6. Beter wonen

Met dank overgenomen van J.G.Ch.A. (Jan) Marijnissen i, gepubliceerd op woensdag 6 september 2006.

Vorige week presenteerde de SP haar concept-verkiezingsprogramma. Elke dag wordt één hoofdstuk uit het programma op dit weblog besproken. Oudere discussies vind je hier. Vandaag: Beter wonen

Een goede en betaalbare woning, waarin je zo lang mogelijk zelfstandig kunt blijven wonen. Met goede voorzieningen en in een veilige en schone buurt. Dat zijn de belangrijkste wensen die wij hebben op woongebied. Die wensen sluiten voor veel mensen echter steeds minder aan op de werkelijkheid. Nederland is een klein land, met 16 miljoen mensen en bijna 7 miljoen huishoudens. De ruimte die we hebben is schaars en we zullen die zuinig en eerlijk moeten verdelen. Het beleid van de afgelopen regeringen heeft een doordachte invulling van de schaarse ruimte alleen maar moeilijker gemaakt. Het landschap verrommelt en het vervoer loopt vast. Huizen zijn voor veel mensen onbetaalbaar geworden, vooral voor jonge mensen en mensen met een lager inkomen, terwijl mensen met veel geld volop steun krijgen. De bereikbaarheid is verslechterd doordat auto’s stilstaan, treinen te laat komen en buslijnen verdwijnen. Een volgende regering dient de koers drastisch bij te stellen, willen we iedereen fatsoenlijk onderdak blijven bieden en op tijd thuis laten komen.

Minder slopen, meer bouwen

Begin jaren negentig besloot de rijksoverheid haar bemoeienis met de volkshuisvesting op een laag pitje te zetten. De subsidies aan de woningcorporaties werden stopgezet, die moesten voortaan op eigen benen staan en zich gaan gedragen als ‘huisvestingsondernemers’. De nieuwbouw werd vooral een zaak van de ‘markt’, waardoor vooral duurdere koopwoningen voor doorstromers werden gebouwd. De verwachting dat de achtergelaten woningen beschikbaar zouden komen voor jongeren en huurders met een lager inkomen bleek onjuist. Veel starters op de woningmarkt kunnen geen huurwoning krijgen en hebben onvoldoende geld om een woning te kopen. Tijdens de kabinetten-Balkenende werden minder huizen gebouwd en meer woningen gesloopt dan in enig andere naoorlogse regeerperiode. De verzelfstandigde woningcorporaties bouwden te weinig, sloopten te veel en gaven steeds méér geld uit aan interne bureaucratie, onderlinge fusies en salarissen voor topfunctionarissen. Projectontwikkelaars kregen een steeds belangrijker plek in de bouwwereld, wat heeft geleid tot grondspeculaties en een krappe markt met dure woningen.

Het komende kabinet moet zich weer veel meer gaan bezighouden met volkshuisvesting. Een kwalitatief goede huur- of koopwoning hoort voortaan voor iedereen bereikbaar te zijn. Daarbij moeten we niet de bezitter, maar de gebruiker centraal stellen. De woonbehoefte en niet de dikte van de portemonnee moet het criterium zijn. Woningcorporaties moeten hun maatschappelijke taak weer oppikken. De komende kabinetsperiode moet de nieuwbouw van betaalbare woningen worden vergroot, met gebruikmaking van de omvangrijke reserves van de corporaties. Grondspeculatie moet worden voorkomen. Ook zou er een verbod moeten komen op langdurige leegstand.

Door het aanscherpen van de Onteigeningswet en de Wet voorkeursrecht gemeenten moet het voor gemeenten eenvoudiger en goedkoper worden om bouwgrond voor sociale woningbouw te verwerven. Op deze manier wordt grondspeculanten en projectontwikkelaars de wind uit de zeilen genomen, kunnen meer woningen worden gebouwd en de prijzen van starterswoningen in de hand worden gehouden. Starters en mensen met een lager inkomen moeten woningen worden aangeboden met een lagere koopprijs dan de marktwaarde. Op het moment dat zij deze woning weer verlaten moet deze worden terugverkocht aan de oorspronkelijke aanbieder, waarbij de waardestijging van de woning wordt gedeeld met de aanbieder, zodat deze de woning opnieuw goedkoop kan verkopen.

Zekerheid bieden voor huurders en kopers

Een volgend kabinet zal de huurtoeslag moeten veiligstellen en de toeslagregels moeten verruimen, om een evenwichtiger spreiding van bevolkingsgroepen in wijken te bevorderen en de kans op een fatsoenlijke woning voor mensen met de laagste inkomens te vergroten. De hypotheekrenteaftrek dient een betrouwbare regeling te zijn voor huiseigenaren. In de komende kabinetsperiode moet de aftrek zowel worden gegarandeerd, als gemaximeerd, tot 350.000 euro hypotheekschuld, met een maximale belastingaftrek van 42 procent. Op deze manier kan worden bereikt dat alle huiseigenaren zeker zijn van hun hypotheekrenteaftrek én dat op termijn het onevenredig grote voordeel voor mensen met de allerhoogste inkomens wordt beperkt.

