werkdag van elke maand, met inbegrip van de maand januari, één twaalfde van het bedrag van het in de laatste definitief vastgestelde begroting opgenomen btw-middel en bni-middel, met inachtneming van de gevolgen voor die middelen van de aan het Verenigd Koninkrijk toegestane correctie voor begrotingsonevenwichtigheden en van de aan Denemarken, Nederland, Oostenrijk en Zweden toegestane brutovermindering; de regularisatie geschiedt dan op de eerste vervaldag na de definitieve vaststelling van de begroting, indien deze vóór de 16e van de maand plaatsvindt, en anders op de tweede vervaldag na de definitieve vaststelling van de begroting.

  • 4. 
    Aan de hand van het in artikel 7, lid 1, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 bedoelde jaaroverzicht betreffende de grondslag van het btw-middel wordt iedere lidstaat gedebiteerd voor het bedrag dat uit de in dat overzicht opgenomen gegevens voortvloeit bij toepassing van het voor het voorafgaande begrotingsjaar bepaalde uniforme percentage, en gecrediteerd voor de 12 boekingen die in de loop van dat begrotingsjaar zijn verricht. De grondslag van de het btw-middel van een lidstaat waarop dat percentage wordt toegepast, mag echter niet meer bedragen dan het bij artikel 2, lid 1, onder b), van Besluit 2014/335/EU, Euratom vastgestelde percentage van het bni van die lidstaat zoals bedoeld in lid 7, eerste zin, van dat artikel. De Commissie berekent het saldo en deelt het tijdig aan de lidstaten mede, zodat deze het op de eerste werkdag van de maand december van hetzelfde jaar op de in artikel 9, lid 1, genoemde rekening kunnen boeken.
  • 5. 
    Eventuele rectificaties van de grondslag van btw-middel in de zin van artikel 9, lid 1, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 geven, voor iedere betrokken lidstaat waarvan de grondslag, rekening gehouden met die rectificaties, niet meer dan de percentages bepaald in artikel 2, lid 1, onder b), en artikel 10, lid 2, van Besluit 2014/335/EU, Euratom, bedraagt, aanleiding tot een aanpassing van het overeenkomstig lid 4 van het onderhavige artikel bepaalde saldo zoals hierna aangegeven:
 

tot en met 31 juli aangebrachte rectificaties in de zin van artikel 9, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 geven aanleiding tot een globale aanpassing, welke op de eerste werkdag van de maand december van hetzelfde jaar op de in artikel 9, lid 1, van de onderhavige verordening genoemde rekening dient te worden geboekt. In overeenstemming tussen de betrokken lidstaat en de Commissie kan evenwel vóór voornoemde datum een bijzondere aanpassing worden geboekt;

 

wanneer door de Commissie voor het rectificeren van de grondslag getroffen maatregelen in de zin van artikel 9, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 tot een aanpassing van de boekingen op de in artikel 9, lid 1, van de onderhavige verordening genoemde rekening leiden, vindt deze aanpassing plaats op de vervaldag welke de Commissie in het kader van de toepassing van die maatregelen heeft vastgesteld.

Wijzigingen van het bni zoals bedoeld in lid 7 van dit artikel geven ook aanleiding tot een aanpassing van het saldo van iedere lidstaat waarvan de grondslag, rekening gehouden met de in de eerste alinea van dit lid bedoelde rectificaties, op de percentages bepaald in artikel 2, lid 1, onder b), en artikel 10, lid 2, van Besluit 2014/335/EU, Euratom, wordt gemaximeerd.

De Commissie deelt de aanpassingen tijdig aan de lidstaten mee, zodat zij deze op de eerste werkdag van de maand december van hetzelfde jaar op de in artikel 9, lid 1, van deze verordening genoemde rekening kunnen boeken.

In overeenstemming tussen de betrokken lidstaten en de Commissie kan evenwel op elk gewenst moment een bijzondere aanpassing worden geboekt.

