Innovatie in de agrosector en geen koelkastpolitie - Hoofdinhoud
Zo heb ik onder ander gepleit voor het stimuleren van technologische innovaties in de tuinbouwsector.
Daarnaast heb ik de staatssecretaris gevraagd om de schaarste van grondstoffen op de internationale politieke agenda te zetten. Ook heb ik aandacht besteed aan de beknellende Europese regelgeving waar de visserijsector mee te maken heeft. Tot slot heb ik aandacht besteed aan het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR). Als liberaal zie ik helemaal niets in het betuttelende voedingsbeleid dat de WRR wil inzetten. U moet zelf bepalen wat u eet. Daar heeft de overheid niets mee te maken.
Hieronder mijn spreekteksten van de eerste termijn (dinsdag 28 oktober) en tweede termijn (donderdag 30 oktober). Daaronder de reactie van staatssecretaris Dijksma (PvdA).
Eerste termijn van de begrotingsbehandeling op dinsdag 28 oktober
De heer De Liefde (VVD): Voorzitter. Nederland heeft een fantastische agrosector. Boeren en tuinders gebruiken de afgelopen decennia steeds minder water en energie per vierkante meter. Nederlandse tomatentelers halen nu een rendement van ongeveer 80 kg/m2, tegenover 25 kg/m2 in 1960. Dat zijn indrukwekkende cijfers, maar als wij op onze lauweren rusten, raken wij onze toppositie kwijt. Die toppositie vergt inspanning, hard werk en continu onderhoud. Internationale concurrentie zit ons op de hielen. Nederland moet niet met de rug naar de toekomst gaan staan, maar vooruitgang in de agrosector omarmen. Alleen dan kunnen wij duurzaam in onze voedselbehoefte voorzien en straks wereldwijd 9 miljard monden voeden. Het omarmen van technologische innovaties gaat verder dan economie en banen. Het is een morele plicht.
Het valt mijn fractie op dat de linkse meerderheid in deze Kamer nieuwe technologieën in de land- en tuinbouwsector te vaak met argusogen bekijkt. Neem de emotionele discussie over genetisch gemodificeerde producten. De potentiële voordelen zijn enorm: groenten met meer voedingswaarde, aardappelen die tegen wateroverlast kunnen en niet direct wegrotten, en rijst met toegevoegde caroteen dat voorkomt dat honderdduizenden kinderen blind worden. Terughoudendheid bij genetisch gemodificeerde producten kan ik me op zich wel voorstellen. Daarom vindt de VVD dat genetische modificatie alleen toegestaan moet worden als het wetenschappelijk veilig is bevonden door de Europese voedsel- en warenautoriteit. Laten wij in dat debat alstublieft de ratio het laten winnen van de emotie en de angst voor het onbekende. Niet alles wat onbekend is, is onveilig.
Grondstoffen zoals voedsel zullen de komende jaren geopolitiek steeds belangrijker worden. Kijk alleen al naar de Russische boycot waarmee we de laatste maanden te maken hebben. De wereldbevolking neemt sterk toe en de welvaart van miljarden mensen stijgt. Het bevorderen van groei en innovatie in de agrarische sector wordt belangrijker dan ooit en de kennis over voedselproductie wordt van strategisch belang. Vlees, groenten, fruit en zuivelproducten versterken niet alleen onze welvaart maar worden ook steeds belangrijker voor onze veiligheid. Ik vraag de staatssecretaris om met een reactie te komen op ons voorstel om voedsel toe te voegen aan de geopolitieke agenda.
Onze voorkeur gaat ernaar uit om technologische innovaties te blijven stimuleren en daarvoor open te blijven staan, juist om die 9 miljard monden te kunnen voeden. Wat mevrouw Thieme voorstelt, is het herverdelen van wat wij al hebben in plaats van de taart groter te maken. Dat vind ik jammer. De VVD onderschrijft dat niet.
Ook onze vissers stuiten op een duurzaamheidslobby die met de rug naar de toekomst staat. Onze visserijsector is een van de meest innovatieve en productieve vissectoren ter wereld, met een miljardenomzet en duizenden banen. Door de roep om meer duurzaamheid en meer beperkende regels wordt de vis heel duur betaald. Kan de staatssecretaris aangeven hoe Nederland scoort in vergelijking met andere landen, als het gaat om duurzame visserij? Hoe verhouden de investeringen die de Nederlandse vissers hebben gedaan zich tot de bereikte duurzaamheid, ook in vergelijking met andere landen?
