Koenders, toen en nu - Hoofdinhoud
Vanavond en morgenavond bespreken we in de Tweede Kamer de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Het is de eerste begrotingsbehandeling met de net aangetreden minister Koenders, die een lange geschiedenis in de Nederlandse politiek heeft. Hieronder lees je mijn inbreng:
Vandaag bespreken wij voor het eerst met de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken het buitenlandse beleid in bredere zin. Deze minister heeft een lange en interessante geschiedenis in de Nederlandse politiek, als Kamerlid en als minister.
Het eerste punt betreft de oorlog tegen het terrorisme en, meer in het algemeen, de gevolgen van militaire interventies. Sinds de aanslagen van 11 september 2001 in New York zijn er veel nieuwe strijdtonelen geopend. Allereerst werd Afghanistan binnengevallen. Vorige week sprak de Kamer over het nieuwste hoofdstuk in de strijd van de NAVO in dit land, missie Resolute Support. Het is een bizarre speling van het lot dat het uitgerekend deze minister is die dit dossier in één van zijn eerste debatten op zijn bordje heeft gekregen. Het was immers minister Koenders die in 2010 in het kabinet-Balkenende IV een hoofdrol speelde bij het beëindigen van de Nederlandse betrokkenheid in Uruzgan.
Na Afghanistan kwam de illegale oorlog tegen Irak, waar het Kamerlid Koenders zich fel tegen verzette. Zijn standpunt was steeds dat het politieke spoor gevolgd moest blijven worden en dat een unilateraal tot stand gekomen preventief optreden van de VS tegen Irak een overtuigende rechtsgrond ontbeerde en politiek onwenselijk was.
Een web van leugens maakte de oorlog tegen Irak mogelijk, vooral leugens over massavernietigingswapens. Maar de oorlog tegen het land werd nadrukkelijk ook gepresenteerd als onderdeel van de strijd tegen Al Qaida. De waarheid was echter dat het regime van Saddam Hussein geen banden met de terreurorganisatie had, maar er juist op voet van oorlog mee verkeerde.
Ook werden door de Amerikanen in meerdere landen luchtoorlogen tegen terroristische groeperingen begonnen, bijvoorbeeld in Jemen, Pakistan en Somalië. Vooral met onbemande vliegtuigen, drones, worden in deze landen aanvallen uitgevoerd. En als reactie op de opmars van ISIS voeren de VS, met Nederlandse steun, opnieuw luchtaanvallen uit op Irak. Omdat ISIS ook onderdak vindt in Syrië werd deze luchtcampagne ook naar dat land uitgebreid.
Kan de minister ingaan op het bericht dat Amerikaanse drones in de strijd tegen ISIS met minder beperkingen optreden dan bijvoorbeeld in Jemen, waardoor het risico op burgerslachtoffers toeneemt? En is het juist dat de Amerikaanse generaal Dempsey als voorwaarde voor het trainen van Iraakse troepen heeft gesteld dat soennitische stammen door Irak moeten worden bewapend? Is dat ook een voorwaarde voor Nederland? En is het juist dat er weliswaar wetgeving op de plank ligt om Iraakse minderheden een officiële status te geven waardoor zij beter beschermd kunnen worden, maar dat behandeling hiervan uitblijft? Waarom blijft dit maar uitgesteld worden?
Ruim dertien jaar na het begin van deze oorlog tegen het terrorisme is het van groot belang dat goed nagedacht wordt wat deze permanente strijd heeft opgeleverd. De oorlog in Afghanistan - volgens oud-NAVO-baas Jaap de Hoop Scheffer de lakmoesproef voor het bondgenootschap - is mislukt.
Wellicht het belangrijkste doel van de oorlog in Afghanistan is het uitschakelen van Al Qaida. Dat is niet gelukt, want de terreurbeweging vindt al jaren probleemloos onderdak in buurland Pakistan en laat nog geregeld van zich horen. Veel erger nog is dat andere terreurorganisaties in de oorlog in Afghanistan juist een legitimering zien van hun strijd tegen het westen. Deze bezetting heeft een hele nieuwe generatie jihadisten geradicaliseerd en geïnspireerd de wapens op te pakken. Nog nooit waren er zoveel Al Qaida achtige groepen als nu en nog nooit waren ze zo succesvol als nu, met name in Irak en Syrië.
