Emoties, feiten en de wetenschapsvisie - Hoofdinhoud
De wetenschapsvisie is alweer een paar weken uit. En ik mag wel zeggen: het is niet onopgemerkt gebleven. Er is een levendig debat over ontstaan, waarmee het wetenschapsbeleid weer stevig op de kaart staat. Keerzijde van zo’n levendig debat is dat de emotie het soms wint van de waarheid - kennelijk ook als het over wetenschap gaat.
De visie is in nauwe samenspraak tot stand gekomen met allerlei organisaties van wetenschappers, van KNAW en NWO is tot de Jonge Akademie en Science in Transition; iedereen heeft kunnen meepraten. Daarmee is het een afgewogen document geworden dat kan rekenen op breed draagvlak. Dat bleek ook bij de presentatie: iedereen herkende zich in de visie. Natuurlijk kreeg niet iedereen volledig zijn zin maar er was tevredenheid alom.
Je zou dat bijna vergeten als je nu het debat op de opiniepagina’s van de kranten volgt. Nu weet ik best dat je feiten wat moet aanzetten, en dat je diezelfde feiten soms ook nog eens ruw uit hun context moet trekken om een opiniestuk geplaatst te krijgen. Maar het wordt me toch echt te gortig als wetenschappers een loopje nemen met de waarheid. Daarom hierbij mijn reactie op enkele, soms hardnekkige, onjuiste interpretaties.
Over het hoofd gezien
Zo beweert chemicus dr. Jaap de Kleijn in Trouw (9 december) dat de wetenschapsvisie alleen spreekt over de natuurwetenschappen, ‘terwijl de geesteswetenschappen over het hoofd worden gezien’. Ik weet niet welke wetenschapsvisie hij voor ogen had maar het was niet de wetenschapsvisie waar ik mijn handtekening onder heb gezet. Ik citeer - uit eigen werk weliswaar, maar mét bronvermelding:
‘Net als binnen Horizon 2020 maken sociale en geesteswetenschappen een integraal onderdeel uit van de (wetenschaps)agenda.’ (Wetenschapsvisie 2025, pagina 26, Den Haag 2014)
Cultuurhistoricus dr. Thomas von der Dunk meent in de visie gelezen te hebben dat ‘de leek de deskundige gaat voorschrijven wat die moet doen.’ (Volkskrant, 8 december)
In de visie staat de zin: ‘Nederlandse wetenschappers, ondernemers, maatschappelijke organisaties, betrokken burgers en de overheid maken samen de wetenschapsagenda.’ We laten dus niemand iemand anders iets voorschrijven: we roepen juist op tot samenwerking. ‘Juist het vermogen om samen te werken is een belangrijke kracht van Nederlandse onderzoekers en instellingen die we met de Wetenschapsagenda optimaal willen benutten.’ (Wetenschapsvisie 2025, pagina 24, Den Haag 2014)
Prof. dr. Vincent Icke schrijft over de wetenschapsvisie in NRC Handelsblad (6 december): ‘Opvallend is de grote nadruk op maatschappelijke relevantie, valorisatie en samenwerking’. De conclusie die hij daaruit trekt is dat de wetenschapsvisie ‘een poging (is) de wetenschap te knevelen onder het mom van efficiëntie. Maar wetenschappers zitten niet te wachten op reaguurders.’ Ze moeten vrij onderzoek kunnen doen, aldus Icke.
In een commentaar suggereert datzelfde NRC Handelsblad (6 december) dat universiteiten alleen nog op politieke en economische bestelling zouden mogen werken.
Blijkbaar hebben zowel Icke als de commentator bij het lezen van de visie - want ik ga er vanuit dat ze het stuk wel hebben gelezen - de volgende passage over het hoofd gezien:
‘Tegelijkertijd staat voorop dat wetenschap een zoektocht is naar het onbekende. Dat betekent dus ook dat er ruimte moet zijn en blijven om ook eens te moeten concluderen dat een ingeslagen weg weliswaar een interessante zoektocht opleverde, maar uiteindelijk toch niet heeft gebracht wat we ervan hoopten.’ (Wetenschapsvisie 2025, pagina 9, Den Haag 2014)
Verbeelding aan de macht
Ik wil nu ook weer niet het beeld schetsen dat er alleen maar onzin wordt beweerd over de wetenschapsvisie. Want dat is verre van waar. Je hoeft het ook niet met iedereen eens te zijn. Vandaar dat ik afrond met een citaat uit een stuk van prof. dr. Beatrice de Graaf (NRC Handelsblad, 6 december), die me uit het hart gegrepen is.
‘De verbeelding moet aan de macht blijven, ook en juist op de wetenschapsagenda. Duizenden jonge onderzoekers staan te trappelen om de samenleving te laten delen in hun dromen, verbeelding en fantasieën. Ik stel voor om bij alle pleidooien voor ‘maatschappelijk nut’ die ruimte voor verbeelding en verrassing bovenaan op de wetenschapsagenda te zetten.’