Als de angstige achteruitgangspessimisten het winnen van ons nuchtere boerenverstand, dan heeft de WRR voor toekomstige werkloze agrariërs al wat gesubsidieerde banen in petto. In zijn rapport tuigt de WRR een betuttelkermis op aan nieuwe voedselwetten en voedselinstellingen die er kort gezegd op neerkomen dat de overheid gaat bepalen welk voedsel en hoeveel voedsel wij maken en opeten. Zo moet er een voedselfonds komen, moet er een onafhankelijk instituut komen dat de uitvoering van de nieuwe voedselwetten in de gaten houdt en wil de WRR naast alle bestaande logo's en keurmerken ook nog eens twee nieuwe overheidsvoedselstoplichten verplichtstellen. Ik zou graag van de staatssecretaris horen wat zij van deze nieuw op te tuigen voedselwetten en voedselinstellingen vindt. Ook hoor ik graag wat zij vindt van de uitspraken van de WRR in het rapport dat haar departement met het bedrijfsleven samenspant en dat de andere belangen daardoor ondergesneeuwd raken. Zo staat het er niet letterlijk, maar dat is even mijn samenvatting van de bedekte woorden in het rapport.
Ik hoor graag een reactie van de staatssecretaris op de forse kritiek die de WRR op haar, het bedrijfsleven en de samenwerking tussen hen uit. Ik hoor graag van haar hoe die is gevallen, want ik kan me niet voorstellen dat ze daar heel erg blij van is geworden.
We kwamen er in de interrupties al even op, maar het meest betuttelende idee van de WRR is dat politiek en overheid zich moeten gaan bemoeien met wat, hoeveel en wanneer we eten. De WRR zegt bijvoorbeeld dat we de consumptie van vlees en zuivel moeten aanpakken. Daar schrikt de VVD van. De WRR zegt dat er geen subsidies of fiscale maatregelen meer moeten zijn voor producten als suiker, vlees en zuivel omdat die ongezond zijn voor je. Suiker is niet slecht voor je, vlees is niet slecht voor je en kaas ook niet. In de zestiende eeuw sprak Paracelsus, de grondlegger van de toxicologie, rake woorden. Hij zei namelijk dat de dosis het vergif maakt. Suiker is dus niet slecht voor je, te veel wel. Kaas is niet slecht voor je, te veel wel. Als het al in de zestiende eeuw duidelijk was, dan is het wat ons betreft nog steeds duidelijk: overdaad schaadt, het ingrediënt zelf niet.
Ik heb er geen overheid voor nodig, laat staan nieuwe voedselwetten, nieuwe verboden, belastingen of boetes, om te weten dat de voorstellen van de WRR niet deugen. De VVD wijst die af. Ik vraag de staatssecretaris dat ook te doen. De WRR ziet de overheid graag als diëtist. Ik zei het echter al in een aantal interrupties: als liberale partij vinden wij dat mensen zelf kunnen bepalen hoe ze leven, wat ze eten en hoeveel ze eten. Het past niet dat de overheid zich onder het mom van bestrijding van overgewicht en obesitas gaat bemoeien met wat er in uw en mijn koelkast staat. Mijn moeder heeft mij het beste voedingsadvies gegeven dat ik ooit heb gehad. Zij zei: ieder pondje gaat door het mondje. En zo is het.
Ik rond af. Waar links nee zegt, zegt de VVD ja. Ik zeg ja tegen de slimme oplossingen van boeren en tuinders. Ik zeg ja tegen het oplossen van honger en ondervoeding in de wereld. En ik zeg ja tegen een sterke agrarische sector. We staan wat mij betreft op een kruispunt. De vraag is, welke afslag we nemen: die naar het verleden, dus zonder gmo's, nauwelijks innovatie, veel verboden en veel betutteling, of die van de vooruitgang. Kiezen we voor een sterke en duurzame agrosector die helpt de wereld te voeden en die zorgt voor werk en welvaart en voor een dikbelegde boterham? Voor de VVD is die keuze helder: ruim baan voor onze boeren en tuinders. Laten overheid en politieke partijen alsjeblieft wegblijven uit onze koelkast.