De chaos in Irak die het gevolg is van de militaire interventie maakte het voor Al Qaida achtige groepen in het land mogelijk voet aan de grond te krijgen. Dat geldt uiteraard evengoed voor het in chaos vervallen Libië. De NAVO-oorlog tegen het regime van Khadaffi werd niet gevoerd in het kader van de strijd tegen terrorisme, maar het gevolg ervan is wel dat terreurgroepen vrij spel hebben gekregen. Goed bewapende milities maken de dienst uit en voeren een onderlinge strijd op leven en dood.
President Obama ontvouwde een paar maanden geleden zijn strategie tegen ISIS. Hij wees op een zogenaamd succesverhaal van de strijd tegen het terrorisme, namelijk de drone oorlog in Jemen. Dit zou als model moeten dienen voor de strijd in Irak en Syrië. Wie kijkt wat op de grond het gevolg is van dit type oorlogvoering, moet concluderen dat er allerminst sprake van succes is. Al Qaida is sinds de start van de drone oorlog in Jemen alleen maar in omvang gegroeid. Onderzoekers van twee Amerikaanse universiteiten stelden in een lijvig rapport bovendien vast dat de inzet van drones de mensen waarboven deze onbemande vliegtuigen 24 uur per dag circuleren, terroriseren. Met andere woorden: terrorisme wordt hier met terrorisme bestreden.
Na de drones komen de zogenaamde killer robots. Kan de minister aangeven welke positie Nederland inneemt in de discussie over deze volledig autonome wapens? Wordt gepleit voor een verbod op de ontwikkeling of operationele inzet ervan?
Alhoewel het doel van militair ingrijpen steeds opnieuw het bestrijden van terroristische organisaties is, moet volgens de SP juist geconcludeerd worden dat terreurgroepen goed gedijen in de chaos die keer op keer het gevolg is van westerse militaire avonturen.
Kan de minister ingaan op de vraag hoe de resultaten van ruim dertien jaar oorlog tegen het terrorisme worden gewogen? Is de minister het met mij eens dat dit, zacht gezegd, erg tegenvalt? Hoe wordt dit verklaard? En hoe wordt verklaard dat Al Qaida achtige groepen sinds 11 september 2001 enorm zijn toegenomen en bovendien aan kracht hebben gewonnen? Is de minister het met mij eens dat er een verband bestaat tussen militaire interventie en terroristische dreiging? En deelt de minister mijn opvatting dat het goed zou zijn als er onafhankelijk onderzoek wordt gevraagd, bijvoorbeeld aan de Adviesraad Internationale Vraagstukken, over de relatie tussen militaire interventie en terroristische dreiging en over de lessen die geleerd kunnen worden?
Mijn volgende punt gaat over het Israëlisch-Palestijnse conflict. Net als alle voorgaande pogingen is ook het laatste vredesoverleg onder leiding van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Kerry hopeloos mislukt. Tijdens deze onderhandelingen en ook daarna is Israël doorgegaan met het uitbreiden van de illegale nederzettingen. Er liggen inmiddels zelfs bouwplannen voor nederzettingen in Palestijns gebied die de levensvatbaarheid van een Palestijnse staat definitief de nek om kunnen draaien.
In de zomer ontketende Israël bovendien een militaire campagne tegen Gaza die enorme verwoestingen heeft aangebracht. Mensenrechtenorganisaties hebben er herhaaldelijk op gewezen dat Israël daarbij oorlogsmisdaden heeft begaan. Het is ook niet verwonderlijk dat oorlogsmisdaden zijn geconstateerd, want de overgrote meerderheid van de vele slachtoffers in Gaza waren burgers. Het is belangrijk dat de wederopbouw in de kuststrook snel kan aanvangen.