  • 6. 
    Aan de hand van de op grond van artikel 2, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 door de lidstaten verstrekte cijfers betreffende het totale bni tegen marktprijzen en de elementen daarvan voor het voorgaande begrotingsjaar, wordt iedere lidstaat gedebiteerd voor het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van het voor het voorafgaande begrotingsjaar bepaalde percentage op het bni, en gecrediteerd voor de boekingen die in de loop van dat begrotingsjaar zijn verricht. De Commissie bepaalt het saldo en deelt het tijdig aan de lidstaten mede, zodat deze het op de eerste werkdag van de maand december van hetzelfde jaar op de in artikel 9, lid 1, genoemde rekening kunnen boeken.
  • 7. 
    Eventuele wijzigingen die krachtens artikel 2, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 en behoudens artikel 5 van die verordening in het bni van de voorafgaande begrotingsjaren worden aangebracht, geven voor iedere betrokken lidstaat aanleiding tot een aanpassing van het overeenkomstig lid 6 van dit artikel bepaalde saldo. Deze aanpassing komt tot stand onder de voorwaarden neergelegd in lid 5, eerste alinea, van dit artikel. De Commissie deelt de aanpassingen van de saldi aan de lidstaten mee, zodat zij deze op de eerste werkdag van de maand december van hetzelfde jaar op de in artikel 9, lid 1, genoemde rekening kunnen boeken. Na 30 september van het vierde jaar volgende op een bepaald begrotingsjaar worden eventuele wijzigingen van het bni niet meer in aanmerking genomen, behalve op vóór het verstrijken van deze termijn hetzij door de Commissie, hetzij door de lidstaat ter kennis gebrachte punten.
  • 8. 
    De in de leden 4 tot en met 7 genoemde verrichtingen vormen wijzigingen van de ontvangsten van het begrotingsjaar waarin zij plaatsvinden.

Het bedrag van de ontvangsten dat in de begroting van het lopende jaar is vermeld, kan bij een gewijzigde begroting worden verhoogd of verlaagd met de bedragen die uit deze verrichtingen voortvloeien, overeenkomstig artikel 1, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014.

  • 9. 
    Bij wijziging van de bni-gegevens overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003, wordt de financiering van de aan Denemarken, Nederland, Oostenrijk en Zweden toegestane brutovermindering niet achteraf bijgesteld.

Artikel 11

Opt-out-aanpassing

  • 1. 
    Wanneer een lidstaat overeenkomstig het VWEU en de daaraan gehechte Protocollen nr. 21 en nr. 22 niet deelneemt aan de financiering van een specifieke actie of een beleidsmaatregel van de Unie, heeft hij recht op een volgens lid 2 van dit artikel berekende aanpassing van de door hem afgedragen eigen middelen voor elk jaar van niet-deelname.
  • 2. 
    De Commissie berekent de aanpassing tijdens het jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar op het moment waarop zij de in artikel 10 van deze verordening bedoelde bni-saldi vaststelt.

De berekening vindt plaats op basis van de volgende gegevens van het betrokken begrotingsjaar:

 

a)

het totale bni tegen marktprijzen en de elementen daarvan,

 

b)

de uitvoering van de begroting voor wat betreft de beleidsuitgaven voor de betrokken actie of beleidsmaatregel.

Voor de berekening van de aanpassing wordt het totaalbedrag van de betrokken uitgaven, exclusief die welke door de deelnemende derde landen worden gefinancierd, vermenigvuldigd met het aandeel van het bni van de lidstaat die recht heeft op de aanpassing in het bni van alle lidstaten. De aanpassing wordt gefinancierd door de deelnemende lidstaten. Om het aandeel van elke lidstaat in de financiering te bepalen, wordt het bni van de betrokken lidstaat gedeeld door het bni van alle deelnemende lidstaten. Voor de berekening van de aanpassing geschiedt de omrekening tussen nationale valuta en euro tegen de wisselkoers van de laatste noteringsdag van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het betrokken begrotingsjaar.

De aanpassing heeft voor elk jaar een eenmalig en definitief karakter, ongeacht eventuele latere wijzigingen van het aangehouden bni.

  • 3. 
    De Commissie deelt het bedrag van de aanpassing tijdig aan de lidstaten mede, zodat deze het op de eerste werkdag van de maand december op de in artikel 9, lid 1, bedoelde rekening kunnen boeken.

