Focus in TTIP op Europese belangen - Hoofdinhoud
Gisteren kopte de Volkskrant ‘Overleg vrijhandel EU-VS opgeschort’. Dat zou inderdaad nieuws zijn, maar het klopt niet.
Het artikel ging over het EU-VS vrijhandelsverdrag waar momenteel over onderhandeld wordt. Momenteel liggen de onderhandelingen over een klein onderdeel van het verdrag, het zogenaamde investeerder-staat geschillen beslechtingsmechanisme, afgekort ISDS, inderdaad stil. Dat is al stil sinds 21 januari 2014 zo, toen de Europese Commissie een publieksconsultatie uitschreef over dit onderwerp. Eerder deze week werden de resultaten van die consultatie bekendgemaakt.
Veel aandacht gaat uit naar ISDS, het zou de democratie zoals we die kennen opheffen, zeggen tegenstanders. Voorstanders zeggen juist dat het essentieel is om investeringen van Europese bedrijven te beschermen in de VS. Discussie over het onderwerp is goed en hopelijk komen de Europese Commissie en de lidstaten - die in de eerste plaats om een ISDS clausule vroegen (zie paragraaf 23 van het onderhandelingsmandaat) - snel met een actieplan.
Maar het is uitermate zonde dat het debat over TTIP zo wordt gedomineerd door ISDS. Binnen de TTIP onderhandelingen zijn er namelijk nog heel veel andere belangrijke onderwerpen en belangen, voor Europa en voor Nederland. De onderhandelaars komen gemiddeld om de twee maanden een week bij elkaar om over verschillende onderwerpen te praten. Van beide kanten doen er rond de honderdvijftig mensen mee aan die onderhandelingen, in 23 verschillende werkgroepen.
We hebben nog al wat te winnen bij een goed verdrag. In de Verenigde Staten zijn binnenlandse vluchten afgesloten voor Europese luchtvaartmaatschappijen. Ook is er een quotum voor gasexport vanuit de VS om de binnenlandse prijzen te drukken. Daardoor is het lastiger voor Europa om minder afhankelijk te worden van Russisch gas. Amerikaanse douaneprocedures zijn notoir langzaam en omslachtig waardoor Europese bedrijven vaak lang moeten wachten totdat hun goederen de VS in mogen, dat is altijd vervelend maar natuurlijk vooral voor producten met beperkte houdbaarheid (zoals Nederlandse kaas, bloemen en groenten en fruit).
Amerikaanse openbare aanbestedingen zijn vaak gebonden aan zogenaamde ‘Buy American’ clausules. Overheidsopdrachten moeten worden uitgevoerd door Amerikaanse bedrijven, met Amerikaanse werkkrachten en Amerikaanse producten. De EU is juist open op dit gebied. We zouden een gelijk speelveld moeten creëren zodat Europese bedrijven ook kunnen meedingen naar projecten in de VS.
Het is voor Europese reders nagenoeg onmogelijk om binnen de VS te opereren. In de VS moet elk schip dat goederen of personen verscheept tussen twee Amerikaanse havens, of dat bijvoorbeeld sleep- of baggerwerkzaamheden uitvoert, Amerikaanse eigendom zijn, van Amerikaanse makelij zijn, onder de Amerikaanse vlag varen en voor minstens 75% bemand zijn door Amerikaanse staatsburgers. Dit alles ter bescherming van de Amerikaanse scheepvaartsector, onder het mom van ‘National Security’ zoals een eeuw geleden in de Jones Act werd vastgelegd. Het zou voor Europese bedrijven, en Nederlandse scheepsbouwers, reders en baggeraars in het bijzonder, een groot verschil maken als deze wet werd opgeheven. De Amerikaanse maritieme vrachtsector vervoert jaarlijks meer dan een miljard ton aan goederen en heeft een marktwaarde van 400 miljard dollar. Eerder deze week kondigde Amerikaanse Senator John McCain aan dat hij wil proberen de Jones Act in te trekken. Juist nu moeten Europese bedrijven en beleidsmakers onderzoeken hoe ze bij kunnen dragen aan dat proces.
Als we dit soort belangen niet op de agenda zetten en onderdeel maken van het debat, dreigen we te verzanden in een interne discussie terwijl we ons moeten richten op wat we uit die onderhandelingen kunnen halen en hoe we een zo goed mogelijk verdrag voor Europa kunnen krijgen.