In juni 2009 bezocht toenmalig minister Koenders Gaza. Dat was maanden na een eerdere grote en bloedige militaire campagne tegen Gaza. De minister had toen veel kritiek op de Israëlische oorlogsvoering en was geschrokken van de mate van vernietiging. Hij noemde Gaza totaal kapot. Ook stelde de minister dat zolang de grenzen dicht zijn voor hulpgoederen en materiaal om de wederopbouw te beginnen er geen hoop voor de mensen in Gaza is. Deze Israëlische blokkade noemde hij eerder al een collectieve straf. Ik vraag de minister of dit nog steeds zijn standpunt is en of hij bereid is bij Israël erop te blijven aandringen dat de wederopbouw mogelijk wordt gemaakt. Ook vraag ik de minister opnieuw naar Gaza te gaan om daar met eigen ogen de verwoestingen waar te nemen.
De vraag is welke kant het nu op moet. Terecht wordt er in EU-verband steeds nadrukkelijker gesproken over maatregelen tegen Israël, zoals gisteren uit gelekte stukken bleek. De SP pleit ervoor om de druk op Israël op te voeren met als doel dat het land zich houdt aan het internationaal recht. Dat betekent dat er echt een einde moet komen aan de voortdurende kolonisatie van Palestijns gebied en dat er sancties moeten worden ingesteld als Israël doorgaat met het uitbreiden van nederzettingen. Zo’n sanctie kan bijvoorbeeld zijn dat import van producten uit de nederzettingen aan banden wordt gelegd. Want is het niet vreemd dat nederzettingenproducten gewoon in de schappen van Nederlandse supermarkten liggen terwijl het beleid van de Nederlandse regering is dat deze nederzettingen illegaal zijn?
De vredesbesprekingen mislukken keer op keer. Daarom vraag ik aandacht voor de volstrekt ongelijkwaardige verhouding tussen de twee partijen. De militair superieure bezetter onderhandelt met vertegenwoordigers van de bevolking die zij met militaire middelen in bedwang houdt. Dat kan onmogelijk tot resultaat leiden. Van belang is de erkenning van Palestina. Dit kan ervoor zorgen dat de ongelijkwaardige verhouding minder scheef wordt waardoor de kans van slagen van toekomstige onderhandelingen toeneemt. Zweden gaf onlangs het goede voorbeeld door tot erkenning over te gaan. Ik vraag de minister dit goede voorbeeld te volgen.
Dit is, gezien de politieke verhoudingen, een lastig dossier voor de minister. Toch heb ik goede hoop dat resultaten geboekt kunnen worden. Die hoop put ik vooral uit het optreden van Kamerlid Koenders, die in het verleden onder meer pleitte voor het bijeenroepen van de EU-Israël Associatieraad en het mogelijk opschorten van het Associatieakkoord en het invoeren van een wapenembargo tegen Israël en Palestina. Ook is heel stevige kritiek geuit op het nederzettingenbeleid. Kamerlid Koenders stelde bijvoorbeeld dat zonder het naleven van internationaal-rechterlijke uitspraken ten aanzien van de bouw van nederzettingen het vredesproces geen kans van slagen heeft. Hoe reageert de minister op de voorstellen van dit Kamerlid?
Mijn derde punt betreft kernwapens. De voorganger van deze minister maakte nucleaire ontwapening tot toetssteen van zijn ministerschap. Dat werd door de Kamer zeer goed ontvangen, al vallen de resultaten achteraf erg tegen. Er is bijvoorbeeld geen enkele openheid over kernwapens in Nederland gekomen en evenmin over de kosten hiervoor. Ook is er nog geen begin gemaakt met het verwijderen van kernwapens van Nederlandse bodem.
De discussie over nucleaire ontwapening is vanwege de ontwikkelingen in en om Oekraïne in de tussentijd niet gemakkelijker geworden. Tegelijk toont de crisis met Rusland eens te meer de noodzaak van ontwapening aan. Velen, waaronder Michail Gorbatsjov, de laatste president van de Sovjet-Unie, waarschuwen voor een nieuwe Koude Oorlog. Interessant is hier overigens het onlangs door de ngo PAX gestarte burgerinitiatief om een nationaal verbod op kernwapens op de politieke agenda te zetten. Ik vraag de minister of hij net als zijn voorganger bereid is nucleaire ontwapening tot toetssteen van zijn beleid te maken.