Ik denk dat kwaliteit en kwantiteit in de landbouw altijd hand in hand gaan. Waar komt dat door? Doordat, als we als Nederland onze innovatie in de land- en tuinbouwsector blijven stimuleren en de ruimte blijven geven, we ervoor kunnen zorgen dat we met minder energie en met minder water meer kunnen gaan produceren en dat we kwalitatief betere producten kunnen gaan maken. Neem de tomaat: vroeger hadden we een standaardtomaat in Nederland, maar er hebben technologische innovaties plaatsgevonden, waardoor we nu een honingtomaatje hebben waar de teler een goede marge op draait. Hij gaat steeds meer volume maken, waarmee je in de buurt van de kwantiteit komt. Die ontwikkelingen gaan maar door. Dat is nou precies het punt: kwaliteit en kwantiteit moeten, zeker met een toename van de wereldbevolking naar 9 miljard, blijven stijgen. In dat proces moeten beide goed worden bediend.
Tweede termijn van de begrotingsbehandeling op donderdag 30 oktober
Staatssecretaris Dijksma: Ik kom bij het thema "voedsel". Ik deel de analyse van de heer De Liefde dat geopolitieke belangen op het gebied van voedsel steeds belangrijker worden. Door de wereldwijd toenemende vraag naar voedsel en de eveneens toenemende schaarste aan natuurlijke hulpbronnen zal dit belang blijven toenemen. Landen zullen in de toekomst nog meer belang hebben bij een efficiënte en productieve landbouwsector. Bovendien zullen open grenzen en het tegengaan van protectionisme belangrijk blijven. Dankzij de kennis en innovatiekracht van zijn bedrijfsleven is Nederland een gewaardeerd partner bij de behandeling van vraagstukken met betrekking tot de ontwikkeling van duurzame landbouw en voedselproductie. In mijn internationale beleid zet ik mij er steeds voor in om mondiale vraagstukken met de inzet van Nederlandse kennis en kunde te adresseren. Ik sta er dus positief tegenover, zeg ik tegen de heer De Liefde, om de geopolitieke dimensie van voedsel nadrukkelijker bij mijn internationale agenda te betrekken. Ook op dit terrein liggen er kansen voor een mondiaal opererende agrosector.
De vragen waar het eten op ons bord vandaan komt en hoe dat wordt geproduceerd, zijn volop onderwerp van debat. Dat debat mag van mij nog intensiever worden gevoerd, zowel in ons land als daarbuiten. Daar moeten de overheid en de politiek zich ook volop in mengen. Het WRR-rapport is daarbij zeer welkom. De knelpunten in de productie en consumptie van ons voedsel komen er duidelijk in naar voren. Het rapport gaat over het veiligstellen van voldoende gezond, veilig en duurzaam voedsel voor ons in Nederland en voor de wereldbevolking, die maar blijft groeien. Aan oplossingen voor deze dilemma's, die de WRR scherp schetst, werken minister Schippers en ik, samen met onze collega's in het kabinet, dag in, dag uit. De samenvatting die de heer De Liefde geeft over het ondersneeuwen van andere dan economische belangen, herken ik niet. Met een aantal opmerkingen die hij, bijna als een liberale verzuchting, heeft gemaakt, kan ik wel een eindje meegaan.
Bij de totstandkoming van het voedselbeleid zoek ik de samenwerking met alle relevante partners, waarbij de verschillende belangen zorgvuldig moeten worden afgewogen. De overheid kan dit uiteraard niet alleen. Solide oplossingen vergen de inzet van heel veel partijen: onderzoekers, bedrijfsleven, consumenten en politiek. Meerdere leden, onder wie de heer Leenders, hebben gevraagd om een reactie naar aanleiding van het WRR-rapport. Zoals toegezegd door de premier tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen in de Eerste Kamer, zal het kabinet begin volgend jaar een samenhangende visie over voedsel aan de Kamer sturen. Daarin zal ook worden ingegaan, zo zeg ik tegen mevrouw Dik-Faber, op de vraag op welke wijze de betrokken ministeries nog meer samen kunnen optrekken. Dan kom ik bij mijn tweede blok: de Europese transitie.
De heer De Liefde (VVD): Ik dank de staatssecretaris voor haar toezegging om voedsel op de geopolitieke agenda te zetten. Ik ga ervan uit dat dit door alle kabinetsleden zal worden gedaan, dat dit dus ook geldt voor de minister voor Buitenlandse Handel. Ik kijk uit naar effectief beleid van de landbouwraden in onze vele ambassades. Mijn vraag gaat over de woorden van de staatssecretaris over het WRR-rapport en de uitvoering van de motie van de Eerste Kamer over een samenhangende visie op voedsel. Een visie op voedsel kan heel mooi zijn, maar mijn ervaring in dit huis is vaak dat een visie vergelijkbaar is met een Europees groenboek, dat leidt tot nieuwe wetten, nieuwe ambtenaren en meer regels. Kan de staatssecretaris uitsluiten dat haar visie leidt tot nieuwe en zwaardere wetten, meer ambtenaren en meer administratieve lasten?
