Mensenrechten hoeksteen - Hoofdinhoud
Vandaag staat in het teken van het mensenrechtenbeleid van Nederland. De hele dag debatteren we hierover in de Tweede Kamer. Ik pleit er in mijn inbreng voor dat mensenrechten de hoeksteen van het buitenlands beleid blijven. Ook vraag ik aandacht voor de ernstige mensenrechtenschendingen in onder meer Egypte en Indonesië. Hieronder kun je mijn hele inbreng lezen:
“In de beleidsbrief over de mensenrechten - ‘Respect en recht voor ieder mens’ - staat het klip en klaar: Mensenrechten zijn de hoeksteen van het buitenlands beleid van Nederland. De SP hecht veel waarde aan deze zin. In de Mensenrechtenrapportage over het jaar 2013 lezen we terug hoe het afgelopen jaar dit uitgangspunt in de praktijk is gebracht. Wie de rapportage leest, begrijpt dat mensenrechtenorganisaties soms lovende woorden uiten over de wijze waarop het buitenlands beleid wordt uitgevoerd. Afgezet tegen de voorganger van deze minister van Buitenlandse Zaken, zijn deze woorden des te begrijpelijker. Wel blijven er grote zorgen over de teruglopende capaciteiten om de ambities op het gebied van de mensenrechten ook daadwerkelijk waar te maken. Daar heb ik allereerst een paar opmerkingen over.
Zo heb ik bijvoorbeeld begrepen dat er lange tijd een volwaardige medewerker op de ambassade in Islamabad, Pakistan, was die zich bezig hield met mensenrechtenkwesties. Deze zou inmiddels zijn wegbezuinigd. Het is duidelijk dat de minister geconfronteerd is met een stevige bezuiniging op het postennetwerk. Dit betekent dat er pijnlijke keuzes moeten worden gemaakt. Maar juist vanwege de ernst van de mensenrechtenschendingen in Pakistan is inzet op dit thema zo belangrijk. Met name minderheden, zoals de Hazara’s, zijn in Pakistan slachtoffer van grof en toenemend geweld. Sommigen spreken van etnische zuiveringen of zelfs van genocide. Er zijn aanhoudende berichten dat medewerkers van de Pakistaanse inlichtingendiensten aan dit geweld meewerken of in ieder geval een oogje dichtknijpen. Daders worden in ieder geval zelden opgepakt. Ik hoor graag van de minister of het klopt dat er minder inzet is op mensenrechten vanuit de ambassade in Islamabad en welke gevolgen dit heeft.
Ook Amnesty International maakt zich grote zorgen. De mensenrechtenorganisatie stelt dat capaciteiten op ambassades geregeld tekort schieten om het werk voor mensenrechtenverdedigers - een prioriteit binnen het mensenrechtenbeleid van de minister - goed uit te voeren. Specifiek wordt Colombia genoemd. Hier is Nederland in EU-verband voortrekker op het gebied van mensenrechtenverdedigers, maar Amnesty constateert dat verzoeken voor individuele mensenrechtenverdedigers vanwege capaciteitsgebrek vaak niet goed kunnen worden opgevolgd. Nederland kan de voortrekkersrol hier niet waarmaken, luidt de harde conclusie. Hier wordt de oproep aan gekoppeld middelen vrij te maken zodat deze rol wel goed ingevuld kan worden. Wat is de reactie van de minister hierop?
Een derde voorbeeld van teruglopende capaciteiten is te zien bij de inzet op mensenrechten in Guatemala. Ik heb hier al eerder, tijdens het debat over het postennetwerk, aandacht voor gevraagd. Guatemala is belangrijk, omdat het een voorbeeld kan worden van een land waar de ernstigste schendingen van de mensenrechten - genocide - daadwerkelijk bestraft worden. Vorig jaar werd oud-dictator Rios Montt veroordeeld voor genocide, maar tien dagen later werd de veroordeling alweer vernietigd. Alles wijst erop dat dit het gevolg is van een vies politiek spel. Jarenlang heeft Nederland zich in Guatemala ingezet voor initiatieven die de rechtsstaat moeten bevorderen en straffeloosheid moeten tegengaan. Organisaties die de van genocide verdachte Rios Montt hebben aangeklaagd, werden gesteund. Juist nu het proces tegen Rios Montt onder druk staat, is het betreurenswaardig dat Nederland niet langer in het land aanwezig is. De minister gaf eerder aan dat alhoewel het moeilijker is, inzet op mensenrechten in Guatemala nog wel degelijk mogelijk is. Dat moet dan vanuit de post in Costa Rica gebeuren. Maar ik begrijp dat organisaties die zich inzetten voor de strijd tegen straffeloosheid in Guatemala klagen dat Nederland hun zaak niet meer steunt. Het gaat hier om financiële steun, maar zeker ook om politieke steun. Eén van de klachten is dat de ambassadeur vanuit Costa Rica nog niet één keer Guatemala heeft bezocht en dat deze zelfs nog niet is geaccrediteerd. Kan de minister hierop reageren? Klopt het dat dit goede werk vanuit Costa Rica niet wordt voortgezet? Is er niets meer over van deze steun? Graag een reactie.