Werken aan leefbare wijken

Gaat het de wijken goed, dan gaat het meestal ook de bewoners goed. Hoe sterker de sociale banden in een wijk, hoe meer aandacht bewoners doorgaans ook hebben voor de omgeving. Investeren in leefbare buurten en wijken is erg lonend. Het laten verloederen van wijken heeft desastreuze gevolgen. In de komende kabinetsperiode moet meer worden geïnvesteerd in de verbetering van buurten en wijken, door onderhoud en verbetering van woningen, maar ook van de publieke ruimte. Bovendien dient meer te worden geïnvesteerd in diensten op wijkniveau. Nu dreigen uit veel wijken (en dorpen) belangrijke vormen van dienstverlening te verdwijnen. Dit moet worden voorkomen, bijvoorbeeld door afspraken te maken met instellingen voor gezondheidszorg en jeugd- en ouderenzorg. Evenals met winkelketens en grote dienstverleners, zoals banken en postkantoren.

Dak- en thuislozen onderdak geven

Dak- en thuislozen moeten onderdak krijgen. Gemeenten krijgen daartoe een zorgplicht. Zij zijn verantwoordelijk voor een sluitend vangnet van opvangvoorzieningen, sociale pensions en andere opvangmogelijkheden. Ook dienen zij te zorgen voor 24-uurs-crisisopvang en voor begeleide woonplekken en werkprojecten, met als doel een volwaardige terugkeer in de samenleving. Per stad of regio moeten daklozenteams worden ingezet om actief daklozen op straat en in de opvang te benaderen en hulp aan te bieden. Meer moet worden gedaan om te voorkomen dat mensen op straat terechtkomen. Ontslag uit psychiatrische en justitiële inrichtingen zonder programma voor opvang en begeleiding of zonder begeleide woonplek is niet aanvaardbaar. Dat geldt ook voor huisuitzettingen zonder uitzicht op ander onderdak.

Investeren in openbaar vervoer

Omdat we in een dichtbevolkt land wonen, moeten we verstandig omgaan met de ruimte. Het beleid moet erop gericht zijn om wonen en werken dichter bij elkaar te brengen. Het vervoer moet efficiënt, kwalitatief goed en betaalbaar zijn en het milieu zo veel mogelijk worden ontzien. Uit het feit dat minstens de helft van de werknemers in de vier grootstedelijke gebieden buiten hun eigen stad werkt, kun je concluderen dat wonen en werken te sterk gescheiden zijn. Zowel de omvang van het pendelverkeer als de afgelegde kilometers blijven groeien. Het woon-werkverkeer zorgt dagelijks voor veel files. In de jaren zestig reden er nog 600 duizend auto’s op onze wegen, nu zijn dat er 7 miljoen. Dat is gemiddeld 1 auto per huishouden, maar de verdeling is erg ongelijk: een kwart van de bevolking heeft géén auto, een vijfde heeft twee auto’s en 2 procent zelfs drie of meer.

Het openbaar vervoer had kunnen zorgen voor ontlasting van het autoverkeer, als er tijdig in geïnvesteerd was. Het openbaar vervoer is door achtereenvolgende kabinetten echter stiefmoederlijk behandeld. Het geld dat beschikbaar was verdween voor een groot deel in megalomane projecten als de Betuwelijn en de hogesnelheidslijn. Door de politiek van de terugtredende overheid verdween de samenhang tussen bouwen en vervoer, waardoor nieuwe wijken en buurten vaak verstoken bleven van goed openbaar vervoer.

De Nederlandse Spoorwegen hebben de afgelopen jaren veel gesaneerd, met het oog op de verzelfstandiging en de voorgenomen beursgang. Een slechte dienstregeling, tekort aan materieel, achterstallig onderhoud en slechte communicatie maakten het reizen met de trein steeds minder aantrekkelijk. Het stads- en streekvervoer werd voor een belangrijk deel aanbesteed en kwam op eigen benen te staan. Dit leidde veelal tot het saneren van buslijnen, waardoor vooral het platteland slechter bereikbaar werd. De overheid is begonnen aan een inhaalslag om de achterstanden in de infrastructuur aan te pakken, maar het openbaar vervoer krijgt nog steeds niet de prioriteit die het verdient. Alleen waar openbaar vervoer rendabel is, wordt het nog gestimuleerd. In andere gevallen wordt het vervangen door gebrekkige vormen van ‘collectief vraagafhankelijk vervoer’, zoals belbussen.

