Bijdrage Arie Slob aan het plenair debat over inzet en capaciteit in de veiligheidsketen - Hoofdinhoud
Bijdrage van ChristenUnie Fractievoorzitter Arie Slob aan een plenair debat met minister-president Rutte en minister Opstelten van Veiligheid en Justitie
Onderwerp: Debat over inzet en capaciteit in de veiligheidsketen
Kamerstuk: 29 754
Datum: 11 februari 2015
De heer Slob (ChristenUnie):
Mevrouw de voorzitter. Het eerste slachtoffer van een verdwijnende rechtsstaat is het strafrecht. Het tweede slachtoffer is de taal. Waar de rechtsstaat verdwijnt, verschijnen de holle woorden, het onrealistische taalgebruik. Dat is een citaat van de socioloog en jurist Kees Schuyt. Ik moest daaraan denken bij de voorbereiding van dit debat: een debat dat gaat over de beschikbare en benodigde capaciteit in de veiligheidsketen, maar ook een debat dat uiteindelijk natuurlijk ook gaat over onze rechtsstaat en over of wij er alles aan doen om onze rechtsstaat goed te laten functioneren en waar nodig te versterken en om ook bedreigingen van die rechtsstaat te bestrijden. Het gaat dus ook over de wijze waarop we met grondrechten omgaan in dit land. Het gaat om de vraag of we voldoende beseffen dat grondrechten universeel zijn en of we bereid zijn om daar ook naar te handelen. Het gaat over de wijze waarop we in dit land met minderheden omgaan. Hebben ook zij een volwaardige plaats in ons land? Komen we voor hen op als die plaats wordt bedreigd, zoals we in de laatste tijd met name zien rond de joodse gemeenschap in ons land? Ik denk hierbij ook aan de onverkwikkelijke actie bij een moskee in aanbouw in Leiden.
Het gaat ook om het functioneren van onze rechterlijke macht, zeker in een week als deze, waarin een tweetal mannen uit Arnhem zijn vrijgesproken van het voorbereiden van terroristische misdrijven. Die uitspraak roept misschien vragen op, maar er blijkt vooral uit dat onze rechterlijke macht onafhankelijk functioneert en toetst of de regels van onze rechtsstaat zijn toegepast. In deze situatie ging het onder andere over de artikelen 46 en 83 van het Wetboek van Strafrecht. Het was ook een situatie waarin het Openbaar Ministerie mogelijkheden heeft om tegen zo'n uitspraak in beroep te gaan, wat nu ook zal gebeuren. Ik ben blij om te leven in een dergelijke rechtsstaat. Grondrechten gelden hier voor iedereen. Minderheden mogen hun plaats hebben in onze samenleving. Geen straf zonder bewijs. Geen veroordeling zonder een daaraan voorafgaande strafbepaling die daartoe strekt. De overheid is gebonden aan het recht. Het is deze rechtsstaat die ons onderscheidt van landen en bewegingen die die rechtsstaat juist omver willen werpen omdat zij niet staan voor vrijheid en gelijkheid.
Die rechtsstaat, onze rechtsstaat, moet echter weerbaar zijn. Over die weerbaarheid maakt mijn fractie zich wel zorgen. Dat was ook de reden waarom wij medeondertekenaar waren van de vragen die zijn gesteld over de capaciteit van onze veiligheidsketen. Ik begrijp oprecht de houding van het kabinet niet. Waarom zo'n massief verweer tegen pleidooien uit de Kamer om, in een tijd van toenemende bedreigingen, nationaal en internationaal — kijk maar om je heen! — de veiligheidsketen in ons land te versterken? Waarom zo krampachtig de indruk wekken dat alles crescendo gaat, als in alles duidelijk is dat er iets aanvullends moet gebeuren; al was het alleen maar om tijdig voorbereid te zijn op meer terugkeerders uit Syrië of om te voldoen aan de aanvullende behoefte aan meer beveiligers? Er vallen immers gaten en die moeten worden gevuld. De tijd van studeren en onderzoek is inmiddels wel een beetje voorbij. Actie graag!
Met betrekking tot de weerbaarheid van onze rechtsstaat maakt de fractie van de ChristenUnie zich ook zorgen over de overdracht van de waarden van de rechtsstaat in het onderwijs. Is er voldoende veiligheid op scholen, voor docenten, om hierover te spreken met hun leerlingen, en ook over de wijze waarop in het verleden met onze rechtsstaat is omgegaan? Wij horen te veel signalen van docenten die dat niet durven of zich onvoldoende gesteund weten door ouders of door hun directie. Ik wil hun vragen om niet te stoppen. Wat doet het kabinet om hen te ondersteunen in hun belangrijke werk?
Tot slot. We mogen blij zijn met de rechtsstaat, maar we zullen moeten beseffen dat het onderhoud aan die rechtsstaat een dagelijkse opdracht is. Ik vraag het kabinet om zijn verantwoordelijkheid daarvoor ten volle te nemen; niet alleen met woorden, maar vooral met daden.
Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.