De capaciteitsproblemen leiden tot de vraag hoeveel minder inzet er vanuit de posten en het ministerie is op mensenrechten. Deze vraag is tot op heden nooit helder beantwoord, maar duidelijk is dat deze inzet fors terugloopt. Dat is een logisch gevolg van stevige bezuinigingen gecombineerd met het gegeven dat economische diplomatie een zware component in het werk van het postennet blijft. Daarom vraag ik de minister hier nu eens duidelijk aan te geven hoeveel minder inzet er op mensenrechten is. Moet hier bijvoorbeeld gedacht worden aan een kwart minder inzet of misschien wel nog meer?
Mijn volgende punt betreft Egypte. Het afgelopen jaar werd gekenmerkt door een ongekend harde repressie van alles en iedereen die kritisch is op de militaire machthebbers die na de coup in juli vorig jaar aan de macht kwamen. Meer dan duizend demonstranten, veelal aanhangers van de Moslimbroederschap, werden in de maanden na de coup in koelen bloede gedood. Vele duizenden anderen werden opgepakt en in cellen opgesloten waar marteling veelvuldig voorkomt. De veroordeling van de Nederlandse journalist Rena Netjes maakt verder duidelijk dat ook de persvrijheid in het land ver te zoeken is.
Tegen deze achtergrond begrijpt mijn partij er werkelijk niets van dat EU-landen nu alweer overgaan tot business as usual met Egypte. Grote zorgen heeft de SP vooral over wapenleveranties. Frankrijk sloot onlangs bijvoorbeeld een omvangrijke wapendeal met het Egyptische regime - een deal waar ook Nederland voor in de race was, maar kennelijk achter het net viste. Het gaat om marine schepen. Deze deal verbaast mij nogal, want vorig jaar werd door de EU een aantal maatregelen genomen tegen de snoeiharde repressie van de militaire machthebbers. Het ging om het opschorten van de export naar Egypte van goederen die kunnen worden gebruikt voor interne repressie en om het opnieuw beoordelen van verzoeken voor exportvergunningen voor militaire goederen. De minister heeft al eerder gezegd dat strategische overwegingen sommige landen ertoe bewegen weer gewoon zaken te doen met het regime in Egypte. Daar voegde hij aan toe dat hij ook wel het nodige begrip kan opbrengen voor deze opvatting. Volgens mij betekent dit in de praktijk dat mensenrechten in Egypte ondergeschikt zijn aan overwegingen van strategische - of moet ik zeggen economische - aard. Kan de minister aangeven of ik hem zo goed interpreteer? Graag een reactie.
Dan de Golfregio. De SP heeft herhaaldelijk aangedrongen op een stevigere inzet op mensenrechten in Saudi-Arabië en andere Golfstaten. Hierover is ook een motie van mij en de heer Sjoerdsma aangenomen. Onlangs lichtte de minister toe waaruit de verhoogde inzet op mensenrechten in de regio bestaat. De SP vindt dat hier nog wel een schepje bovenop kan en moet. De vele recente veroordelingen van de mensenrechtenactivisten van ACPRA geven de noodzaak hiertoe aan. Maar het is tegelijk bemoedigend dat er vooruitgang wordt geboekt. Dat Saudi-Arabië door de extra inspanningen bijvoorbeeld heeft ingestemd met het bijwonen van rechtszaken door buitenlandse diplomaten is een noemenswaardig resultaat. Het is echter van belang dat het niet blijft bij waarneming. Als de rechtsgang in gebreke blijft en onterechte veroordelingen worden uitgesproken, is het van groot belang dat er gehandeld wordt. De autoriteiten moeten hierop aangesproken worden. Ik hoor daarom van de minister graag hoe hij de informatie die de waarneming bij de processen oplevert, interpreteert en wat er gebeurt met deze informatie.