Artikel 12

Vertragingsrente

  • 1. 
    Elke te late boeking op de in lid 9, lid 1, bedoelde rekening verplicht de betrokken lidstaat tot het betalen van vertragingsrente.

Indien het rentebedrag lager is dan 500 EUR wordt echter niet tot inning overgegaan.

  • 2. 
    Voor de lidstaten van de Economische en Monetaire Unie is de rentevoet gelijk aan de door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringstransacties toegepaste rentevoet van de eerste dag van de maand van de vervaldag, zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, serie C, vermeerderd met twee punten.

Deze rente wordt met 0,25 punt per maand vertraging verhoogd. De verhoogde rente geldt voor de gehele periode van de vertraging.

  • 3. 
    Voor de lidstaten die niet aan de Economische en Monetaire Unie deelnemen, is de rentevoet gelijk aan de rentevoet die op de eerste dag van de betrokken maand door de respectieve centrale banken op hun basisherfinancieringstransacties wordt toegepast, vermeerderd met twee punten, of, voor de lidstaten waarvoor de rentevoet van de Centrale Bank niet beschikbaar is, de meest equivalente rentevoet die op de eerste dag van de betrokken maand op de geldmarkt van de lidstaat wordt toegepast, vermeerderd met twee punten.

Deze rente wordt met 0,25 punt per maand vertraging verhoogd. De verhoogde rente geldt voor de gehele periode van de vertraging.

  • 4. 
    Met betrekking tot de in lid 1 bedoelde betaling van vertragingsrente is artikel 9, leden 2 en 3, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13

Oninbare bedragen

  • 1. 
    De lidstaten zijn verplicht alle nodige maatregelen te treffen opdat de bedragen van de overeenkomstig artikel 2 vastgestelde rechten ter beschikking van de Commissie worden gesteld op de in deze verordening vastgestelde wijze.
  • 2. 
    De lidstaten behoeven de bedragen van de overeenkomstig artikel 2 vastgestelde rechten niet ter beschikking van de Commissie te stellen als zij om een van de onderstaande redenen niet kunnen worden geïnd:
 

a)

door overmacht;

 

b)

hetzij om andere redenen die niet aan hen te wijten zijn.

De bedragen van de vastgestelde rechten worden oninbaar verklaard bij een besluit van de bevoegde administratieve autoriteit.

De bedragen van de vastgestelde rechten worden geacht oninbaar te zijn uiterlijk na een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum waarop het bedrag overeenkomstig artikel 2 is vastgesteld of, in geval van een administratief of gerechtelijk beroep, de vaststelling, kennisgeving of bekendmaking van het definitieve besluit heeft plaatsgevonden.

In geval van betaling in termijnen gaat de periode van ten hoogste vijf jaar in na de laatste betaling die is verricht, voor zover de schuld hiermee niet is voldaan.

De oninbaar verklaarde of geachte bedragen worden definitief afgeboekt uit de in artikel 6, lid 3, tweede alinea, bedoelde specifieke boekhouding. Zij worden opgenomen in een bijlage bij het in artikel 6, lid 4, eerste alinea, bedoelde kwartaaloverzicht en, eventueel, in het in artikel 5 van Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 bedoelde kwartaaloverzicht.

  • 3. 
    Binnen drie maanden na het in lid 2 van dit artikel genoemde administratieve besluit of in overeenstemming met de dat lid bedoelde vervaldag dienen de lidstaten bij de Commissie een verslag in met de gegevens betreffende de gevallen van toepassing van genoemd lid 2, voor zover het bedrag van de vastgestelde rechten meer bedraagt dan 50 000 EUR.

Dit verslag moet de Commissie in staat stellen de in lid 2, onder a) en b), van dit artikel bedoelde redenen te beoordelen waarom de betrokken lidstaat het betrokken bedrag niet ter beschikking heeft kunnen stellen, alsmede de maatregelen die hij heeft genomen om de invordering te bewerkstelligen.

Het verslag wordt opgesteld volgens een door de Commissie vastgesteld model. De Commissie stelt hiertoe uitvoeringshandelingen vast. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 16, tweede alinea, bedoelde raadplegingsprocedure.

