Kabinet, blijf geloofwaardig over scholen in oorlogsgebied

Met dank overgenomen van J.J. (Jasper) van Dijk i, gepubliceerd op dinsdag 16 december 2014.

Het is onbegrijpelijk dat het kabinet zich terugtrekt uit de strijd tegen het misbruik van scholen in oorlogstijd, vindt Jasper van Dijk.

De regering moet internationaal actief de Richtlijnen voor de Bescherming van Scholen tegen Militair Gebruik gaan promoten. Daarnaast moet de rege-ring deze richtlijnen zelf gaan opnemen in haar militaire beleid, doctrine en training. Anders is zij weinig geloofwaardig meer als voorvechter van mondiale vrede en rechtvaardigheid.

Wereldwijd gaan er bijna 58 miljoen kinderen niet naar school. Een meerderheid van hen, zo'n 30 miljoen kinderen, gaat niet naar school vanwege oorlog en conflict in hun land. Hun scholen zijn volledig vernield of beschadigd en geplunderd door de strijdende partijen of worden gebruikt als militaire bases, kazernes, detentiecentra en opslagruimte voor wapens. Dit is het geval in meer dan zeventig landen.

Kindsoldaten

Het behoeft geen nadere uitleg dat dit een regelrechte aanval vormt op het recht op onderwijs en de veiligheid van leerlingen en leraren in het algemeen. Bovendien neemt hiermee het risico op rekrutering van kindsoldaten en op seksueel geweld toe. Tussen 2009 en 2013 liep het aantal aanvallen op scholen op tot 9500, zo blijkt uit een recent rapport van de wereldwijde coalitie ter bescherming van aanvallen op onderwijs (Global Coalition to Protect Education from Attack, GCPEA).

Deze coalitie, bestaande uit organisaties zoals Human Rights Watch en Save the Children, is daarom in 2013 met verschillende overheidsvertegenwoordigers en VN-organisaties begonnen met het opstellen van Richtlijnen ter Bescherming van Scholen tegen Militair Gebruik. Onlangs is dit proces afgerond en vandaag, op 16 december, worden deze richtlijnen gepresenteerd door de ambassadeurs van Noorwegen en Argentinië bij de VN in Genève.

Gewapende strijdkrachten van VN-lidstaten en non-gouvernementele gewapende groepen krijgen het verzoek zes eenvoudige richtlijnen te incorporeren in hun militaire beleid. De richtlijnen zijn in zichzelf niet juridisch bindend en hebben geen invloed op de bestaande verplichtingen uit hoofde van het internationaal recht. De richtlijnen respecteren het internationaal recht zoals het nu is; ze stellen geen wijzigingen voor.

Ook Nederland heeft zich de afgelopen twee jaar ingezet voor deze richtlijnen door aanwezigheid bij belangrijke vergaderingen en inhoudelijke bewerkingen van de conceptrichtlijnen. Onlangs nog liet minister Ploumen aan de Kamer weten dat Nederland ook in 2015 zal aandringen op betrokkenheid van andere staten bij dit proces.

Onenigheid

Desalniettemin ontving ik als lid van de vaste Tweede Kamercommissie voor defensie vorige week een brandbrief van verschillende leden van de GCPEA. Zij deden hierin de oproep aan de regering om de bijeenkomst vandaag in Genève te gebruiken om haar bereidheid opnieuw te bevestigen om de richtlijnen met andere Europese naties te promoten. En om opties na te streven om invulling te geven aan de richtlijnen voor wat betreft militaire beleidsvoering, doctrine en training in Nederland.

Hun was immers ter ore gekomen dat Nederland zich heeft teruggetrokken uit de groep van coördinerende kernlanden in Genève. De regering zou zelfs het openlijk promoten van de richtlijnen bij haar Europese buren willen opgeven.

Onduidelijk is waarom. Mogelijk is er onenigheid ontstaan tussen de coalitiepartners over de aanname van de richtlijnen. Voorziet minister Hennis-Plasschaert problemen bij het uitvoeren van haar operaties? Er zullen tal van scenario's te bedenken zijn, maar serieuze inhoudelijke argumenten tegen aanname van de richtlijnen bestaan er niet. Als voorvechter van vrede en rechtvaardigheid zou Nederland dan ook weinig geloofwaardig zijn wanneer onze natie het vandaag laat afweten.

Als woordvoerder onderwijs en defensie roep ik bij dezen het kabinet ertoe op de richtlijnen aan te nemen. Zoals ook de GCPEA stelt: laten we een eind maken aan militair gebruik van scholen en deze teruggeven aan scholieren.

Deze opinie verscheen eerder in Reformatorisch Dagblad.