Weinig aandacht is er in de politiek voor de luchtvervuiling als gevolg van de toename van het autoverkeer. Hetzelfde geldt voor het milieubelastende vliegverkeer. Er is nog steeds geen brandstofheffing op kerosine. Ruim baan wordt gegeven aan Schiphol, waarvoor de milieuregels voortdurend worden bijgesteld. Nu al is de Nederlandse luchtvaart verantwoordelijk voor 10 procent van de klimaatemissies in ons land en bij ongewijzigd beleid zal dat cijfer de komende 15 jaar verdubbelen.

In België is veel geïnvesteerd in het openbaar vervoer, wat heeft geleid tot verbetering van en meer waardering voor het openbaar vervoer. Ook bij ons moet de komende jaren meer worden geïnvesteerd, zodat het openbaar vervoer aantrekkelijk wordt voor een breder publiek. Alleen op deze manier kunnen de wegen worden ontlast en kan het milieu worden ontzien. Liberalisering van de taximarkt en privatisering van bijvoorbeeld Schiphol en Connexxion moeten niet worden doorgezet of worden teruggedraaid. ProRail en de NS moeten weer worden bijeengebracht. De komende 4 jaar dient het openbaar vervoer gratis te worden voor jongeren onder de 12, met begeleiding, en voor ouderen boven de 65. Als stevig is geïnvesteerd in het openbaar vervoer, kan over 4 jaar een systeem voor eerlijke betaling van het wegvervoer worden ingevoerd, waarbij je meer betaalt als je meer reist.

Onze voorstellen:

6.1 Gemeenten krijgen meer regie bij de volkshuisvesting. Zij maken bindende afspraken met woningcorporaties, om het aandeel betaalbare huur- en koopwoningen beter af te stemmen op de feitelijke woningbehoeften.

6.2 Betrokkenheid en inspraak van bewoners over bestemmings- en bouwplannen worden zo georganiseerd dat mensen echt invloed hebben op de besluitvorming.

6.3 De vermogens van rijke woningcorporaties worden geactiveerd voor woningbouw. De corporaties moeten weer verenigingen van bewoners worden. Grote corporaties kunnen daartoe worden opgeknipt.

6.4 Er komt een eind aan het op grote schaal verkopen van huurwoningen door corporaties.

6.5 De gemiddelde huurstijging van corporatiewoningen hoort niet hoger te zijn dan de inflatie. De huurliberalisatie dient te worden teruggedraaid.

6.6 Door de prijsklassen van woningen in het bestemmingsplan vast te leggen kan (grond-)speculatie worden voorkomen.

6.7 Meer betaalbare koopwoningen worden gebouwd, door de verkoopprijs te koppelen aan een winstdelingsafspraak bij verkoop.

6.8 Goedkope woningen kunnen worden gebouwd door aan bouwgrond de status ‘bestemd voor sociale woningbouw’ te geven.

6.9 Woningen worden alleen gesloopt als uit onafhankelijk onderzoek blijkt dat dit bouwtechnisch noodzakelijk is of als permanente leegstand dreigt.

6.10 Er komt een verbod op langdurige leegstand.

6.11 De hypotheekrenteaftrek wordt zowel gegarandeerd, als gemaximeerd, tot 350.000 euro hypotheekschuld, tegen een maximale belastingaftrek van 42 procent.

6.12 Gemeenten worden verantwoordelijk voor een sluitend vangnet van opvangvoorzieningen voor dak- en thuislozen, voor begeleide woonplekken en werkprojecten. Ontslag uit psychiatrische en justitiële inrichtingen wordt gekoppeld aan opvang en begeleiding.

6.13 Door gerichte investeringen wordt het openbaar vervoer gemoderniseerd. De bereikbaarheid van het platteland wordt bevorderd, ook per trein en bus.

6.14 Gratis openbaar vervoer wordt mogelijk voor jongeren onder de 12 jaar, met begeleiding, en ouderen boven de 65 jaar.

6.15 Prijsstijgingen van kaartjes voor trein, bus en tram mogen niet boven het inflatiepercentage uitkomen.

6.16 De reisinformatie dient gratis te worden, ook via de telefoon.

6.17 Internetverbindingen worden mogelijk gemaakt in de treinen.

6.18 De overheid moet de NS opnieuw aan gaan sturen en de dienstverlening op een hoger niveau brengen. De spoorbedrijven NS en ProRail worden weer samengevoegd.

6.19 De verplichte aanbesteding van bus- en treinvervoer wordt niet langer verplicht en het privatiseren van busbedrijven wordt stopgezet.

6.20 De liberalisering van de taximarkt wordt teruggedraaid.

6.21 De aandelen van Schiphol worden niet verkocht. Er komt een heffing op vliegverkeer.

6.22 Geïnvesteerd wordt in het gebruik van hybride auto’s.

6.23 Het doortrekken van de A4 en het aanleggen van de A6-A9 gaan de komende 4 jaar niet door.

6.24 Over 4 jaar kan een systeem voor eerlijke betaling van het wegvervoer worden ingevoerd, op voorwaarde dat dan fors is geïnvesteerd in het openbaar vervoer.

6.25 Het gebruik van de fiets wordt gestimuleerd.