  • 4. 
    De Commissie zendt binnen zes maanden na de ontvangst van het in lid 3 bedoelde verslag haar opmerkingen aan de betrokken lidstaat toe.

Indien de Commissie om aanvullende inlichtingen heeft verzocht, gaat de termijn van zes maanden in zodra de gevraagde aanvullende inlichtingen zijn ontvangen.

HOOFDSTUK IV

BEHEER VAN DE KASMIDDELEN

Artikel 14

Voorschriften voor het beheer van de kasmiddelen

  • 1. 
    De Commissie beschikt over de op het credit van de in artikel 9, lid 1, bedoelde rekeningen geboekte bedragen, voor zover dat nodig is ter dekking van haar behoeften aan kasmiddelen ingevolge de uitvoering van de begroting.
  • 2. 
    Indien de behoeften aan kasmiddelen groter zijn dan de activa van de rekeningen, kan de Commissie hogere bedragen opnemen dan het totaal van deze activa, voor zover kredieten op de begroting beschikbaar zijn en binnen de grenzen van de in de begroting geraamde eigen middelen. In dat geval stelt zij de lidstaten vooraf in kennis van de te verwachten overschrijdingen.
  • 3. 
    Uitsluitend in geval van wanbetaling met betrekking tot een lening aangegaan of gegarandeerd overeenkomstig de verordeningen en besluiten van de Raad, en wanneer de Commissie niet tijdig andere maatregelen, waarin wordt voorzien door de op deze leningen toepasselijke financiële regelingen, kan treffen om te zorgen voor de nakoming van de juridische verplichtingen van de Gemeenschap jegens de kredietverschaffers, kan het bepaalde in de leden 2 en 4 voorlopig, onafhankelijk van de in lid 2 gestelde voorwaarden, toepassing vinden voor rentebetaling en aflossing van schulden van de Gemeenschap.
  • 4. 
    Het verschil tussen de totale activa en de behoeften aan kasmiddelen wordt over de lidstaten omgeslagen, zoveel mogelijk naar verhouding tot de op grond van de begroting geraamde ontvangsten van elk hunner.

Artikel 15

Uitvoering van betalingsopdrachten

  • 1. 
    De lidstaten of de door hen aangewezen organen voeren de betalingsopdrachten van de Commissie uiterlijk drie werkdagen na ontvangst ervan uit volgens de instructies van de Commissie. Voor verrichtingen die op het middelenverkeer betrekking hebben, zijn de lidstaten echter verplicht de opdrachten binnen de door de Commissie gestelde termijnen uit te voeren.
  • 2. 
    De lidstaten of de door hen aangewezen organen sturen de Commissie uiterlijk op de tweede werkdag na afhandeling van de transactie elektronisch een rekeningafschrift waaruit blijkt dat de transactie heeft plaatsgevonden.

HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 16

Comitéprocedure

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het in artikel 7 van Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 bedoelde Raadgevend Comité voor de eigen middelen. Het betreft een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 17

Overgangsbepaling betreffende de rentevoet

De rentevoet bedoeld in artikel 11 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 in de versie van vóór de inwerkingtreding van Verordening (EG, Euratom) nr. 2028/2004 van de Raad (11) van de Gemeenschappen, blijft van toepassing voor de berekening van de achterstandsrente in de gevallen waarin de vervaldag valt vóór 1 december 2004.

Artikel 18

Intrekking

  • 1. 
    Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 wordt ingetrokken.
  • 2. 
    Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de in bijlage II opgenomen concordantietabel.

Artikel 19

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op dezelfde dag als Besluit 2014/335/EU, Euratom.

Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 mei 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

Ch. VASILAKOS

 

  • (2) 
    Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 houdende toepassing van Besluit 2007/436/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (PB L 130 van 31.5.2000, blz. 1).
  • (3) 
    Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 van de Raad van 26 mei 2014 houdende uitvoeringsbepalingen voor het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (zie bladzijde 29 van dit Publicatieblad).
  • (4) 
    Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (zie bladzijde 105 van dit Publicatieblad).
  • (5) 
    Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad van 15 juli 2003 betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen („BNI-verordening”) (PB L 181 van 19.7.2003, blz. 1).
  • (6) 
    Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16).
  • (7) 
    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
  • (8) 
    Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad van 29 mei 1989 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 155 van 7.6.1989, blz. 9).
  • (9) 
    Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
  • Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).
  • Verordening (EG, Euratom) nr. 2028/2004 van de Raad van 16 november 2004 tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 houdende toepassing van Besluit 94/728/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen (PB L 352 van 27.11.2004, blz. 1).
 