Staatssecretaris Dijksma: Over dat laatste hebben we ook in het regeerakkoord duidelijke afspraken gemaakt. We willen eerder minder ambtenaren. De gevolgen daarvan merk ik overigens elke dag opnieuw, want we zullen met steeds minder mensen steeds meer vragen van de Kamer moeten beantwoorden. Maar dat terzijde. Ik kan me heel goed voorstellen dat de heer De Liefde deze vraag stelt. Het is niet mijn intentie om met allerlei zware vormen van wetgeving te komen. Ik denk wel dat het belangrijk is om de samenhang van waar we mee bezig zijn, te laten zien. Ik denk dat het ook belangrijk is om een stip op de horizon te plaatsen, wellicht ook in antwoord op zijn eigen vraag. Wat vraagt die geopolitieke, veranderende wereld van ons? Dat is het type vraagstukken dat je in zo'n reactie natuurlijk heel goed een plek zou kunnen geven.
De heer De Liefde (VVD): Met dat laatste ben ik het eens. Daar kijk ik naar uit. De staatssecretaris gebruikt het woord "intentie". Dat klinkt positief, maar het wordt daarmee niet uitgesloten. Ik vind het vooral van belang dat we met elkaar kijken hoe we dingen slimmer kunnen doen, zonder automatisch die vertaalslag te gaan maken naar meer wetgeving, een voedselfonds en een onafhankelijk instituut. Dat stelt de WRR ook allemaal voor. Mag ik de staatssecretaris zo verstaan dat die zaken er in principe niet komen, tenzij zij gemotiveerd kan aangeven dat dat een missing link is in ons bestaande beleid? Zet zij eigenlijk gewoon in op het verfijnen van wat we nu al hebben, en niet op het creëren van iets nieuws?
Staatssecretaris Dijksma: Ik wil niet te ver vooruitlopen op het rapport. Dat zou dat rapport ook onrecht doen. Ik ben er niet op uit om op zoek te gaan naar nieuwe instituties. Laat ik het zo maar zeggen. Ik heb zelf niet de indruk dat we daarmee het beste antwoord geven op de vraagstukken van deze tijd. Ik gebruikte het woord "intentie" bewust, want ik vind dat je jezelf nooit helemaal zo op slot moet zetten dat je niets zou kunnen voorstellen. We denken even aan de voedselverspilling. Op dat gebied is wel een aantal acties nodig, maar dan gaat het eerder om bijvoorbeeld het wegruimen van regelgeving dan om het verzinnen van nieuwe regelgeving. Ik kan dus niet beloven dat ik helemaal niets met regelgeving doe, maar de intentie die de heer De Liefde hier uitspreekt, kan ik heel goed volgen. Zoals gezegd, daar hadden we immers ook met elkaar duidelijke afspraken over gemaakt.
De heer De Liefde heeft gevraagd hoe Nederland scoort in vergelijking met andere landen wat betreft duurzame visserij en de investeringen daarin. Hoewel er geen gegevens bestaan op basis waarvan een vergelijking tussen lidstaten over de mate van duurzaamheid in de visserij gemaakt kan worden, is wel duidelijk dat Nederland vooroploopt op het gebied van innovaties in de visserijsector. De pulskor is daar een goed voorbeeld van.
Dan kom ik bij het onderwerp genetische modificatie. Daar heeft de heer De Liefde over gesproken. Genetische modificatie bij planten wordt gebruikt om tot een versnelde en gerichte veredeling van plantenrassen met de gewenste eigenschappen te komen. De techniek van het genetisch modificeren van planten kan zodoende bijdragen aan mondiale voedselzekerheid en verduurzaming van de landbouw. Daarom streeft het kabinet naar het op een verantwoorde wijze benutten van de kansen, zoals gesteld in de kabinetsbrief inzake biotechnologie van 4 april. Dit komt ook tot uitdrukking in het "ja, mits"-beleid dat het kabinet hanteert voor genetische modificatie bij planten. Dat betekent concreet dat handelingen met genetisch gemodificeerde planten toegestaan kunnen worden als uit een zorgvuldige wetenschappelijke risicobeoordeling blijkt dat eventuele risico's voor mens, dier en milieu verwaarloosbaar klein zijn.