Dit kan onder andere door het aanpassen van nucleaire doctrines. Het is bijvoorbeeld hoog tijd dat de NAVO overgaat op het zogenaamde no firts use beleid, zodat het bondgenootschap niet langer als eerste over kan gaan op de inzet van nucleaire wapens. Ook zou serieus werk gemaakt kunnen worden van de terugtrekking van alle Amerikaanse kernwapens uit Europa. Ik hoor graag een reactie van minister Koenders op deze voorstellen, die beide afkomstig zijn van Kamerlid Koenders.
Kan de minister verder toelichten waarom Nederland opnieuw heeft geweigerd de oproep van Nieuw-Zeeland in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties te steunen om nooit meer kernwapens in te zetten en de wapens volledig te elimineren? Opvallend is dat NAVO-landen als Denemarken en Noorwegen en 153 andere landen de oproep wel steunen. Kan de minister verder toelichten wat de inzet van Nederland zal zijn voor de intergouvernementele conferentie over de humanitaire impact van kernwapens die volgende maand in Wenen zal plaatshebben? Dat mag ook per brief.
Mijn volgende onderwerp betreft de ontwikkelingen in Oekraïne en de snel opgelopen spanningen met Rusland. Terecht is het optreden van Rusland in het buurland scherp veroordeeld. De Russische inmenging in Oekraïne werkt destabiliserend en de illegale annexatie van de Krim kan niet geaccepteerd worden. Maatregelen hiertegen heeft de SP gesteund, maar er zitten meer kanten aan dit verhaal.
Het is van groot belang dat de EU, de VS en de NAVO ook kritisch kijken naar de eigen rol in dit conflict. Alhoewel de Russische inmenging in Oekraïne onacceptabel is, was deze ook voorspelbaar. Het is een antwoord op uitbreiding van de invloed van het westen richting de Russische grens. Ik begrijp dan ook zeer goed de opmerking van de Belgische minister van Buitenlandse Zaken Reynders, die stelt dat Europa de afgelopen 25 jaar fouten heeft gemaakt door stappen vooruit te zetten zonder rekening te houden met Rusland. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de crisis in Oekraïne goeddeels een gevolg is van een geopolitiek spel tussen oost en west. Dat betekent dat deze crisis te voorkomen was geweest als voor een voorzichtigere opstelling was gekozen.
De oorlog in het oosten van Oekraïne heeft inmiddels alweer 4.000 mensen het leven gekost. Onder hen de 298 passagiers die op 17 juli aan boord stapten van de fatale MH17-vlucht. Een miljoen mensen sloegen voor het geweld op de vlucht. Deze cijfers zouden aanleiding moeten zijn voor alle betrokken partijen bij het conflict om de-escalerende maatregelen te nemen. Dat geldt voor de rebellen en voor Rusland, maar het geldt ook voor Oekraïne en voor het westen, met name de NAVO. Ik denk dat in plaats van nieuwe sancties tegen Rusland meer resultaat te verwachten valt van een duidelijke koerswijziging in de richting van meer terughoudendheid. De NAVO en afzonderlijke lidstaten zouden geen nauwere militaire samenwerking met Oekraïne aan moeten gaan en de eerder gedane belofte dat Oekraïne ooit lid zal worden van de NAVO, moet worden ingetrokken. Kan de minister op deze voorstellen reageren? Mijn laatste vraag over Oekraïne betreft het MATRA-programma. Kan dit fonds ook gebruikt worden om lokale overheden te steunen?
Mijn vijfde en laatste punt gaat over Saudi-Arabië. Ik heb al herhaaldelijk aandacht gevraagd voor de abominabele mensenrechtensituatie in het land. Amnesty International publiceerde onlangs een rapport over het Nederlandse beleid op dit punt. Geconcludeerd wordt dat er sinds het eerdere rapport over de mensenrechtensituatie een jaar eerder een paar kleine stappen zijn gezet, maar dat op cruciale momenten nog steeds sprake is van stilzwijgen. Centraal staat de kritiek dat teveel wordt vastgehouden aan stille diplomatie, terwijl dit aantoonbaar niet werkt en Saudische mensenrechtenactivisten geregeld juist vragen om publieke veroordelingen. Kan de minister hierop reageren? Is hij het met mij eens dat er echt meer ingezet kan en moet worden op mensenrechten in het land? Graag een reactie.