BIJLAGE I

INGETROKKEN VERORDENING EN LIJST VAN ACHTEREENVOLGENDE WIJZIGINGEN

 

Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad

(PB L 130 van 31.5.2000, blz. 1)

Verordening (EG, Euratom) nr. 2028/2004 van de Raad

(PB L 352 van 27.11.2004, blz. 1)

Verordening (EG, Euratom) nr. 105/2009 van de Raad

(PB L 36 van 5.2.2009, blz. 1)

 

BIJLAGE II

CONCORDANTIETABEL

 

Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3, eerste, tweede en derde alinea

Artikel 3, eerste, tweede en derde alinea

Artikel 3, vierde alinea

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6, leden 1 en 2

Artikel 6, leden 1 en 2

Artikel 6, lid 3, onder a)

Artikel 6, lid 3, eerste alinea

Artikel 6, lid 3, onder b)

Artikel 6, lid 3, tweede alinea

Artikel 6, lid 3, onder c)

Artikel 6, lid 3, derde alinea

Artikel 6, lid 3, onder d)

Artikel 6, lid 3, vierde alinea

Artikel 6, lid 4, eerste alinea, onder a), eerste zin

Artikel 6, lid 4, eerste alinea, onder a)

Artikel 6, lid 4, eerste alinea, onder a), eerste zin

Artikel 6, lid 4, tweede alinea

Artikel 6, lid 4, eerste alinea, onder b), eerste zin

Artikel 6, lid 4, eerste alinea, onder b)

Artikel 6, lid 4, eerste alinea, onder b), tweede zin

Artikel 6, lid 4, derde alinea

Artikel 6, lid 4, tweede alinea

Artikel 6, lid 4, vierde alinea

Artikel 6, lid 5

Artikel 7

Artikel 7

Artikel 8, eerste alinea

Artikel 8

Artikel 8, tweede alinea

Artikel 9, lid 1

Artikel 9, lid 1

Artikel 9, lid 1a

Artikel 9, lid 2

Artikel 9, lid 2

Artikel 9, lid 3

Artikel 10, leden 1, 2, 3, 4, 5, 6, en 7

Artikel 10, leden 1, 2, 3, 4, 5, 6, en 7

Artikel 10, lid 8

Artikel 10, lid 8, eerste alinea

Artikel 10, lid 9

Artikel 10, lid 9

Artikel 10, lid 10

Artikel 10 bis

Artikel 11

Artikel 11, lid 1

Artikel 12, lid 1, eerste alinea

Artikel 12, lid 1, tweede alinea

Artikel 11, leden 2, 3 en 4

Artikel 12, leden 2, 3 en 4

Artikel 12, leden 1, 2, 3 en 4

Artikel 14

Artikel 12, lid 5, eerste alinea

Artikel 15, lid 1

Artikel 12, lid 5, tweede alinea

Artikel 15, lid 2

Artikel 15

Artikel 16, eerste en tweede alinea

Artikel 16, derde alinea

Artikel 10, lid 8, tweede alinea

Artikel 17, leden 1 en 2

Artikel 13, leden 1 en 2

Artikel 17, lid 3, eerste alinea

Artikel 13, lid 3, eerste alinea

Artikel 17, lid 3, tweede alinea

Artikel 17, lid 3, derde alinea

Artikel 13, lid 3, tweede alinea

Artikel 13, lid 3, derde alinea

Artikel 17, lid 4

Artikel 13, lid 4

Artikel 17, lid 5

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 16

Artikel 21 bis

Artikel 17

Artikel 22

Artikel 23

Artikel 18

Artikel 19

Bijlage

 
 

Bijlage I

Bijlage II

 

2.

Verwante dossiers

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.