Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Cultuur in beeld en BIS - Hoofdinhoud
Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber op het onderdeel Cultuur van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan een algemeen overleg met minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Onderwerp: Cultuur in beeld en BIS
Kamerstuk: 32 820
Datum: 15 januari 2015
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. De minister schetst in haar brief de gevolgen van de bezuinigingen. Aan de ene kant lijken de gevolgen mee te vallen. Het cultuuraanbod is op peil gebleven. De participatie is zelfs toegenomen. Op dit moment zijn vrijwel geen instellingen gestopt met hun activiteiten. Ook lijkt er geen sprake te zijn van grootschalige stapeling van bezuinigingen door de verschillende overheidslagen.
Tot zover het goede nieuws, want hierbij zijn ook wat kanttekeningen te plaatsen. Het cultuuraanbod is weliswaar op peil gebleven, maar dit zegt nog niets over de kwaliteit en diversiteit van het aanbod. Wil de minister ook dit meenemen in haar monitoring? Zij schrijft dat het nog te vroeg is voor definitieve conclusies. Ik deel die mening, maar zij signaleert ook dat instellingen zich mogelijk uitputten door maatregelen die zij moesten nemen om de bezuinigingen op te vangen. Ik deel de zorgen van de minister hierover. Hoe gaat zij dit monitoren? Wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd? Wanneer is voor de minister het moment aangebroken waarop zij ingrijpt? Laten wij voorkomen dat wij te laat zijn met maatregelen en dat er gaten gaan vallen in het aanbod doordat instellingen de komende jaren alsnog omvallen. Is zij bereid hier in haar adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur ook aandacht aan te besteden?
Ik denk dat dit scenario niet onrealistisch is. Instellingen proberen met veel kunst- en vliegwerk de bezuinigingen op te vangen. Er wordt ingeteerd op reserves maar dit kunnen ze op den duur wellicht niet volhouden. Er is sprake van veel meer flexibilisering. Het aantal exploitatiesubsidies wordt afgebouwd ten gunste van projectsubsidies. De vaste inkomstenstroom wordt in toenemende mate vervangen door onzekere private bijdragen. Het aandeel vaste contracten is fors gedaald. Het perspectief van zzp'ers in de culturele sector is niet bepaald rooskleurig. Flexibilisering wil ik zeker niet als alleen iets negatiefs schetsen, maar ik zie wel dat hiermee het fundament mogelijk uitgehold dreigt te worden. Ziet de minister dat ook? Wil de minister de ontwikkelingen volgen? En is het, zoals Kunsten '92 heeft geadviseerd, nodig om de ontwikkelingen, de gevolgen van de bezuinigingen, veel diepgaander te analyseren?
In eerdere debatten is door interventie van de Tweede Kamer een aantal organisaties weer perspectief geboden. Ik denk aan Huis Doorn, het Rijksmuseum Twenthe en het Metropole Orkest. De minister noemt een aantal van deze instellingen als succesvol in haar brief. Is hun positie nu stevig verankerd, ook voor de toekomst?
Talentontwikkeling is voor de ChristenUnie belangrijk. De minister onderstreept dit door hier in haar adviesaanvraag expliciet een aantal vragen over op te nemen. Zo legt de minister de vraag voor of talentontwikkeling een plek binnen de BIS kan houden. Ik benadruk graag het belang van de postacademische opleiding in ons stelsel, zoals de Ateliers in Amsterdam waar jonge kunstenaars zich onder begeleiding van een gevestigd kunstenaar volledig op hun werk kunnen richten. Maar ook in andere sectoren dan de beeldende kunst moet talentontwikkeling structureel goed ingebed worden. De minister heeft hier aandacht voor in haar adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur. Toch heb ik een aantal brieven ontvangen vanuit het veld waarin men zich zorgen maakt over talentontwikkeling. Deelt de minister die zorgen? Moeten wij hier niet veel kritischer op zijn?
De regionale musea timmeren flink aan de weg en hebben een steeds groter belang voor de regio en voor de presentatie van de regionale identiteit. De minister heeft hierover een vraag opgenomen in haar adviesaanvraag, maar die vond ik nogal cryptisch. Kan de minister die toelichten? Het gaat over "spreiding in het licht van de ontwikkeling van een eigen profiel van steden en regio's". De Partij van de Arbeid had daar ook een vraag over gesteld. De ChristenUnie hecht aan spreiding van het culturele aanbod. Ziet de minister hier nu een spanningsveld met het ontwikkelen van een eigen profiel of is het juist een versterking ervan? Is het niet nodig om die definitie verder te verbreden? Het regionale aanbod gaat toch verder dan een eigen profiel? Ik kan mij volledig aansluiten bij de vraag van de Partij van de Arbeid hierover. Overigens denk ik dat het goed is dat instellingen meer ruimte krijgen om een eigen profiel te ontwikkelen.
Mijn laatste punt betreft cultuureducatie. Er gaat extra geld naar muziekonderwijs. Daar zijn wij uiteraard blij mee. Kan de minister al een stand van zaken geven? Hoeveel scholen doen mee? Hoe wordt cultuureducatie in het onderwijs verankerd? Ik heb een brief gekregen waarin gewezen wordt op de positie van groepsleerkrachten versus vakleerkrachten. Ik weet niet of de minister die brief ook kent. Wellicht kan zij daar toch op reageren. Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat muziekonderwijs echt in het hart van het onderwijs verankerd wordt?
Tot slot, kunst en cultuur hebben economische, maatschappelijke en artistieke waarde. De minister beschrijft dit ook. Daarom vind ik het van belang om op te merken dat de waarde van cultuur niet alleen uitgedrukt kan worden in financiën of bezoekcijfers.
Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.