Nu valt er wel het een en ander over te zeggen, want de maatschappelijke discussie is inderdaad groot. Recentelijk stond er in de Volkskrant een interessant hoofdredactioneel commentaar. Daarin stond: sommigen onder ons — ik noem geen nadere partijen — moeten een beetje van hun blokkade af. Daar zou ik ook iets over willen zeggen, want daar hoort wel een antwoord op terug te komen. Biotechnologiebedrijven hebben met de techniek van genetische modificatie een belangrijke sleutel in handen om tot innovaties te komen. De heer De Liefde refereerde daar in zijn inbreng ook aan. Daarbij is het echter wel cruciaal dat deze innovaties ook worden benut voor verduurzaming, voedselzekerheid en consumentenvoordelen. Als hieraan wordt voldaan, kan dit positief bijdragen aan de maatschappelijke acceptatie van dergelijke technieken.
Er zijn twee redenen waarom ik denk dat dit tot nu toe niet voldoende geslaagd is. Je ziet dat biotechnologiebedrijven tot dusverre vooral herbicidetolerante gewassen hebben ontwikkeld. Daar is op zichzelf niets mis mee — dat moet ik overigens met een slag om de arm zeggen — indien deze herbicidetolerante gewassen volgens de goede landbouwpraktijken worden geteeld. Maar je mag ook verwachten dat biotechnologiebedrijven veel meer dan nu ggo-gewassen ontwikkelen met meer expliciete en overduidelijke voordelen op het terrein van duurzaamheid, voedselzekerheid en consumentenvoordelen. Kijk maar naar rijst met een verhoogd gehalte vitamine A, droogtetolerante gewassen of een fytoftoraresistente aardappel. Zulke voorbeelden zijn er wel, maar ze zijn echt heel spaarzaam. Daarmee zijn ook veel kansen, ook om de hearts en de minds van mensen te winnen gewoon volstrekt onbenut gelaten.
Iets anders speelt hier volgens mij in de discussie doorheen, waarover wij het in deze hele Kamer helemaal eens zijn. Dat is dat het echt zorgelijk is dat de wereldvoedselvoorziening door allerlei oorzaken in handen dreigt te komen van een steeds minder aantal grote bedrijven, met mogelijk onwenselijke gevolgen daarvan voor innovatie in de plantveredeling, bijvoorbeeld dat er onvoldoende toegang is tot plantaardig materiaal. Een continue innovatie in die plantenveredeling met als resultaat grote diversiteit in het aanbod van plantenrassen en keuzevrijheid is van groot belang en dient juist vele doelen, bijvoorbeeld voor de landbouwproductiviteit of voor de voedselzekerheid.
Van groot belang is dus dat de industrie zich veel sterker richt op deze maatschappelijke opgave, maar ook op maatschappelijk draagvlak. Het is dus gemakkelijk om tegen sommige groepen te zeggen "je moet uit je loopgraaf komen", maar ik denk dat we terug mogen zeggen, ook tegen de industrie: jullie maken het mensen ook wel heel gemakkelijk om in die loopgraaf te blijven zitten. Ik zou graag ook op die manier het debat willen voeren, want ik denk dat als we een andere strategie zouden kiezen, we ook een heel ander soort discussie zouden voeren, misschien om te beginnen in uw Kamer. Dat zou best aardig zijn.
De heer De Liefde (VVD): De staatssecretaris heeft gezegd dat zij de visserij in Nederland een van de meest duurzame sectoren van Europa vindt, maar dat ze niet kon aangeven hoe duurzaam de rest van Europa is, aangezien daar geen cijfers over zijn. De vaststelling dat de visserij in Nederland dan het meest duurzaam is terwijl we niet weten waartegen we dat moeten afzetten, wekte bij ons wel wat bevreemding. Is de staatssecretaris bereid om die cijfers wel beschikbaar te krijgen? Dan kunnen we zien wat landen als Italië, Frankrijk en Spanje, die veel innovatiesubsidie krijgen om hun sector te verduurzamen, met die subsidie doen en of dat effect heeft.
Staatssecretaris Dijksma: Daar moet ik echt even op terugkomen in tweede termijn. Ik zal u uitleggen waarom. Het zou zomaar een heel omvangrijk onderzoek kunnen zijn. Dat vraagt ook om openheid van zaken door lidstaten over gegevens waarvan ik niet op voorhand weet of die zomaar beschikbaar zijn. Als die gegevens beschikbaar zijn, zouden ze wellicht door — ik gok maar even — IMARES bijvoorbeeld in een soort vergelijking kunnen worden omgezet. Maar als gegevens niet beschikbaar zijn, is het bijna een onmogelijke opdracht. Ik weet het gewoon niet, dus ik stel voor dat ik hierop terugkom.