De al genoemde motie roept de regering op om ook in andere Golfstaten meer en zichtbaarder in te zetten op mensenrechtenkwesties. De SP denkt daarbij vooral aan Bahrein, waar sprake is van een serieuze verslechtering van de mensenrechtensituatie. Zeer verontrustend vind ik één van de antwoorden op de feitelijke vragen over de mensenrechtensituatie in de Arabische regio. Op de vraag of de inzet op mensenrechten in Bahrein recent is toegenomen, volgt namelijk een ontwijkend antwoord. Daarom stel ik de vraag hier opnieuw: Kan de minister aangeven of en zo ja hoe er recent meer en zichtbaarder is ingezet op mensenrechten in Bahrein? Ik vraag dit te meer vanwege het bericht dat de buitenlandministers van de Golfstaten recent een bijeenkomst met buitenlandministers van de EU hebben afgezegd, kennelijk vanwege een mensenrechtenverklaring die EU-landen mede hebben ondertekend. Deze verklaring van de Mensenrechtenraad van de VN was terecht kritisch op Bahrein. Kan de minister toelichten wat hier de stand van zaken is? Welke gevolgen heeft dit voor de relatie met Bahrein?
Mijn volgende punt betreft Indonesië. Nederland schenkt veel aandacht aan dit land. In februari vorig jaar ging de minister naar Indonesië en later, in november, volgde zelfs een officieel bezoek van de premier - met een forse handelsdelegatie. In de Mensenrechtenrapportage staat dat Nederland in Indonesië initiatieven ter bevordering van bescherming van mensenrechtenverdedigers ondersteunt. De SP vindt dit een goede zaak en dit is ook zeer nodig, onder meer vanwege de voortdurende onderdrukking van minderheden in het land zoals de Molukkers en Papua’s. Het is te bizar voor woorden dat jarenlange celstraffen worden opgelegd aan Papua’s hun vlag, de Morgenstervlag, hijsen. Het is goed dat de minister deze kwestie geregeld aan de orde stelt, maar ik heb hierover nog twee concrete vragen. Ik krijg berichten dat het familie van gedetineerden soms bijzonder moeilijk wordt gemaakt om een bezoek aan hun dierbaren in de gevangenis af te leggen. Ook zijn er berichten dat familieleden de medische kosten van de gedetineerden moeten ophoesten omdat de autoriteiten weigeren dit te doen. Tenslotte wil ik opmerken dat Nederland de eigen geloofwaardigheid op het spel zet met de aanhouding van een persoon die zaterdag de Morgenstervlag toonde bij de veteranendag. Heeft de minister hier een verklaring voor?
Een vergelijkbare problematiek zien we ook terug bij de Molukkers, die geregeld buiten Ambon worden gedetineerd, ver weg van hun familie. Wat is het beeld van de minister hiervan en is hij bereid om in de dialoog met Indonesië hier ook concreet aandacht voor te vragen? Graag een reactie.
Dan China. Tijdens het debat over deze economische grootmacht eerder dit jaar, in april, heb ik de minister al gevraagd zich ervoor in te spannen dat er meer openheid komt over de mensenrechtensituatie in Tibet. De mensenrechtenambassadeur werd bij het bezoek eind vorig jaar aan China niet tot het gebied toegelaten. Is inmiddels duidelijk of bij een volgend bezoek dit wel mogelijk is? En hoe spant de minister zich ervoor in dat de regio toegankelijker wordt?
Ik sluit af met een punt over geloofwaardigheid. In de beleidsbrief over de mensenrechten staat dat als Nederland en de EU in het buitenland geloofwaardig over mensenrechten willen spreken er ook oog moet zijn voor de mensenrechtensituatie in de eigen regio. De SP is het hier volstrekt mee eens. Daarom heeft de SP enkele malen keer aandacht gevraagd voor de medewerking van Europese landen aan het geheime Amerikaanse detentieprogramma, de CIA rendition. Onafhankelijk onderzoek wijst erop dat maar liefst 25 Europese landen - Nederland wordt niet genoemd - aan dit programma hebben meegewerkt. Het is triest dat geconcludeerd moet worden dat tot op de dag van vandaag niet één Europeaan hiervoor veroordeeld is. Ik hoor van de minister graag of hij deze teleurstelling deelt. Ook wil ik weten welke conclusie de minister aan dit gegeven verbindt. Het valt mij op dat uit de antwoorden op vragen over Europese betrokkenheid bij het rendition-programma, bijvoorbeeld in Polen, steeds vertrouwen in het functioneren van de rechtsstaat blijkt. Daarom lijken landen ook niet te worden aangesproken op deze betrokkenheid. Ik vraag de minister of hij kan toelichten waarom hij denkt dat het vertrouwen op dit punt terecht is.”