Spreektekst Bart in de tweede termijn
De heer De Liefde (VVD): Voorzitter. Vanmorgen lazen wij tot onze verbijstering dat er volgende week geen hagelslag bij het Nationaal Schoolontbijt op tafel komt. Dat mag namelijk niet van de voedsellobbyclub foodwatch. Dat is toch de betutteling ten top! Ik citeerde in eerste termijn al Paracelsus: de dosering maakt het vergif. Ik herhaal nog maar even: hagelslag is niet slecht voor je, te veel hagelslag wel. Met het hagelslagverbod zijn we de betuttelglijbaan weer wat verder afgegleden. Veel beter was het geweest om de hagelslag wel op tafel te zetten en aan al onze basisschoolkinderen uit te leggen dat het lekker is, maar dat je er niet te veel van moet eten.
De VVD ziet, zoals ik in eerste termijn al heb gezegd, weinig in de voorstellen van de WRR. De reactie van Stichting Schoolontbijt op de druk van foodwatch was een vrijwillige, maar als de WRR zijn zin krijgt, dan bepaalt de overheid straks wat er op tafel komt te staan. Dat mag niet gebeuren. De politiek bepaalt niet wat iemand eet, maar schept wel de voorwaarden waarbinnen mensen bewust een keuze kunnen maken over wat zij eten. Er moet dus sprake zijn van openheid en transparantie over voedsel, en goede voorlichting, zodat mensen zelf kunnen kiezen.
Maar eerst een stapje terug. Voordat de boterham, met hagelslag of een ander beleg, op ons bord komt, moet eerst het zaadje groeien, bloeien en geoogst worden. Om ervoor te zorgen dat er voldoende voedsel van goede kwaliteit geproduceerd wordt in de toekomst, zullen we moeten blijven focussen op slimme productiemethoden. Innovatie in de agrosector is, zoals de staatssecretaris ook al erkende, meer dan ooit nodig. Ik denk aan verdere veredeling, cisgenese en genetische modificatie. Als innovatief land is het onze morele plicht om bij te dragen aan het voeden van 9 miljard mensen. Kan de staatssecretaris dat bevestigen? De quid pro quo die de staatssecretaris voorstelde in haar eerste termijn, vul ik graag samen met haar en het bedrijfsleven in.
Tot slot mijn laatste vraag. Wij lazen ook een bericht dat er volgende week geen schoolfruit gaat worden uitgeleverd. Kan de staatssecretaris ons bijpraten over wat hier aan de hand is? Ik denk dat iedereen hier het er namelijk wel mee eens is, dat fruit gezond is, ook al eet je daar iets meer van.
Antwoorden Dijksma op vragen Bart uit tweede termijn
Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. De heer De Liefde vroeg om cijfers over innovatiesubsidies in andere landen rondom de visserij. Ik ben bereid om in overleg met de Europese Commissie te treden om de cijfers die zij hierover heeft, aan de Kamer beschikbaar te stellen. Wat ik niet wil doen, is 27 lidstaten afgaan om informatie te vragen. Dat is een onmogelijke opdracht. Daarvoor geldt hetzelfde argument als ik net bij mevrouw Van Veldhoven heb gebruikt. We gaan de informatie opvragen bij de Commissie.
De heer De Liefde vroeg naar de laatste informatie over de stand van zaken met betrekking tot het schoolfruit. Met de schoolfruitleveranciers is zowel over het verleden als over de uitvoering van de nieuwe regeling uitvoerig overleg gevoerd. In het verleden zijn er knelpunten ontstaan over de niet correcte uitvoering van de regeling. Daarover is een schikking getroffen. De nieuwe regeling moet EU-conform worden uitgevoerd. We kunnen datgene wat strijdig was in de wijze waarop het in het verleden werd uitgevoerd, nu niet doorzetten. We hebben dan later weer een heel ingewikkelde discussie. Leveranciers hebben zich teruggetrokken omdat ze, als ze deze regeling EU-conform moeten uitvoeren, onvoldoende rendement zouden maken. Dat is gaande. Ik kan dat niet beïnvloeden. We moeten immers niet weer een situatie krijgen waarin de overheid problemen moet oplossen, ook financieel, voor het niet goed uitvoeren van de regeling.